Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Veluwscbe Brieven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Veluwscbe Brieven

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geliefde Broeder!
De herfst heeft, naar Gods bestel, zijne intrede weer gedaan. Merkbaar korten de dagen en worden de nachten langer. De koude neemt toe en het moge er buiten nog zoo zonnig uitzien en, wanneer wij ons zonnen, nog zoo heerlijk aanvoelen, toch is er eene andere temperatuur; 't is geen zomer meer. De bladeren onzer boomen verkleuren sterk, 't Blad van den Amerikaanschen eik schijnt zich te schamen; de quinquefolia is gloeiend rood. Mooi! Ongetwijfeld, de herfst heeft zijn eigenaardig schoon, dat door velen bijna verkozen wordt boven de teere, groene tinten van de lente. Het schoon van de lente is evenwel het schoon van 's levens kracht en bloei; dat van den herfst is het schoon van krankte en dood. 't Herinnert ons aan den blos van den teringlijder. „Zie ik er niet goed uit?” schijnt hij te vragen. En de kenner houdt zijn hart vast en zegt: „Zaagt ge er maar minder goed uit!” Was het nu, dat wij van elken teringlijder hetzelfde konden denken als van de natuur, dan zou het zoo erg niet zijn. Als straks dat bonte blad, dat zoo'n indruk maakt, misschien na lang bengelen aan zijn tak, is afgevallen en de boom daar kaal en doodsch staat, dan mogen wij redelijkerwijs, ook naar Gods Woord, verwachten, dat die toestand maar tijdelijk is. Als de winter is doorgemaakt, dan daagt de lente weer en een nieuwe dos doet den boom in volle levensweelde prijken. Maar is 't zoo ook met iederen teringlijder? Ware het zoo! Zoo menigeen echter bedriegt zich in zijn uiterlijk en — innerlijk, en zinkt, straks in het graf, terwijl geen leven der heerlijkheid wenkt.
Maar wat praat ik over teringlijders, alsof de herfst aan andere menschen in den bloei en kracht des levens niets te zeggen had. De Heilige Schrift maakt ons opmerkzaam op het vallen der bladeren, „Wij allen”, zegt zij, „vallen af als een blad!” Neen, voorwaar, geen tering behoeft ons lichaam te ondermijnen en te sloopen; er zijn ook nog andere krankten, die den mensch ten grave sleepen, en buiten die zijn er ook nog van die plotseling werkende oorzaken, die 's menschen leven doen eindigen. Ons allen roept dit jaargetijde toe; „Geef bevel aan uw huis, want gij zult sterven!”
Nemen wij die les ter harte, opdat wij onze dagen leeren tellen en een wijs hart bekomen!
Als wij afvallen als een blad, dan volgt er geen lente meer voor ons, tenzij het met ons moge wezen, gelijk Da Costa zegt:
Neen, de mensch mag zijn lente geen tweedemaal smaken;
op zijn winter volgt nooit weer herleving en groei! —
dan alleen, als dit stof eens zijn dooden zal slaken
voor een eeuwige zon, voor een eindloozen bloei!
De Heere verheerlijke daartoe Zijne genade van onze ziel.
Met vriendelijke groete verblijf ik, als steeds,
t.t.
9-10-'25.
F. Lengkeek

P.S. Bij het overlezen zie ik, dat ik, in plaats van het nieuw-modische T b.c.lijder, het ouderwetsche teringlijder gebruikt heb. Ge moet me dit maar vergeven; ik ben wat ouderwetsch.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 oktober 1925

De Wekker | 4 Pagina's

Veluwscbe Brieven

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 oktober 1925

De Wekker | 4 Pagina's