Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vragenbus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vragenbus

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

G. v. D., te Gr. R., U. S. A., heeft een vraag in verband met de pogingen van de Gereformeerde Gemeente aldaar, om een predikant uit de Chr. Geref. Kerk in Nederland, te beroepen. Deze Gemeente met nog andere, staat in geenerlei betrekking tot de Chr. Geref. Kerk in ons vaderland, maar houdt correspondentie met de Gereformeerde Gemeenten alhier. Dat schijnt voor den Kerkeraad te G. R., evenwel geen bezwaar, om ook Chr. Geref. predikanten te beroepen. Hij beweert eenvoudig „die menschelijke muur” of scheiding tusschen beide kerk groepen niet te zien.
G. v. D. vraagt nu: „is er in Gode bewijs, dat wij als Gereformeerde Gemeente geen Leeraars uit de Chr. Geref. Kerk kunnen of mogen beroepen?”
Gods Woord is maar niet een handboek, dat we slechts hebben open te slaan, om voor allerlei zaken een letterlijk voorschrift te vinden. Maar al geeft de H. Schrift in dit geval geen letterlijke uitspraak, we hebben ook dit aan den geest der H. Schrift te toetsen.
Het woord „Laat alle dingen eerlijk en met orde geschieden,” heeft bijzondere beteekenis voor het verkeer in Gods Huis. Wil een kerk, staande buiten het verband der Chr. Geref. Kerk, één van hare leeraren beroepen, dat ligt op haar weg om dat te verantwoorden. Maar dat beroepen zal toch tevergeefs zijn, want die leeraren hebben zich voor Gods aangezicht verbonden, de Chr. Ger. Kerk te dienen. Ze ontvingen door en in die Kerk hun zending. Nu gaat het toch maar niet aan, zoo maar van de eene in de andere Kerk over te stappen. Dat zou gemakkelijker gaan, als slechts een menschelijke muur scheiding maakte. Deze uitdrukking die ik natuurlijk niet al te zwaar wil opnemen, getuigt althans niet van kerkelijk besef. In alle bescheidenheid belijdt de Chr. Geref. Kerk, dat zij is de wettige en zuivere openbaring van het lichaam van Christus. Uit hoofde daarvan is zij het aan haar beginsel en historie verplicht haar kerkelijke grenzen zuiver te bepalen.
Hare dienaren kunnen er dus niet aan denken een roeping van een andere kerk, welke buiten haar verband staat, hetzij in of buiten Nederland in overweging te nemen. Of zij moeten het niet langer met de leer en het beginsel der kerk eens zijn, dan is heengaan eisch.
Maar als nu de Vrije Gemeenten zoo gaarne een predikant der Christ. Geref. Kerk zagen overkomen, waarom dan niet officieel zich in verbinding gesteld met de Christ. Geref. Kerk?
G v. D. meent, dat als er maar eens eerst Chr. Geref. leeraars in die Gemeenten arbeiden, dat er dan ook wel correspondentie zou komen. Maar hiermede zou men de paarden achter de wagen spannen. Niet afzonderlijke personen, maar de kerk heeft in deze haar verhouding te bepalen. Waarom zoeken de Gemeenten in Amerika geen gemeenschap met de Chr. Geref. Kerk? Het zou voor vele leden der Chr. Geref. Kerk, die naar Amerika vertrekken, het kerkelijk leven vergemakkelijken.
Een tweede vraag is: „Moet ieder, die belijdenis doet, niet aanvankelijk genade bezitten, daar hij of zij toch anders geen ja kan zeggen op de vragen die gedaan worden?”
Het is maar de vraag, wat verstaat men onder het afleggen van belijdenis? Is dat alleen maar een belijdenis doen van de waarheid, zonder meer? Als het dat is, kan ieder, die in zijn Bijbel gelooft, zonder zelfonderzoek, belijdenis afleggen. Maar van dat belijden zegt Jacobus: „Gij gelooft, dat God een éénig God is, gij doet wel, de duivelen gelooven het ook, en zij sidderen.” (Jac. 2:19).
De ware belijdenis is, een getuigenis van de innerlijke levensverhouding, waarin de belijder staat tot den God des Verbonds, Die zich in Zijn Woord heeft geopenbaard. Die belijdenis brengt verband tusschen Doop en Avondmaal. Het „Kort Begrip” werd dan ook saamgesteld tot onderwijzing van hen, die zich tot het H. Avondmaal wenschen te begeven. Maar stelt Gods Woord den eisch van een levend geloof tot het afleggen van belijdenis, dat raakt allereerst hem of haar, die belijdenis aflegt. Menschen zijn geen harte-kenners. Subjectief is levend geloof eisch der Schrift, maar de Kerk vraagt objectief naar een belijdenis, die steunt op Gods Woord. Hierbij zal voortdurend worden aangedrongen op zeer ernstig zelfonderzoek, èn door de prediking des Woords, èn in het huisbezoek.

A. (Apeldoorn) G.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 januari 1926

De Wekker | 4 Pagina's

Vragenbus

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 januari 1926

De Wekker | 4 Pagina's