Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ingezonden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ingezonden

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Art. 36.
Veel is er over dit art. onzer Geloofsbelijdenis geschreven en gepraat, — blijkens uitlatingen in „De Wekker”, wil men nog meer daarover schrijven. Dat één onzer predikanten met wat vrijen tijd, of één der redacteuren van „De Wekker” daarover eens gaat nadenken, napluizen enz en dit op papier stelt — is alles uitnemend . . . . . maar dan? Zijn we dan verder? M.i. moet de Kerk zich uitspreken, hoe zij op dit punt van haar belijdenis denkt; blijkens „de gevoeligheden is hieromtrent onder ons nog geen eenstemmigheid, wat bij de „Geref. Kerken” beter in orde schijnt te zijn.
Met nadruk mag er, dunkt me, wel op gewezen worden, dat wij niet in de fout vervallen van zoovelen, die het steeds over art. 36 en nooit of zeer weinig over de andere 36 artikelen hebben. En ook, dat we toch art. 36 niet los van de andere artikelen maken en daarop alleen onze beschouwingen laten vallen. Voor zoover mij voorkomt moet art. 36 vooral naast art. 30 gelezen worden.
De betwiste zinsnede heeft het voorts over afgoderij en valschen godsdienst, niet: „afgodendienaars” en „aanhangers' van een valschen godsdienst. Ook is het heenwijzen naar een veranderden Staatsvorm, waar het op 't beginsel aankomt, buiten de orde ! Daarom mag de belijdenis niet terechtstaan voor de toestanden van onzen tijd, maar voor Gods Woord, dat als éénige richtsnoer des levens beleden wordt.
Ten slotte: zie ik goed, dan wil men onder ons helderheid in deze zaak — direct nog geen uitlichten van één of andere zinsnede van bedoeld artikel. Ook niet, als ik het zoo uit mag drukken, van diegenen, die overigens anti-revolutionair voelen en denken. Een politieke gezindheid, zuiver doorgetrokken, wijst m.i. dit art. niet aan.
De Kerk spreke zich eens uit — dat is naar mijn gedachte, de meest bevredigende wijze. Daarvoor behoeft er eerst nog geen gravamen te komen?
Met dank voor de opname, met heilgroeten
H. SINNEKER.
Wolfhezen, 13 Aug. '25.

