Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Quis non fleret?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Quis non fleret?

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Weken aan een heeft Ds. Schilder mijn rectorale rede onder de loupe gehad. Kolommen heeft hij er over geschreven in „de Reformatie”, en nu schijnt hij aan 't eind van zijn geschrijf. Ik heb dezen criticus, dezen vóórstander, dezen tegenstander, dezen colporteur, dezen corrector ik weet niet goed, hoe ik hem noemen moet, want in al deze kwaliteiten heeft hij mij gediend — laten schrijven (concureeren, adverteeren, reclameeren). En thans — ik zou het zwijgen willen bewaren maar Ds. Schilder is zoo — boos? Mis hoor! zoo — verontwaardigd? — Weer mis! Dan, nog al sarcastisch? Nu, dat is niet zoo erg.
Neen, wanneer er niets anders was, dan schreef ik geen letter, want een boozen Ds. Schilder gaf ik geen antwoord, en een verontwaardigden Ds. Schilder moet men tot kalmte laten komen en een sarcastische Ds. Schilder is gelijk aan de peper, die de spijze kruidt. Natuurlijk niet te veel van dat goedje, maar overigens, heerlijk!
Maar wat moet men doen met een bedroefden Ds. Schilder? Neen, lach niet, lezer! Heusch, Ds. Schilder is bedroefd; bedroefd over mijn rectorale rede. Hij schrijft het zelf in No. 11 van „de Reformatie. „Quis non fleret”? Wie zou niet weenen? Maar dat is immers allemaal oratorische bombast? Foei — zoo iets van Ds. Schilder te denken! Neen, Ds. Schilder weent tranen — o, als eieren zoo groot”. Ik moet dien man troosten. Kan het nu reeds iets helpen, dan wil ik hem voorloopig een wetenschappelijken stoel aanbieden. Hij was zoo vriendelijk den mijne onderste boven te gooien. Een onhandigheidje? Een onbeleefdheidje? Een vergissing? Ik weet het niet, ik neem het hem niet kwalijk. Pardon, daar kijk ik juist na, wat Ds. Schilder geschreven heeft, maar het is toch nog erger, dan ik wel dacht. Hij heeft niet mijn wetenschappelijken stoel onderste boven gegooid maar hij heeft mij een duw — ai — gegeven, en toen zag hij mij er uit tuimelen. Nu zit Ds. Schilder in dien stoel! Hoera! Ja, van je vrinden moet je het hebben. Ik wil u wel laten zien „den grooten zwaren tuimel”.
Ik had geschreven, dat de Kuyperiaansche richting leert: „Een mensch wordt niet wedergeboren door het gehoor des Woords Gods, want de wedergeboorte geschiedt onmiddellijk, maar hij wordt zich bewust door het Woord van Zijn wedergeboorte”. En nu komt het oordeel van Ds. Schilder en hij schrijft: „Dit is, wij weten geen zachter woord ervoor, een groote zware tuimel uit den stoel der wetenschappelijke redeneering”. (Reformatie 23 October (1925).
Waarom? Wel zoo filosofeert Ds. Schilder dan, Docent van der Schuit weet heel goed, dat er nà de besluiten over de Leergeschillen in de Ger. Kerkensynode 1905 geen Kuyperiaansche richting meer bestaat. Ei - Ei!- Als dat de vuist is, die mij uit den stoel der wetenschappelijke redeneering „een grooten zwaren tuimel” laat maken dan heeft Ds. Schilder ook wel eens gehoord van Don Quischot? Men kent toch wel de geschiedenis van dien dolenden ridder, van dien grootspreker? Maar ik kan dit wel laten passeeren, want dit schreef Ds. Schilder 23 October 1925. Dat was nog de booze en zoo niet dan de verontwaardigde Ds. Schilder. Maar zoovéél weken later, dat was 11 December 1925, toen was het de bedroefde Ds. Schilder. „Quis non fleret”, en dat mag men niet laten passeeren. Neen, dat had ik niet kunnen denken, dat mijn rede zulke ontroeringen zou hebben teweeg gebracht! Eerst dachten sommigen, dat Ds. Schilder zoowel Docent van der Schuit als heel die Apeldoornsche Theologische School tot een bespotting wilde stellen. „Kan uit Nazareth iets goeds komen”? Neen, zulke grootheidallures moet men Ds. Schilder niet toedichten. Althans ditmaal is het iets anders. Ds. Schilder is bedroefd. Quis non ridet? Ik bedoel „Quis non fleret”. Laat mij even tijd om na te denken, hoe ik Ds. Schilder 't best van dienst kan zijn.

A. (Apeldoorn) S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 januari 1926

De Wekker | 4 Pagina's

Quis non fleret?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 januari 1926

De Wekker | 4 Pagina's