Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Reisindrukken, Tweede deel 6

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Reisindrukken, Tweede deel 6

Ons werk

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een enkel woord wil ik hier wijden aan het vraagstuk van het concubinaat, d. i. het samenwonen en samenleven van een militair met een vrouw, waarmede hij niet gehuwd is. Ik leg hier eenigszins den nadruk op het woord militair, maar daarmede wil ik volstrekt niet zeggen, dat het uitsluitend onder de militairen gevonden wordt, want ook onder de niet-militairen wordt het concubinaat nog heden ten dage aangetroffen, zij het ook, Gode zij dank, lang niet meer in die mate als dat 50 jaren geleden het geval was. Want toen was het concubinaat schier algemeen. In alle rangen en standen werden ze aangetroffen, die met een z.g. huishoudster leefden. Tegenwoordig is dit kwaad voor de burgers vrijwel verplaatst naar de binnenlanden van Java en naar de Buitenbezittingen, terwijl het den militairen beneden den rang van onderofficier veroorloofd is een huishoudster in de kazerne te hebben. Maar nu leide men daaruit niet af, dat iedere Europeesche militair met een huishoudster leeft. Integendeel, het aantal gehuwden is veel grooter dan het getal van hen, die in concubinaat leven en grooter dan het getal van de gehuwden en in concubinaat levenden samen is het getal der z.g. vrije jongens.
Voor een paar van de grootste garnizoenen op Java waren deze verhoudingen aldus:
gehuwden 110, in concubinaat, 69, vrije jongens 454.
In een ander garnizoen:
Gehuwden 51, concubinaat 14, vrije jongens 122.
Nog een ander:
Gehuwden 81, concubinaat 44, vrije jongens 256.
Deze cijfers bewijzen ons nadrukkelijk, dat, vergeleken met een halve eeuw geleden het concubinaat aan het uitsterven is.
Oorzaken daarvoor zijn:
De groote voordeelen, die er aan gehuwd zijn verbonden zijn tegenover het leven in concubinaat. Een duidelijk bewijs, dat de Regeering het huwelijk bevordert en het concubinaat onderdrukt.
Verder: vermindering van het getal Europeanen in het leger, en het afnemend verblijf van de mindere Europeanen op de Buitenbezittingen. Tegenwoordig, nu er geen expedities meer zijn, gaan gewoonlijk alleen de meerdere militairen naar de Buitenbezittingen. Eindelijk, de doorwerking van het christelijk beginsel, dat hot concubinaat moet veroordeelen.
Het concubinaat heeft in de laatste halve eeuw heel wat pennen in beweging gebracht, en in verband met mijn opdracht had ik er tevoren al heel wat over gelezen. Het eigenaardige in dien geheelen strijd is voor mij altijd dit geweest, dat men getracht heeft of het goed te praten of te vergoelijken, alsof de overtreding van Gods gebod, ooit goed gepraat of vergoelijkt worden kan; zonde kan nooit goed gepraat worden. Zonde, in welken vorm ook bedreven, blijft altijd zonde en wreekt zich op de meest vreeselijke wijze aan den zondaar. Vooral de zonde, die begaan wordt tegen het zevende gebod.
Men moet eens een morgen bij papa van der Steur in Magelang doorbrengen, die u heel wat van de ontzettende gevolgen van het concubinaat kan mededeelen. De verdedigers van dit samenwonen hebben dan ook absoluut geen rekening met het gebod Gods en de rampzalige gevolgen aan de overtreding daarvan verbonden, gehouden. Vandaar dat de bestrijders er van hier zulk een moeilijke taak hebben, daar niemand het in gemoede voor zulk een ongeoorloofde gemeenschap kan opnemen. Men kan er een aantal z g. nuttigheidsargumenten voor aanvoeren, waaronder er zijn, die stellig niet van beteekenis ontbloot zijn; men kan zelfs zoover gaan en zeggen, dat in veler concubinaat het wezen van het huwelijk aanwezig is, maar dat de vorm ontbreekt; men kan er de voordeelen van opsommen, die inderdaad voor den man en voor het leger van groot belaag zijn, ondanks dat alles blijft het concubinaat een overtreding van Gods wet en moet het van uit het Christelijk beginsel bezien, worden veroordeeld. Geen overheid mag dan ook dit kwaad bestendigen, maar zij heeft van Gods wege de roeping het concubinaat uit de kazernes te verbannen en een dergelijk samenwonen te verbieden.
