Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Brieven des Heilands aan de zeven Gemeenten van Klein-Azië 20

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Brieven des Heilands aan de zeven Gemeenten van Klein-Azië 20

De Brief aan Sardes 2

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Openb. 3 : 1—6.

De toestand, die in Sardes gevonden wordt, is niet altijd het kenmerk van de gemeente aldaar geweest; ook hebben wij ons niet voor te stellen, dat die toestand plotseling is ingetreden. Sardes' Engel en gemeente, heeft andere, betere tijden gekend, tijden, waarin het niet ontbrak aan levend geloof, en er dus ook de levendigheid des geloofs gevonden werd. Vraagt men, of het dan mogelijk is van het geloof te vervallen, dan antwoorden wij, dat dit van eene gemeente wel gezegd kan worden doch niet van een persoon in het bijzonder. Wel kan er bij zulk een persoon gevonden worden eene verachtering in de genade, — wie van Gods kinderen moet niet klagen over tijden van doodigheid, waarin de vraag zich als opdringt: „Heb ik wel geloof? — maar van een verliezen des geloofs als genadegave Gods kan in hem geen sprake zijn. De geloovige blijft, ook niettegenstaande zijn ongeloof, een geloovige. Hoe ver afgeweken, hij is en blijft een kind des Heeren. Dat kan bij niet verliezen.
Met eene verzameling van menschen, gelijk eene gemeente is, is dit iets anders. Als het leven in plaats van den dood uitzondering wordt in eene gemeente, dan is die gemeente dood. De uitzonderingen in haar maken haar geen levende gemeente, evenmin als enkele dooden in haar haar tot eene doode gemeente zoude maken. Wij moeten ons, wanneer wij dit zeggen, losmaken van de steeds meer veld winnende voorstelling, dat de leden der gemeente als korrelen zands naast elkander zouden bestaan; alsof dus eene gemeente geen geheel zou zijn, waarvan de leden één lichaam vormen. Onze tijd is die richting niet ongunstig gezind, en velen willen dien kant wel uit, soms door eene verkeerde toepassing der ook nu geldende waarheid, dat het niet al Israël is, wat Israël heet, waardoor de band van het geheel wordt weggenomen. De gemeente is voor hen eigenlijk alleen de kern der gemeente; het overige hangt er maar zoo wat bij. Alsof niet heel Israël onder den ouden dag Gods volk ware en als zoodanig stond onder de tucht, de bearbeiding Gods. Niet tot het Israël uit of in Israël maar tot geheel Israël zond God Zijne profeten, en met geheel Israël deelden ook de ware kinderen Abrahams in de strafgerichten, die Hij over gansch Israël komen liet; denk bijv. aan hongersnood, aan ballingschap.
De gemeente in haar geheel is de gemeente van Jezus Christus, Geheel de gemeente staat onder ambtelijke bearbeiding, toezicht en tucht. Alle zielen in de gemeenten zijn den opzieners toebetrouwd, opdat zij er over waken zouden, en de Engel der gemeente heeft allen te verlichten.
Wat nu in den enkeling niet mogelijk is, is wel mogelijk in haar, n.l. dat er versterving zou plaats hebben. Als David zegt, dat de getrouwen weinigen geworden zijn in den lande, dan wijst ons dit op de vrucht van zulk eene versterving. Als de Heere klaagt, dat Zijn volk Hem verlaten heeft, eveneens. Die klacht wijst ons niet op afwijkingen, gelijk ze gevonden kunnen worden in den geloovige, maar op eene afkeering van het volk in zijn geheel. Hoe leert ook de geschiedenis van Christus kerk ons, dat waar te voren de gemeenten gedragen werden door het leven der kinderen Gods, er later sprake kon zijn van eene openbaring, die geheel in tegenspraak was met de voorgaande. Niet het geloof als zoodanig is heengegaan, maar het geloof is met de waarlijk geloovigen heengegaan, of wel, het ongeloof heeft de overhand gekregen, of, zooals in Sardes, de afgoderij van den vorm is gekomen in de plaats van het leven.
