Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gethsemané 1

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gethsemané 1

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Toen ging Jezus met hen in eene plaats, genaamd Gethscmané, en zeide tot de discipelen: Zit hier neder, totdat Ik henenga en aldaar zal gebeden hebben. En met Zich nemende Petrus en de twee zonen van Zebedeüs, begon Hij droevig en zeer beangst te worden. Toen zeide Hij tot hen: Mijne ziel is geheel bedroefd tot der dood toe: blijft hier en waakt met Mij. En een weinig voortgegaan zijnde, viel Hij op Zijn aangezicht, biddende en zeggende: Mijn Vader, indien het mogelijk is, laat dezen drinkbeker van mij voorbijgaan, doch niet, gelijk Ik wil, maar gelijk Gij wilt. En Hij kwam tot de discipelen en vond ze slapende, en zeide tot Petrus; Kondet gijlieden dan niet één uur met Mij waken? Waakt en bidt, opdat gij niet in verzoeking komt; de geest is wel gewillig, maar het vleesch is zwak. Wederom ten tweeden male henengaande, bad Hij, zeggende: Mijn Vader, indien deze drinkbeker van mij niet voorbij ban gaan, tenzij dat Ik hem drinke, Uw wil geschiede. En komende (bij hen), vond Hij ze wederom slapende; want hunne oogen waren bezwaard. En hen latende, ging Hij wederom henen en bad ten derden male, zeggende dezelfde woorden.Matth. 26 : 36—44.

Van drie hoven hier op aarde wordt in de Heilige Schrift bijzondere melding gemaakt. De eerste is de hof van Eden, het aardsche Paradijs, waarin God den rechtgeschapen mensch plaatste, om dien te bebouwen en te bewaren. Levend werd de mensch er in gesteld; dood ging hij er uit.
De derde is de hof van Jozef van Arimathea, waar het nieuwe graf was, waarin nog niemand had gelegen en waar men Jezus bijzette. Dood werd Hij in dien hof gebracht; levend verliet Hij dien.
De hof van Eden was getuige van eene smadelijke nederlaag.
Jozefs hof spreekt van eene glorierijke overwinning.
Tusschen die beide de strijd tot herwinning van het verlorene.
Die strijd is voor een niet gering gedeelte gestreden in den, naar tijdsorde der geschiedenis, tweeden hof: Gethsemané.
Trekken wij de schoenen van de voeten, als wij getuigen willen zijn van de worsteling, daar door den Zoon van God, den Zoon des menschen, gestreden!
Na de viering van het laatste pascha, de instelling van het sacrament des Avondmaals, de ontdekking en verwijdering van den verrader, gaat Jezus met Zijne discipelen naar buiten de stad, naar den Olijfberg. Aan den voet van dezen berg ligt Gethsemané, een olijf-gaarde. De gang hierheen is den discipelen niet vreemd. Meermalen was de Heiland daar geweest met de Zijnen, om aldaar te bidden. Toch is er nu iets bijzonders. Het rechte dringt niet door tot de discipelen. Dat er wat groots, wat beslissends gebeuren zal, staat vast. Maar wat? De vleeschelijke messiasver-wachting belet te verstaan in juiste verhouding en beteekenis, wat de Heiland tot hen spreekt op den weg naar Gethsemané; te beseffen, wat Hij ten aanhoore van hen en voor hen bidt tot den Vader, als Zijn Hoogepriestershart zich blootlegt voor Gods aangezicht. Hadden zij het alles begrepen, ook wat het zeide, „Ik heilig Mijzelven voor hen”, mogelijk hadden zij den Heiland gebeden een anderen weg te gaan, Zich te versteken voor den vijand. Judas wist immers ook die plaats! Maar zij kenden Jezus wel, maar verstonden de wijze, waarop de Christus Israël verlossen zou, niet. Eerst later, op den derden dag, den dag van Christus' opstanding, en inzonderheid dan, als op den vijftigsten dag zij vervuld zullen worden met den Heiligen Geest, dan zullen zij verstaan en gelooven en aanbidden.

Zij weten niet, wat komen zal.
Christus ziet het alles; Hij weet!