Maar nu komt de praktijk en de praktijk bewijst, dat er niets zoo moeilijk is als door te voeren en toe te passen, wat door de wet Gods wordt geeischt, zelfs voor de overheid. Wij zien dit duidelijk in ons vaderland. Gods gebod eischt de heiliging van den dag des Heeren en met toestemming en vaak zelfs met medewerking van de Overheid wordt de Sabbat ontheiligd.
Gods gebod eischt, dat de overheid zal waken voor de heiligheid van het huwelijk en de overheid verleent haar medewerking, dat menschen, die niet langer meer bij elkander willen blijven, door middel van een gefingeerd overspel van elkander afgaan.
Gods gebod eischt, dat wij allen kuisch en richtig leven zullen en dat de overheid op de bres moet staan voor, wat ik zou willen noemen, voor de openbare zedelijkheid en de straten van onze steden worden onveilig gemaakt door menschen, die van de onzedelijkheid hun bedrijf maken.
En in de Westersche wereld blijkt er geen overheid bij machte te zijn, dat kwaad te beteugelen. Men kan nog scherper bepalingen maken en nog strenger controle instellen, maar de ervaring leert, dat men daarmede niets anders bereikt dan een verplaatsing en verspreiding van dit kwaad.
En nu in het Oosten, waar dit kwaad nog wel algemeener is, en de gevaren veel dreigender, hoe moeilijk wordt het daar niet voor de overheid om ook op dat gebied het gebod Gods te handhaven. Temeer omdat wij in het concubinaat voor een historisch geworden toestand staan, dat men maar niet eensklaps kan opheffen. De overheid kan den man, dien zij vandaag toestond een huishoudster te hebben, morgen of overmorgen die vergunning niet ontnemen, maar hier moet een overgangsmaatregel zijn.
Het concubinaat in de kazerne moet afgeschaft, maar dat beteekent niet en mag niet beteekenen, dat men op een bepaalden dag de huishoudster van de militairen met hun kinderen de kazerne uitdrijft of dat men die menschen door andere maatregelen forceert met elkander te huwen. Dat middel zou naar mijn en veler overtuiging, erger zijn dan de kwaal. Het concubinaat in ons Indisch leger moet uitsterven, en het kan en zal heel spoedig uitsterven, wanneer de regeering twee bepalingen maakt, a dat den ongehuwden militairen, die bij het leger in Ned. Indië dienst nemen vanaf heden verboden wordt een huishoudster te hebben; b zij, die op dat oogenblik in bezit van een huishondster zijn mogen haar na dat tijdstip niet meer voor een ander verwisselen maar zijn gehouden òf haar heen te zenden òf haar bij zich te houden, zoolang zij dit wenschen. Ik ben vol vertrouwen, dat de Regeering deze of soortgelijke bepalingen in het leven zal roepen en dan is het concubinaat binnen enkele jaren uit onze Indische kazernes absoluut verdwenen.
De overheid kan en mag niet langer bevorderen en in stand houden een samenleven van de twee geslachten, die door Gods wet verboden, door het zedelijk beginsel van het christendom veroordeeld wordt en die in haar gevolgen voor de beide geslachten tot de meest noodlottige consequenties voert.
Ds. H. Janssen

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 oktober 1925

De Wekker | 4 Pagina's

Reisindrukken, Tweede deel 6

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 oktober 1925

De Wekker | 4 Pagina's