Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Antwoord aan Ds. J. Sluys

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Antwoord aan Ds. J. Sluys

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ds. J. Sluys, predikant bij de Geref. Kerk van Staphorst, zond ons een vriendelijk schrijven, waarop hij in „de Wekker” antwoord verlangt. Deze bejaarde broeder is nog een man van de oude garde, opgeleid aan de Theol. School te Kampen, waar hij in 1885 Candidaat werd in de Christ. Geref. Kerk. Uit zijn schrijven blijkt, dat in hem nog het broederhart klopt en dat hij niet als vele jongeren met vinnige, stekelachtige op- of aanmerkingen komt, maar gaarne wil ingelicht worden, waarom „de Wekker” spreekt van de Neo-Geref. doopsleer in „de Geref. Kerken”, Hier rees bij Ds. J. S. de vraag op, of „de Wekker” dan geheel vreemdeling is in het kerkelijk Jerusalem der „Ger. Kerken”.
Ds. S. toch schrijft ons: „Onze kerken hebben nooit ofte nimmer een andere doopsleer aanvaard dan die der vaderen der 16e en 17e eeuw. Op de Synode te Utrecht 1905 hebben de Geref. Kerken nadrukkelijk uitgesproken, dat de Doop aan de kinderen der geloovigen bediend wordt niet op grond van hunne onderstelde wedergeboorte, maar dat de grond van den doop is het bevel en de belofte Gods. (Acta 1905, art. 158). Wees zoo goed dit in de Wekker te vermelden. Het misverstand omtrent de onderstelde wedergeboorte moet uit den weg geruimd. Of hebben de Geref. Kerken werkelijk een nieuwe doopsleer aangenomen? Dan behoort gij ook te zeggen: waar en wanneer dit is geschied. Gij moogt onze kerken niet beoordeelen naar wat misschien een enkele wel eens heeft beweerd.”
Tot zoover het schrijven van Ds. J. Sluys.
Het misverstand omtrent de onderstelde wedergeboorte moet uit den weg geruimd. Het verheugt ons dit te mogen doen, naar aanleiding van bovenstaand schrijven. Maar wij moeten opmerken, dat dit misverstand niet bij ons, maar bij velen in de „Geref. Kerken” heerscht. Zij meenen, dat wij Christelijke Gereformeerden opzettelijk dit misverstand in 't leven houden, en beroepen zich dan op de conclusies der Synode van 1905. Doch die Synode heeft: 1∘. De leer der onderstelde wedergeboorte niet veroordeeld. 2∘. Die leer in 1905 gehandhaafd. 3∘. Geweigerd een uitspraak te doen over de onbijbelsche conclusies, uit die leer getrokken en openbaar verkondigd.
Door voor deze drie stellingen bewijs te leveren, wil ik Ds. J. Sluys toonen, dat ik in het kerkelijk Jeruzalem der „Geref Kerken” geen geheel onbekende ben.
Wat 1∘ betreft, het is Ds. S. bekend welk eene oppositie er vóór 1905 was in zijne kerken tegen de Neo-Geref. leerstellingen Om dien storm te bezweren nam de Synode de Utrechtsche conclusies aan. Maar zij deed niet als de Synode van Dordrecht 1619 tegenover de Remonstranten.
Laatstgenoemde Synode zette niet alleen in de Dordtsche leerregelen uiteen wat de leer der Kerk was, maar de Synode, de rechtzinnige leer verklaard hebbende, veroordeelde de leeringen der Remonstranten. De Synode van 1905 echter veroordeelde niet de leer van Dr. A. Kuyper „dat ieder die niet gelooft aan de onderstelde wedergeboorte bij den doop, met geen goede conscientie in de Geref. Kerken kan blijven.” De uitspraak van de Synode van 1896 in het geschil T. Bos contra Dr. A. Kuyper, „dat de Synode volkomen vertrouwen stelde in de leer van Dr. A. Kuyper” werd niet veranderd. Alzoo geen veroordeeling der Neo-Ger. leer.
2∘ Dat die leer in 1905 is gehandhaafd, ook in de Utrechtsche conclusies, hoort men niet gaarne in de „Geref. Kerken”. Sommigen meenen ter goeder trouw, dat die leer nu in die kerken niet meer bestaat. Anderen beschuldigen ons van laster als wij het tegendeel beweren. Daarom willen wij aan Ds. S., die meent, dat wij te goeder trouw dwalen, aantoonen, dat die dwaling aan zijne zijde is, en wel door een uitspraak van een predikant uit zijne kerken. De emeritus predikant Diermanse schreef van de Utrechtsche conclusies:
„En wat de onderstelde wedergeboorte aangaat, verklaart de Synode, dat het minder juist is te zeggen, dat de Doop aan de kinderen der geloovigen bediend wordt op grond van hunne onderstelde wedergeboorte. Hetgeen evenwel niet ontkent, dat de Doop toch onderstelt de wedergeboorte, d.i. feitelijk: dat onder den Doop wordt gesteld de wedergeboorte, zoodat de Doop op die onderstelde wedergeboorte toch rust. Want ook de stelling der Synode, dat de grond van den Doop is de belofte en het bevel Gods, eischt die zienswijze, want immers de Synode verklaart, dat krachtens die belofte het zaad is te houden voor wedergeboren. Den Doop te gronden op de belofte, is dus in den mond der Synode, hem te gronden op de onderstelde wedergeboorte”.
Dit zijn klare en duidelijke woorden, welke onze stelling bevestigen, dat de Neo-Geref. leer omtrent den doop nog altijd gehandhaafd is door eene offcieele kerkelijke uitspraak, welke die leer niet onwaar, doch slechts „minder juist” noemde.
Wat 3∘ betreft, aan Ds. Sluys is bekend, hoe de Synode van 1905 oordeelde over de klacht van prof. Lindeboom over de leer van Ds. A. Kuyper Jr., dat Saulus in zijn onbekeerden toestand de gemeente vervolgende, toch reeds wedergeboren was. Ook die onbijbelsche stelling is uitvloeisel der Neo-Geref. leer. Toch werd die stelling niet veroordeeld en door de Synode gezegd, dat dit met onze Belijdenis niet was uit te maken, al toonde prof. L. aan, dat het met de H. Schrift in de hand wel degelijk verworpen moest worden.
Uwe vraag „of de Geref, Kerken werkelijk eene nieuwe Doopsleer hebben aangenomen, vindt haar antwoord reeds in de uitspraak der Synode van 9 Juni 1892 (zie Acta 1892), toen op het bezwaarschrift van 700 Christelijke Gereformeerden tegen de Neo.-Geref, doopsleer, door de Synode werd gezegd: „aangezien de vereeniging geschiedt op den grondslag van eenheid in Geref. belijdenis en K. O. bezwaren tegen gevoelens betrekkelijk het een of ander stuk der leer steeds op bevoegde kerkelijke vergaderingen kunnen worden gebracht om aldaar beoordeeld te worden”.
Hier werd het Troyaansche paard binnengehaald, met vergunning het later weer uit te drijven. Eene poging daartoe werd nog aangewend door wijlen Ds. T. Bos in 1896 met voor hem teleurstellend gevolg.
P.J.M. de Bruin

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 augustus 1925

De Wekker | 4 Pagina's

Antwoord aan Ds. J. Sluys

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 augustus 1925

De Wekker | 4 Pagina's