Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Brieven des Heilands aan de zeven Gemeenten van Klein-Azië 24

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Brieven des Heilands aan de zeven Gemeenten van Klein-Azië 24

De Brief aan Filadelfia 1

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

„En schrijf aan den Engel der gemeente, die in Filadelfta is: Dit zegt de Heilige, de Waarachtige, die den sleutel Davids heeft; die opent en niemand sluit, en Hij sluit en niemand opent:Ik weet uwe werken; zie Ik heb eene geopende deur voor u gegeven, en niemand kan die sluiten; want gij hebt kleine kracht, en gij hebt Mijn Woord bewaard en hebt Mijnen Naam niet verloochend. Zie. Ik geef (u eenigen) uit de synagoge des satans, die zeggen, dat ze Joden zijn, en zijn het niet, maar liegen; zie, Ik zal maken, dat zij zullen komen en aanbidden voor uwe voeten, en bekennen, dat Ik u liefheb. Omdat gij het Woord Mijner lijdzaamheid bewaard hebt, zoo zal Ik ook u bewaren uit de ure der verzoeking, die over de geheele wereld komen zal, om te verzoeken, die op de aarde wonen. Zie, Ik kom haastelijk; houd, dat gij hebt, opdat niemand uwe kroon neme. Die overwint, Ik zal hem maken tot eenen pilaar in den tempel Mijns Gods, en hij zal niet meer daar uitgaan; en Ik zal op Hem schrijven den Naam Mijns Gods en den naam der stad Mijns Gods, (namelijk) van het nieuwe Jeruzalem, dat uit den hemel van Mijnen God afdaalt, en (ook) Mijnen nieuwen Naam.Die ooren heeft, die hoore, wat de Geest tot de gemeenten zegt.Openb. 3 : 7—13.