Nu heerscht de dood in Sardes en, wij kunnen er zeker van wezen, „de (eenige) weinige namen” hebben moeten zuchten onder dien dood. Zij hebben in handel en wandel er tegen getuigd, maar de zelfgenoegzaamheid, het „wat ontbreekt ons nog” was niet te breken, het behield de overhand.
Het is anders geweest te Sardes.
De Heiland laat den Engel der gemeente, den verantwoordelijken leider, schrijven: „Gedenk dan, hoe gij het ontvangen en gehoord hebt, en bewaar het, en bekeer u!”
De toestand, waarin Sardes verkeert, moet den dienaar ter harte gaan. Hij en de gemeente, zij hebben het, d. i. het woord des levens, ontvangen en gehoord, niet als een wetboek met titels en artikelen, maar als een levend woord, als dat Woord, dat naar des apostels getuigenis is „levend en krachtig en scherpsnijdender dan eenig tweesnijdend zwaard, en dat doorgaat tot de verdeeling der ziel, en des geestes, en der samen-voegselen, en des mergs, en een oordeeler is der gedachten en der overleggingen des harten.”
Dat Woord is in Sardes gekend als kracht Gods tot zaligheid en er is aldaar geroemd in de vrijmaking door het Woord. Toen tintelde het leven. Maar de inzinking is gekomen. Waarschijnlijk, wij lezen tenminste niets van vervolging en druk, heeft Sardes' gemeente rust gehad van rondom. Sardes is vet geworden en — toen Jeschurun vet werd, sioeg hij achteruit. Rijkdom en rust beteekenen niet altijd voorspoed en zegen. De beste tijden van 's Heeren kerk zijn in den regel de tijden, waarin de kerk het meest te lijden heeft. Ook dan is er gevaar, want de geestelijke strijd rust ook in die tijden niet, maar de druk van buiten doet van binnen meer op de hoede zijn. Als evenwel alles voor den wind gaat, dan raakt de diepte wel eens zoek en krijgt men verwachting van zichzelf, van zijne rechtzinnigheid, zijne organisatie. De tevredenheid met den toestand, waarin men verkeert leidt tot tevredenheid met zichzelf. Men heeft geen Redder, geen Zaligmaker meer van noode, en toch, waar het ware laven is, heeft men aan Dezen altijd behoefte.
Dat eerste leven had in Sardes gekweekt en bewaard moeten worden, De Engel is echter tevreden geweest met het oppervlakkige; als 't maar goed ging, was het hem goed.
Maar nu komt tot hem de roepstem, om alsnog te bewaren. Waardoor? Door bekeering ! Bekeering van hem, opdat er bekeering zij der gemeente. Zij moet een ander aanzien verkrijgen voor den Heere. Het leven moet bij haar de overhand verkrijgen. Er moet een terugkeer zijn tot de eenvoudigheid des geloofs, dat wel niet zonder vormen kan zijn, doch niet in vormen bestaat. De albaster flesch moet weer vol worden.
Kan de Engel dan werken?
De Heere plaatst voor den eisch, den rechtmatigen eisch.
Zijn wij voorzichtig, dat wij ons aan dien eisch niet onttrekken. Juist door den eisch te zien als rechtmatig, in alle opzichten beantwoordende aan de heiligheid des Heeren en aan onze roeping, zal hij klemmen, uitdrijven, opdat met Augustinus gebeden worde: Geef, Heere, wat Gij gebiedt, en Gij zult niet tevergeefs geboden hebben.
De engel moet naar zijne binnenkamer om voor Gods aangezicht te gedenken en — te belijden. En hij moet er uit, naar buiten treden, om de gemeente in de vreeze des Heeren te bearbeiden, haar op te roepen tot verootmoediging voor het aangezichte Gods.
Heeft de gemeente, als gemeente, gekend de vreugde van het heil des Heeren en was zij toen den Heere aangenaam, niet dan langs den weg van verootmoediging, waarin het zelfgenoegzame „ik” breekt, zal opnieuw die vreugde gekend worden en zal de gemeente leven.
En de sprankels des levens zullen haar, als geheel, doorgloeien, Gode tot eer, Christus tot roem, den Heiligen Geest tot verheuging.
F. Lengkeeek

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 februari 1925

De Wekker | 4 Pagina's

De Brieven des Heilands aan de zeven Gemeenten van Klein-Azië 20

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 februari 1925

De Wekker | 4 Pagina's