Mijnheer de Redacteur.
Beleefd verzoekt ondergeteekende opname van onderstaand stukje, waarvoor ik U bij voorbaat vriendelijk dank zeg, met de overtuiging, dat U vele lezers van „de Wekker” een grooten dienst zult bewijzen.
Naar aanleiding van de ingezonden stukken inzake art. 36 onzer Ned. Gel. Belijdenis, vooral in antwoord op het schrijven van den geachten Heer Buter, die in zijn beschouwingen echt A. R. is, is het niet overbodig eens rustig te overdenken, wat eens een groot man als Groen van Prinsterer heeft geschreven over Art. 36. Deze man is voor de A R. en zeer zeker voor den Heer B. waarborg van onvervalschte beginselen. Hij schrijft:
„In de Republiek der Vereen. Nederlanden „was de Staat onderworpen niet aan de „Kerk, maar aan het Hoofd der Kerk, Jezus „Christus, Wien alle macht gegeven is in „hemel en op aarde, Wiens Rijk, niet van „of uit, maar over de wereld en Wiens gezag, als van den Koning der koningen, „verbindend ook voor de hoogste aardsche „machten en overheden is.”
„De Overheid, Gods dienares ten goede, „tot straf der boozen en bescherming der „vromen. Aan het recht der Overheid, door „Gods genade en niet (zooals de Roomsche Kerk wil) door tusschenkomst der geestelijken, werd in de Herv. belijdenis herinnerd: „een ieder, van wat kwaliteit, conditie of staat, is schuldig zich aan de Overheden te onderwerpen, schatting te betalen, haar eer en eerbied toe te dragen en gehoorzaam te zijn, in alle dingen, die niet strijden tegen Gods Woord; voor haar biddende, opdat de Heere ze stieren wil in alle hare wegen en dat wij een gerust en stil leven leiden in alle godzaligheid en „eerbaarheid.” — De leeraars, evenzeer als de overige leden, onderworpen aan het gezag der Overheid, maar de Overheden èn als lidmaten der Gemeente, èn als ambtenaren van een Christelijk-Gereformeerden Staat, onderworpen aan de kerkelijke tucht.”
„De Overheid gehouden de behulpzame hand te bieden; a. ter handhaving van het gezag der Kerk, in al wat deze, binnen den kring van haar rechten beslist; b. om met de Kerk voor de nakoming van Gods geboden zorg te dragen. Zoo moet de Evangelie-prediking worden bevorderd. Het ambt der Overheid is niet alleen acht te nemen en te waken over het burgerlijk beheer, maar ook de hand te houden aan den Heiligen Kerkedienst."
En wilt U weten hoe onze Vaderen dit artikel 36 toepaste, zoo deelt Groen mede:
„De Hoogere Scholen werden opgericht vooral ten dienste van de Herv. Kerk, door geen afgoderij en beeldendienst te dulden,
de lastering en het misbruik van Gods Naam te straffen,
de ontheiliging van den Zondag tegen te gaan, alsmede echtbreuk, ontucht en bedelarij,
door het bevel op te volgen: „wie des menschen bloed vergiet, diens bloed zal door den mensch vergoten worden”,
door in staatsvergaderingen en rechtzalen hulp en raad af te smeeken van Hem, zonder Wien tevergeefs het huis gebouwd en de stad wordt bewaakt.”
En eindelijk deelt hij mede:
„Verdraagzaamheid was er als in geen ander Land, scherp afstekend bij de vervolgzucht der Roomsche kerk.” Tot zoover Groen.
De Heer B. vindt dus hier de theorie en de practijk van onze Vaderen. Zou zoo iets nog vreemd zijn? Is de Schrift of het Woord van onzen God in den loop der tijden gewijzigd of zijn de menschen veranderd? Zonder aarzeling zal de Heer B. moeten erkennen het tweede geval. Nu betreur ik het, dat men van het eerste in de practijk niet wil weten, wat men in theorie vasthoudt, De Synode had reeds uitspraak moeten doen over Artikel 36, te meer daar er groote verdeeldheid heerscht in één kerkverband. Zoo oprecht is zij wel en zij zal dit wel behouden, dat de Synode daarover uitspraak zal doen, al moet zij hen die op de ongereformeerde beginselen van Dr. A. Kuyper staan in de politiek tegenvallen, want het Woord onzes Gods is toch haar richtsnoer? Want als de Synode en U geachte Redactie voortgaat in de door U genomen richting, om het stilzwijgen te bewaren en het uitgeven van advies achterwege laten, zoo bewerkt ze dat allengskens de leer van Dr. A. Kuyper meer en meer haar invloed laat gelden in de Chr Ger. kerk, de Chr. Ger. kerk brengt op het hellende vlak en na jaren het opkomend geslacht gaat vragen, volgepompt met Neo-Calvinistische beschouwingen: „wat scheidt ons nog van U, Gereformeerde kerken in Nederland? Immers toch niets? Waarvoor dient deze afzondering ?
En waar de toepassing van dit Art. 36 wordt verwaarloosd, juicht de Roomsche Kerk nu reeds op haar Katholiekendag 1) en ze roept het bij monde van den Heer Alphons Laudy al uit en de Heere onze God griffe dit diep in onze conscientiën: „Een van ons beiden (dus Roomsch of Protestantsch. N.B.) moet ondergaan, opdat het volk (het Nederl. Volk) weder één worde”.
Wij hebben het verdiend, maar verhoede Gode genadelijk deze uitspraak en uitwerking.
Uw. dw. in Christus.
J. H. v.d. SCHAAF.
Sportstraat 461, Amsterdam.

P.S. N.B. van Schrijver dezes.
Het moge den geachten inzender toeschijnen, dat de uitspraak van Mr. Groen van Prinsterer eene oplossing schenkt; ons lijkt die uitspraak wel van belang, doch niet zóó, dat zij de quaestie, waar het om gaat, nu ook volkomen rechtzet.
Aangezien de Synode geen uitspraak deed, waartoe ook geene aanleiding was (er was geen instructie, rakende art. 36), heeft onze Kerk art. 36 nog ongewijzigd.
De verdeeldheid (een scherp woord !), waarvan in het bovenstaande sprake is, is niet zoo groot of sterk, als schrijver schijnt te vermoeden. Er bestaat onder ons wat verschil aangaande de uitlegging van enkele woorden, waarbij wij wel in het oog dienen te houden, dat het hier niet betreft één der kardinale punten der heilsleer.
Hoe de uitlegging van Art. 36 in verband gebracht kan worden met Neo-Calvinistische beginselen is mij een raadsel, tenminste als inzender het oog heeft op dogmatische beschouwingen. Of zijn er ook Neo-Calvinistische politieke beschouwingen? Het zou kunnen, maar als kerk staan wij daar buiten.
Als onze kerk zich werkelijk eens uitspreekt over de beteekenis van Art. 36, dan hoop ik, dat zij dat doen zal, zonder rechts of links te zien, alleen zich richtende naar het Woord Gods. Of het dan zijn zal tot blijdschap of tot droefheid van dezen of genen, is iets, waarmede zij niet te maken heeft.
Uw onbewezen en niet ter zake dienende beschuldiging hebben wij geschrapt. Wees voorzichtig met vermoedens en algemeenheden.
Onherroepelijk zetten wij eene punt; uit hetgeen wij opnamen, blijkt, dat objectieve beschouwing op heden zeer moeilijk is. Met H. S. zijn wij het eens, dat het woord moet zijn, niet aan inzenders of redacteuren of medewerkers, maar aan de kerk.
F. Lengkeek

1) Deze week gehouden.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 augustus 1925

De Wekker | 4 Pagina's

Ingezonden

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 augustus 1925

De Wekker | 4 Pagina's