In Gethsemané zal slaan de ure van de vijanden, het woord zal zijn aan de macht der duisternis. Hij zal worden overgeleverd in de handen van zondige menschen, heengeleid ten doode.
Hij weet dat, en toch gaat Hij naar Gethsemané.
Zal Hij dien vijand terstond ontmoeten, als Hij den hof betreedt? Neen, later zal de vijand komen; eerst moet nog een andere, strijd gestreden worden.
Als het gezelschap den Olijvenhof bereikt, laat Jezus een achttal der discipelen achter en met de overige drie, het bekende drietal, dat boven de anderen toegelaten werd getuige te zijn van hetgeen de Heiland deed en wedervoer, met Petrus, Jacobus en Johannes, gaat de Heere dieper den hof in. Maar ook bij dit drietal blijft de Heiland niet.
Als Hij met hen den hof ingaat, begint Hij droevig en zeer beangst te worden. De evangelist Markus spreekt van verbaasd.
Wat is het, dat Hem beangst en verbaast, dat Hem doet klagen tot de discipelen: „Mijne ziel is geheel bedroefd tot den dood toe”; en Zich als vast doet klampen aan hen met het woord „blijft hier en waakt met Mij?”
Wat drijft Hem, eenen steenworp verder te gaan, en Zich neer te werpen op Zijn aangezicht? Wat doet hem kruipen, een worm, geen man?
Is het de Judas-kus, dien Hij zal moeten ondergaan?
Is het het met touwen gebonden worden, de smadelijke wegvoering?
Is het de veroordeeling tot den dood door het Sanhedrin, de spot en verachting, die Hij zal moeten dragen in de zaal van Kajafas?
Is het de geeseling, de doornenkroon, de purperen mantel?
Is het het kruis met al zijne verachting ?
Is het het verlaten worden van Zijnen Vader?
Of is het mogelijk dat alles bij elkander, geheel het lijden, dat over Hem komen zal? Drukt Hem het moeilijke, smartelijke, smadelijke van den weg, dien Hij moet bewandelen, om tot heerlijkheid te komen?
De Heiland spreekt in Zijne beden tot den Vader van dezen drinkbeker, d.i, een drinkbeker, die aanwezig is, die Hem op de hand gezet is, opdat Hij dien nu zoude ledigen. Geen toekomstig, maar een tegenwoordig lijden doet Hem klagen.
Welk lijden is dat? Het is het lijden der ziel onder den greep des doods.
Ahlfeld zegt er van: „Ieder groot lijden, en inzonderheid de dood der geloovigen, wanneer hij niet plotseling en onverwacht over hen komt, heeft drie stations. Eerst ziet hij den dood uit de verte komen. Bij dit zien van verre is het geloof spoedig zoo sterk, dat de mensch slechts gedachten van overwinning heeft. Natuur en leven spreken dan nog niet mede; wij zien in het afscheid niets dan de verheerlijking, die de Heere Zijnen geloovigen beloofd heeft. Maar het onweder komt nader, het gaat het eerst den inwendigen mensch binnen. Eerst moet het daarbinnen versterven, voordat het daarbuiten zal versterven; eerst moeten daarbinnen de wortelen worden afgesneden, voordat daar buiten de draad wordt afgesneden. Dit inwendige sterven is het diepste en het zwaarste. De zonde, die prikkel des doods, staat voor de ziel. Daar komt de natuurlijke liefde tot het leven bij, die God inplanten moest, opdat de mensch zou leven. Al de banden beginnen dan ook de stem te verheffen, door welke wij aan ouders, of kinderen, of vrienden, of aan ons geheele geslacht zijn verbonden. Vleesch en bloed eischen ook hun recht, ja, zij nemen dat recht met zooveel geweld, dat er nauwelijks één geloovige henengaat, bij wien in dit inwendig sterven de baren van angst niet hoog oprezen. Wanneer dat is doorgestorven, wanneer na dien strijd de ziel kan roepen: „Gode zij dank, die mij de overwinning gegeven heeft,” dan verkrijgt het uitwendige sterven een stil, maar zalig karakter. Er wordt niet gejubeld, alsof de dood iets zoo geheet lichts ware, zooals de Christen in de eerste liefde het zich inbeeldt. Op het aangezicht ligt het stof en zweet van den zwaren strijd, maar op dat arme aangezicht liggen ook de stille, zalige trekken van overwinning, ligt ook het morgenrood der zaligheid. Dan volgt het werkelijke sterven; het is nog een mengsel van het hier en ginds, van zonde en genade; maar de genade behoudt de overwinning, en — alzoo slaapt hij in.”
Ahlfeld zegt dit van den geloovige en wij moeten toestemmen, dat het beeld, door hem geteekend, in het algemeen juist is. Menig krankbed van Gods kinderen bevestigt het.
Op soortgelijke wijze hebben wij ook den angst, de droefheid, de verbaasdheid van den Heere Jezus in den hof van Gethsemané te beschouwen. Hij, de overste Leidsman en Voleinder des geloofs was, zeker, waarachtig God, maar ook waarachtig mensch.
Zijne menschelijke natuur kan den dood niet willen. De scheiding van ziel en lichaam is ook in Hem niet iets natuurlijks, geene vanzelfheid. Die teedere banden tusschen die beide, zoo rein en zuiver, zoo onzondig één in Hem, moeten verscheurd worden. Ook andere banden, die Hem binden naar Zijne menschheid aan de Zijnen, moeten worden verbroken. Vóór, neen, in dat feit staat Jezus. Vóór Hij den lijdensweg betreedt, moet dit plaats hebben.
„Banden des doods omringen Hem; angsten der hel treffen Hem; benauwdheid vindt Hij en droefenis!”
Geperst wordt Hij in den Olijvenhof. Hij schreit Zijne zieletranen; Zijn zweet-droppelen vallen, als druppelen bloeds ter aarde.
Het inwendige sterven van den Christus in Gethsemané, dat is het, wat wij vertolken in het artikel onzer belijdenis : nedergedaald ter helle.
Als deze strijd volstreden is, dan lijdt Christus verder, als een lam, dat ter slachting geleid wordt, als een schaap, dat stom is voor het aangezicht zijner scheerders; Hij doet Zijnen mond niet open,
Na Gethsemané lezen wij van geen klacht vanwege het lijden des doods; van geen tranen; van geen zweet.
De mensch Christus Jezus, volkomen verzoend met lijden en dood! Satan en wereld kunnen niets bereiken met foltering en kruis. Hij, die lijdt, heeft inwendig geleden; die sterft, inwendig overwonnen!
F. Lengkeek

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 maart 1925

De Wekker | 4 Pagina's

Gethsemané 1

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 maart 1925

De Wekker | 4 Pagina's