„Gij hebt den naam, dat gij leeft, en gij zijt dood!”
Vernietigend vonnis, uitgesproken over den Engel en de gemeente van Sardis.
Te denken te leven en — dood te zijn, hoe ontzettend!
Een naam te hebben in de wereld, onder het christenvolk, en — geen naam bij God!
In eigen schatting onwankelbaar vast te staan als een wel gegronde pilaar, en — den grond te zien wegzinken!
Arm Sardis!
Hoe geheel anders komt Filadelfia ons voor!
Geen naam voor de wereld en onder de Christenen, want de kracht is klein, maar een driedubbelen naam wordt haar toegezegd!
Waar mogelijk de andere gemeenten Filadelfia vergeten, daar gedenkt de Heere aan haar in liefde.
In Sardis de kille adem des doods; in Filadelfia de warme adem des levens.
En als het suizen van een zachte stilte, zoo zacht klinkt de toon van het schrijven van Hem, die zich des ellendigen ontfermt en een welbehagen heeft in liefde en geloof en hope, in leven, aan het kleine Filadelfia.
„Dit zegt de Heilige en Waarachtige”, aldus vangt de briet aan.
Twee namen, die alleen God toekomen, doch die Christus, als de waarachtige God en het eeuwige leven, eveneens draagt.
De Heilige! Daar ligt verschrikking in dien naam voor allen, wier aangezicht niet gekeerd is tot God, doch lieflijkheid voor hen, die zelf in de ware heiligheid, door Gods genade, het leven vinden. Hij is hun Koning, die met de zonde geen gemeenschap hebben kan en de kwelling niet kan verdragen, en die opkomt voor Zijn verdrukte volk, om het te zegenen met Zijnen vrede. Bedekken de nietgevallen Engelen het aangezicht voor Hem, in Hem vindt Zijne gemeente de toevlucht; Hij is hare sterkte en haar rijkdom, haar volkomene verlossing.
De Waarachtige, die niet liegen kan. Hij is den Filadelfiers bewezen als de Waarheid in leering, in belofte, in dreiging. Geene verandering of schaduwe van omkeer wordt in Hem gevonden. Gisteren en heden en tot in eeuwigheid was en is en blijft Hij dezelfde, de Getrouwe van geslacht tot geslacht. Zij, die op Hem hopen, zullen niet beschaamd uitkomen!
Met die beide namen stelt de verheerlijkte Heiland Zich tegenover het drijven van de synagoge des satans, waar zeker de heiligheid en de waarachtigheid van Jezus Christus als den Zoon van God, den Zaligmaker der wereld, werd gelasterd. Wat daar door hen, die zeggen, dat zij Joden zijn, en zijn het niet, ook worde gelogen, de Heere zal aan Zijne gemeente betoonen, dat Hij is, die Hij is en die als zoodanig ook door de Zijnen wordt geëerd en gevreesd en bemind.
Die Heilige en Waarachtige is tevens de Machtige!
Hij is het, „die den sleutel Davids heeft; die opent en niemand sluit, en Hij sluit en niemand opent”.
De sleutel Davids. Dit woord wijst ons terug naar Jesaja 22. Daar lezen wij, hoe, om de ongerechtigheid, het oordeel komen zal over Sebna, die in zijne verantwoordelijke positie aan Hiskia's hof zijne macht misbruikte tot verleiding en verderf van hof en volk. In zijne plaats zal Eljakim gesteld worden, en de Heere zegt: Ik zal den sleutel Davids op zijnen schouder leggen, hij zal opendoen en niemand zal sluiten, hij zal sluiten en niemand zal opendoen.
De bedoeling is duidelijk. Zonder Eljakim's wil zal niemand aan het hof komen en zonder diens wil zal ook niemand er blijven. Toelaten zal hij, die den koning tot eere zullen zijn, en, wat het voornaamste is, zullen dienen den God van Israël. De Heere zegt niet: Ik zal den sleutel Hiskia's op zijnen schouder leggen, maar: den sleutel Davids. Gelijk in Davids tijd, den tijd van den man naar Gods hart, zoo zal ook nu wederom de Heere de eerste zijn in hof en buis, in hart en leven.
Het koningschap van David is de afschaduwing van het koninkrijk Gods; David, de met het koningschap bekleede. de type van den Heere Jezus Christus, inzonderheid als de bevrijder er van. Eljakim is dan type des Heilands als bestuurder en bewaarder.
Zeiden we, dat alleen Eljakim's wil zou beslissen over toelating of blijving, daarmede is niet bedoeld, dat Eljakim daarin alleen met zichzelf te rade zou gaan.
Hij stond onder Hiskia en had als zoodanig 's konings wil te volbrengen, zijn welbehagen te doen.
Zoo staat ook de Christus onder God en heeft Hij Diens welbehagen te volvoeren. Kon er nu verschil zijn tusschen Hiskia en Eljakim, van verschil tusschen God en den Christus kan geen sprake zijn. Eén zijn Gods wil en Christus' wil.
Christus heeft den sleutel Davids, d. i. den sleutel van het koninkrijk Gods, dat straks in het Koninkrijk der hemelen eeuwiglijk zijne volmaking vindt en viert.
