Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Brieven des Heilands aan de zeven Gemeenten van Klein-Azië 19

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Brieven des Heilands aan de zeven Gemeenten van Klein-Azië 19

De Brief aan Sardes 1

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

„En schrijf aan den Engel der gemeente, die te Sardes is: Dit zegt, die de zeven Geesten Gods heeft, en de zeven sterren: lk weet uwe werken, dat gij den naam hebt, dat gij leeft, en gij zijt dood. Wees wakende, en versterk het overige, dat sterven zoude; want Ik heb uwe werken niet vol gevonden voor God. Gedenk dan, hoe gij het ontvangen en gehoord hebt, en bewaar het, en bekeer u. Indien gij dan niet waakt, zoo zal Ik over u komen als een dief, en gij zult niet weten, op wat ure Ik over u komen zal. Doch gij hebt (eenige) weinige namen ook te Sardes, die hunne kleederen niet bevlekt hebben, en zij zullen met Mij wandelen in witte (kleederen), overmits zij het waardig zijn. Die overwint, die zal bekleed worden met witte kleederen; en Ik zal zijnen naam geenszins uitdoen uit het boek des levens, en Ik zal zijnen naam belijden voor mijnen Vader en voor Zijne Engelen. Die ooren heeft, die hoore, wat de Geest tot de gemeenten zegt.Openb. 3 : 1—6

