Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Dadelijk-werkzame Bekeering

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dadelijk-werkzame Bekeering

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Deze geschetste vreugde in God is alzoo eene gesteldheid, een volzalige toestand in de ziel, in haar betrekking tot en in haar verzoend gemeenschapsleven met God. Maar zij is dit niet alleen in louter genietende, ontvangende gesteldheid. Neen, als echte vreugde in God, is het een vreugde, die in daden van godzaligheid zich vruchtbaar uit. Ze is zelve een dadelijkheid, een werkzaamheid, een welbewuste, levendige en dies actieve verhouding tot God. Wie de vreugde des heils smaakt, is tegelijk en reeds daarin een dader des Woords. Het is onmogelijk, als de ziel brandende wordt uit en in God, dat ze niet opvlamt tot God. Van den God des levens en des heils, der volkomene zaligheid, beroerd, is er geen andere vervulling voor de ziel dan in een leven, dat God verheerlijkt in de daad. Die vreugde zelve is geen passieve (lijdelijke) aandoening, maar een positieve, actieve (stellige, dadelijke) betrekking tot God. Zij is dit in haar zelf en in de vruchten. Zeer schoon zegt Tauler: geen zaliger sterven dan levend begraven te worden in God; maar ook: geen zaliger leven dan te werken in God. Hoe kan het ook anders? God werkt steeds. Mijn vader werkt tot nu toe, en Ik werk ook, zegt de Zaligmaker. Wie nu, naar Petrus' woord, der goddelijke natuur mede deelachtig is geworden, hij zal dat goddelijk werkzame ook in zichzelf terug bevinden Ook in dit opzicht gaan we dan weer Gods beeld vertoonen.
Neen, dat is geen werkheiligheid, dat zij verre. Verdienstelijkheid heeft zulk werken niet Dat begeert de geloovige ook niet. Christus is hem zulk een volle alge-noegzame gerechtigheid, dat hij geen andere meer wenscht; ook niet uit zichzelf. Christus zelf is al zijn gerechtigheid. Maar daarom wordt de geloovige nu geen lijdelijk genieter, maar wordt hij in de liefde werkzaam. O, zeker, hier nog zeer gebrekkig; en over die „werken” moet nog verzoening ingeroepen, wat aangaat hun onvolledigheid, gebrekkigheid, besmet-zijn enz. Maar naar hun eigenlijke kerninhoud zijn ze Godverheerlijkend. 't Zijn de werken Gods, die God nu door ons heen doet. Christus levende in den geloovige.
Dit nu is de eigenlijke actieve bekeering. Dit is het, waar het God nu om te doen is bij en in Zijn volk; als vruchten waarin uitschittert, wat Gods Geest van een mensch, die midden in den dood lag, maken kan. Daarvan zegt de Heere in Zijn Woord: geschapen in Christus Jezus tot goede werken, Efeze 2 : 10. Daarom vermaant de Heere, en eischt Hij van Zijn volk, dat zij zoodanige vruchten voortbrengen. Hierin is mijn Vader verheerlijkt, zegt Christus, dat gij veel vrucht draagt, Joh. 15 : 8. Onze Catechismus zegt er zoo terecht van, dat het is een lust en liefde om naar den wil Gods in alle goede werken te leven.
Te leven. Niet maar een bespiegelende toestemming of begeerte; maar bepaald een beleving. O, Gods kinderen zijn niet op hun plaats, als zij het met bespiegelingen in dit stuk willen afdoen. Zeker, Christus is ook onze voorwerpelijke heiligmaking, maar tevens de bron door Zijn H. Geest van onze onderwerpelijke heiligmaking. Wie Christus door een oprecht geloof is ingeplant, put uit Hem de sappen, ook tot de godzaligheid in de practijk. Christus leeft in mij, zegt Paulus. Sommige geloovigen schijnen dit niet altijd even helder te doorzien. Zij beweren dan, dat Christus zelf hun vrucht is voor het aangezicht Gods, namelijk dat zij geen heiligmaking hebben anders dan voorwerpelijk in Christus. Zij schijnen te vergeten, wat onze belijdenis in den Catechismus zegt, dat als iemand door een oprecht geloof Christus is ingelijfd, het bij zoo iemand onmogelijk is, dat hij niet zou voortbrengen vruchten der dankbaarheid. Juist dit wordt zoo aangenaam, ook zoo noodzakelijk, dat die band met Christus nu ook uit Hem doet putten de krachten om te strijden tegen de zonde; en om te leven naar Gods ordinantiën. Paulus ontleent daaraan juist zulk een sterke verweerkracht tegen de zonde der vleeschelijkheid. Als hij b.v. zegt, dat wij, als leden van Christus, ons niet zullen geven tot een gemeenschap met de slechte vrouw. En zoo geldt dit op elk gebied. De profeet heeft bij opdracht Gods getuigt: dat de Heere zich een volk heeft geformeerd, om Zijn lof te vertellen. En hoe inniger wij in het stuk der rechtvaardigmaking uit Christus leven, hoe meer wij ook zullen begeeren, dat Christus nu zoo in onze harten wone, dat dit hart tempel des H. Geestes zij. Waar dit geschiedt, wordt de zonde het „neen” en de godsvrucht het „ja” toegeroepen.
Utrecht.
G. Wissse

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 oktober 1925

De Wekker | 4 Pagina's

Dadelijk-werkzame Bekeering

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 oktober 1925

De Wekker | 4 Pagina's