Uit de schatten van dat Koninkrijk voorziet Hij de Zijnen in al hunne behoeften. „Hij geeft hun de vele gewisse weldadigheden Davids.” Hij opent den schat van Gods genade voor hen, om een iegelijk van hen te geven zijn bescheiden deel. Maar ook zal, buiten Hem, niemand een greintje daarvan ontvangen.
Ook zal niemand tot dat Koninkrijk komen zonder Zijnen wil. Alleen zij, die naar den souvereinen raad der liefde Gods tot het Koninkrijk verordineerd zijn, zal Hij toelaten. Voor de anderen blijft de deur gesloten.
Die macht is den Heiland geschonken. Als het geslachte Lam (Openb. 5) is Hij ingegaan en, om 't volbrengen van het welbehagen Gods, waardig het boek met zeven zegelen, het boek van 's Heeren raadsbesluiten, te nemen en te openen, heeft Hij het ook genomen uit de hand Desgenen, die op den troon zit. „Hem is gegeven alle macht in den hemel en op de aarde”. „De Vader heeft Hem al het gericht overgegeven”.
Hij opent de deur voor den arme en ellendige.
Hij sluit ze voor den rijke en zelfgenoegzame.
„Al wat de Vader Mij geeft,” zoo spreekt Hij, „zal tot Mij komen, en wie tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen.”
Dat openen en sluiten is geen zaak, die eerst aan het einde plaats vindt. De deur is in den tijd. Aan gene zijde des grafs geene heerlijkheid, dan tenzij aan deze zijde de deur zij opengedaan en de toegang verkregen. Slechts gedurende den tijd der genade is het, dat Christus opent. Daarom ook in de Heilige Schrift die sterke aandrang, om ons te haasten om onzes levens wil, die ernstige roepstem om heden te bedenken wat tot onzen vrede dient, om den Heere te zoeken, terwijl Hij te vinden is, en aan te roepen, terwijl Hij nabij is.
De gemeente van Filadelfia was door die deur ingegaan. De Heere had haar den toegang tot het Koninkrijk Gods geschonken. Het werk des Vaders in hunne harten, het geloof in den Heilige en Waarachtige, de erkenning van Sions Vorst als hun Heer, was, mogen wij hel zoo eens zeggen, het bewijs geweest voor den Heiland, dat zij mochten toegelaten worden.
Is achter hen, die in waarheid geloofden, de deur gesloten?
Neen, nog is er mogelijkheid, dat er zullen worden toegebracht, tot de gemeente, die zullen zalig worden.
„Ik weet uwe werken”, zegt de Heiland. Geen bijzonderen lof voegt de Heere er aan toe, maar dat zij daarom niet aangenaam zouden geweest zijn in Zijn oog, hoe wordt dit weersproken door hetgeen de Heiland volgen laat, eene toezegging van rijken zegen.
Veel te genieten van den Heere, in groote mate Zijne liefde te gevoelen, te deelen in den vrede, die alle versland te boven gaat, is voorzeker uitnemend heerlijk. Wanneer wij evenwel die heerlijkheid zelfzuchtig zoeken, om maar te genieten, dan wordt ons dit tot val. Niet in onze heerlijkheid maar in Gods verheerlijking ligt het ware leven. En zoo gaat dat leven dan ook uit tot God en het werkt niet om zichzelf maar om den Heere. In de komst van het Koninkrijk, in de toebrenging van verlorenen tot de behoudenis, ziet het zijn taak. Ook in dat opzicht is in den geloovige het gevoelen, dat in Jezus Christus is. De rijkste zegen, die een kind van God geschonken kan worden, is dan ook deze, dat de Heere het gebruikt tot bekeering van zondaren.
Die zegen wordt Filadelfia toegezegd.
„Ik heb eene geopende deur voor u gegeven, en niemand kan die sluiten”.
Daar zijn in Filadelfia nog meer gekenden dan in de gemeente; de goede Herder heeft er nog andere schapen. En waar de satan de toegang tot het Koninkrijk Gods tracht te versperren en de werkzaamheid van 's Heeren volk, den zendingsarbeid met alle macht tegenstaat, het zouten van het zout en het lichten van het licht onnut tracht te maken, daar zal de Heere ruimte geven, opdat de arbeid van Filadelfia niet ijdel zij.
Niemand zal sluiten!
Wie zal sluiten, als de Heere opent?
Wie zal keeren, als Hij werkt?
Zal, als de Heere zegt tot den blinde: „Ik wil, word ziende!” de satan kunnen zeggen: „Blijf blind?”
Als de Heere Zijn „Effatba” spreekt, welke macht zal dan het oor doof laten en de tong stom?
Als de Machtige Jacobs zegt tot den doode: „Sta op!” of „Kom uit!” wie zal dan binden?
Zalig Filadelfia! Men zal van u kunnen zingen: Deze en die is, aldaar, in Sion geboren!
F. Lengkeek

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 april 1925

De Wekker | 4 Pagina's

De Brieven des Heilands aan de zeven Gemeenten van Klein-Azië 24

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 april 1925

De Wekker | 4 Pagina's