Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Reisindrukken Ons werk 1

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Reisindrukken Ons werk 1

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Na deze „inleiding” ga ik u eens iets vertellen van ons werk hier. Zooals bekend, waren de heer Evers en ik ter beschikking gesteld van de Indische regeering, teneinde het vraagstuk der geestelijke verzorging van het personeel van leger en vloot in Ned.-Indie in studie te nemen en na persoonlijke kennisneming van de plaatselijke en speciale Indische toestanden en omstandigheden, alsmede van de zich op dat gebied voordoende bezwaren van raad te dienen. De opdracht liet aan duidelijkheid niets te wenschen over en het prettige was, dat de heer Evers en ik van stonde aan dezelfde opvatting van onze taak hadden. Het ons opgedragen onderzoek zou gemeenschappelijk worden verricht niet zoo, dat wij altijd te samen zouden gezien worden, maar zoo, dat wij nauwkeurig van elkanders doen en laten op de hoogte bleven, zoodat wij telkens gelegenheid hadden elkander te ontmoeten en over verschillende vraagstukken, die zich aan ons voordeden, van gedachten te wisselen. Deze opvatting heeft geleid tot een zeer nauwe en vruchtbare samenwerking, die geen oogenblik is verstoord geworden en die ten slotte in een gemeenschappelijk rapport tot uitdrukking kwam. Hoewel wij elkander van Holland uit eenige jaren kenden, heeft de gemeenschappelijke arbeid in Indië ons elkander nog beter leeren waardeeren en nauwer aan elkander verbonden.
De autoriteiten hebben ons voor de vervulling van deze opdracht de grootst mogelijke medewerking gegeven en van meet af, was het ons duidelijk, dat men zoowel bij de Zee- als bij de Landmacht, niets liever wilde, dan dat ons werk een blijvende vrucht zou afwerpen. Na eenige officieele bezoeken allereerst bij Zijne Excellentie den Gouverneur-Generaal, die ons heel welwillend ontving en een poosje heel gezellig met ons gesproken heeft; daarna bij nog eenige andere officieele personen; als: Vice-admiraal, den Divisie-commandant, den Directeur van Onderwijs en Eeredienst, den Voorzitter van het Bestuur van de protestantsche kerken in Ned. Indië, Mr. de Rhoon Swaan, enz. konden wij met onzen arbeid beginnen.
Ik had mij daarbij op het standpunt gesteld van eerst alles eens te gaan zien, nauwkeurig te gaan zien, met allerlei personen uit het leger te spreken en zooveel mogelijk informaties in te winnen. Want ik stond hier op een voor mij absoluut onbekend terrein. Ik had nooit een Indische kazerne gezien; wel eens het een en ander over die toestanden, die daar heerschten gelezen. Vooral de kwestie van het concubinaat, d i. het wonen en leven van militairen met vrouwen, waarmede zij niet gehuwd waren, had mij in verband met de litteratuur daarover al veelvuldig bezig gehouden, maar eerlijk gezegd, 't was toch alles terra incognita voor mij, en de werkelijkheid bleek ook hier weer geheel anders te zijn als de voorstelling, die ik er mij van gevormd had. Ik zal dan ook nooit mijn bezoek aan de eerste Indische kazerne op Weltevreden vergeten. Toen ik in gezelschap van den kommandant van het bureau naar de kazernegebouwen ging, had het reeds mijn aandacht getrokken, dat vrouwen en meisjes de kazerne uit en ingingen, wat mij onmiddellijk bevreemde, daar wij zulks in Holland niet gewoon zijn. Maar wie schetst mijn verbazing, toen ik eensklaps een groote loods zag, waar tientallen vrouwen en nog veel meer kinderen bijeenwaren. Ik stond momenteel perplex. Een vrouwenloods in de kazerne? En niet een enkele, maar zeer velen. Wat beteekende dat? Ik moet eerlijk bekennen, dat ik op dat oogenblik heele wonderlijke gedachten had, gedachten die zich bewogen in de richting ven de meening, die ik in Holland al meermalen had hooren verkondigen : dat een Indische kazerne een groot bordeel was. Laat ik dadelijk mogen zeggen, dat dit niet zoo is, al is het verblijf van vrouwen in een kazerne niet zonder gevaar, en er moet streng, heel streng toezicht zijn, anders zou het er heel licht toe kunnen leiden. Maar zoo hoor ik u vragen: waarom dan die vrouwenloods in de kazerne? Om dat dit door de tegenwoordige samenstelling van het Indische leger noodig is.
Want ons Indisch leger bestaat niet uit miliciens, al zijn er sedert eenige jaren ook twee of drie militie-compagniën aan toegevoegd, maar uit vrijwilligers, waarvan de overgroote meerderheid van Inlandschen oorsprong is. Deze laatsten zijn bijkans allen gehuwd, vooral de christenen, die het scherp in elkander veroordeel en, wanneer ze zouden samenwonen met een vrouw van den Mohammedaanschen godsdienst, terwijl een christenvrouw er zich niet voor leent. Maar die gehuwden wonen met hun vrouwen en kinderen in de kazerne, een plaats, die men nooit als woonplaats voor deze menschen had moeten aanwijzen, en waar m. i. het vitium originis van het Indische kazerneleven ligt. Wij mogen van dit vitium originis niemand eenig verwijt maken, want ik weet, dat dit uit allerlei noodzakelijkheden geboren is.
Wij staan hier voor een historisch geworden toestand, die zelfs met geld alleen niet kan worden veranderd, want gesteld een oogenblik, dat de Regeering over de tientallen millioenen beschikte, die er noodig zouden zijn om aan iederen gehuwden militair een eigen woning te geven, dan was daarmede nog slechts een zijde van dit geweldige probleem opgelost, al wil ik dadelijk toegeven, dat dit de eerste stap in de goede richting zou zijn. In die richting is de regeering dan ook sedert eenige jaren met loffelijken ijver werkzaam en had de oorlog ook in dit land zijn geweldigen tegenslag niet zoo pijnlijk doen gevoelen, wij zouden stellig al veel verder in deze richting zijn voortgegaan, een richting, waarvan het eindpunt is en zijn moet: dat geen gehuwd soldaat, hij zij Europeaan of Inlander, meer in de kazerne woont, maar zijn eigen huis heeft.
Ik weet, dat de Regeering dat ook met allen ernst wil, maar dat haar de millioenen ontbreken om het uit te voeren. En toch zou ik de regeering zoowel in Holland als in Indië op het hart willen binden: laat elk millioen, dat gemist worden kan, allereerst aan de bereiking van dit doel worden bestsed. De kazerne en de soldatenkamer zijn geen plaatsen voor huwelijksgemeenschap en gezinsleven. Welk Europeaan zou deze plaats er voor verkiezen ? En Inlanders zijn wel geen Europeanen, maar het zijn wel even goed menschen als de Europeanen.
Ds. H. Janssen

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 september 1925

De Wekker | 4 Pagina's

Reisindrukken Ons werk 1

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 september 1925

De Wekker | 4 Pagina's