Kon de Heiland in de vorige brieven telkens iets voorop plaatsen, dat Hij prijst, en klinkt daarna het waarschuwende „dit heb Ik tegen u!” of, zachter nog, „Ik heb eenige weinige dingen tegen u!” den Engel en de gemeente in de ooren, de brief aan den Engel der gemeente, die te Sardes is, maakt hiermede, gelijk de laatste aan Laodicea, verschil.
Geen lof wordt vernomen; maar scherpe berisping.
Het is, of wij den Heiland wederom zijn „Wee, u! gij geveinsden!” tegen vorm- en schijndienaars hooren uitroepen.
De gemeente van Sardes toont ons het naam-christendom in zijne diepe armoede. Slechts (eenige) weinige namen in Sardes maken een uitzondering ten goede. Droef beeld van eene gemeente, waarin te voren zeker ook door het geloof het Evangelie is geweest eene kracht Gods tot zaligheid, waarin men zich verblijd heeft in de hope der heerlijkheid Gods, waarin in de werken der liefde de levensgemeenschap met den God aller genade zich uitsprak.
Toen verkwikte de levensgeur; nu benauwt de doodslucht.
Van tempel des levenden Gods is Sardes geworden eene ruïne, onbewoonbaar voor den Heiligen Geest.
„Hij, die de zeven Geesten Gods heeft”, vindt geen plaats voor Zijnen Geest. Een andere geest heeft zijn intrek genomen in Sardes Zij is eene woonstede der draken geworden.
En „Hij, die de zeven sterren in Zijne hand houdt”, ziet de ster van Sardes getaand is glans, straks geheel uitgebluscht. Wat moet Hij met die ster in Zijne hand doen; ligt het oordeel der verwerping niet op haar?
„Ik weet uwe werken”, zegt de Hartenkenner.
Er zijn dus werken! Zeker, misschien wel vele. In het oog des menschen prijzenswaardige, goede. Zijn echter alle goede werken wel goede werken? Gij weet, hoe onze catechismus de goede werken omschrijft a!s volgens Gods wet, tot Zijne eere, gegrond niet op ons goeddunken of menschen-inzettingen. Goede werken in vorm zijn niet altijd goede werken in wezen. Er kan zooveel zijn, dat uiterlijk aantrekkelijk is; er kan eene gedaante van godzaligheid zijn, een roep van voortreffelijkheid, een onberispelijke wandel kan beminnenswaardig doen lijken, maar als dit alles niet voortkomt uit het leven, als de ware grond ontbreekt, wat dan? Dan wortelt het goede werk niet in het werk Gods, dan wortelt het in de omstandigheden, in de opvoeding, in het gedragen worden door de omgeving, in het karakter, — en het goede werk wijst dan niet naar boven maar naar binnen, naar den persoon van wie het werk is of naar de gemeenschap, waartoe hij behoort: Zulke werken zijn doode werken.
De Heiland prijst dan ook geene er van. Laat het zijn. dat Sardes' gemeente groeit in grootte en bloeit in kerkelijk en maatschappelijk liefdewerk; laat het zijn, dat er een roep van Sardes uitgaat — het schoone behaagt den Heere alleen als vorm van het ware en waar dit laatste ontbreekt is de vorm ijdelheid.
„Gij hebt den naam, dat gij leeft, en — gij zijt dood!”
Ontzettend woord! Gij denkt het van uzelf en anderen zeggen het van u, dat gij leeft, maar het is zoo niet. Moet dit woord ook in onzen tijd niet met opmerkzaamheid worden aangehoord en overdacht? Is het ook nu niet zoo, dat, bij al den ijver voor God en Zijn dienst, bij al het roepen „des Heeren tempel, des Heeren tempel!”, de Heere, als Hij zoekt naar de openbaring van waarachtig geestelijk leven, moet zeggen: Gij zijt dood? Ligt, bij al den bloei van het kerkelijk leven, wij hebben geen bepaalde kerk op het oog, de doodskleur niet over de gemeente Gods? Waar vinden wij het geloof in zijne eenvoudigheid? Waar is het roemen in God, in Hem alleen? Waar is het klagen vanwege zijne zonde, dat niet in het klagen steken blijft, maar doorbreekt, vluchtende tot den Heere? Ach, mijn lezer, wat zal al ons vroom gedoe baten, als wij alleen maar vragen naar de geruststelling onzer ziel en niet zoeken de rust in God ? Wat zal het ons baten, als wij genoeg hebben aan ons beginsel, als wij, met de noodige verandering, roepen: Wij hebben Abraham tot een vader? Wat zal het ons baten, als heel de wereld onze christelijke openbaring roemt en in haar hart zegt: Die menschen leven! terwijl de Heere zegt: Gij zijt dood? Neen, schijn kan niet redden voor God; Hij ziet het harte aan.
Doch ook hier het woord van Hem, die niet gekomen is om te verderven, maar om te behouden; die geen lust heeft in den dood des zondaars, ook al is die zondaar een naam-christen, iemand, die verstandelijk wel weten kan, wat noodig is.
„Wees wakende”, roept de Heere den Engel van Sardes toe, hem, die de zoo verantwoordelijke taak van waker voor de zielen heeft. Tot hem in de eerste plaats komt het woord, „zijt wakende !” d.i. wordt wakker!” Wij hooren hier het woord uit den Efezer-brief: Ontwaak, gij die slaapt, en sta op uit de dooden, en Christus zal over u lichten ! Hebben wij dat niet allen noodig? Is het inzonderheid den Dienaren niet van noode? Gewis, alleen in Christus' licht is het leven, eigen licht is de dood, ook al is het licht, dat aangestoken is aan Christus' licht. Elke afwijking van Christus voert tot een af-zijn van Hem, tot een wel weten, wel kunnen, wel zullen. En daarin groeien wij en vergeten wij het woord des Doopers; Hij moet wassen, ik minder worden. Mochten wij maar veel kennis hebben aan het terugkeeren tot Christus, dan zullen wij wakende zijn en niet laten verderven, maar „versterken het overige, dat sterven zou,” door het in de gemeenschap van Christus mede te nemen. Dan komt de ware zorg voor de kudde in haar geheel, de ware liefde voor de schapen in het bijzonder over den herder, als hij in Christus' licht mag wandelen. Dat deed Sardes' Engel niet. Hij werkte wel, maar zijne werken waren niet vol voor God. Zelf meende hij van wel, maar de Heiland zegt: „Ik heb uwe werken niet vol gevonden voor God!”
Let wel, er staat niet: niet groot of niet veel, maar niet vol. Het gaat in het geestelijke leven niet om groote of vele werken, het gaat om volle, d.i. door en door ware werken; het gaat om het echte goud. Nu had Sardes veel en de grootheid trok den mensch, maar hoe schoon en goed ook, als de nardus der Godsverheerlijking de albasten flesch niet vult, dan heeft voor het werk van Maria dé flesch geen waarde en ook geen waarde voor Jezus. Zij is leeg, niet vol.
F. Lengkeek

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 februari 1925

De Wekker | 4 Pagina's

De Brieven des Heilands aan de zeven Gemeenten van Klein-Azië 19

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 februari 1925

De Wekker | 4 Pagina's