Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een val en opstanding. (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een val en opstanding. (1)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

„En alle de tollenaars en de zondaars naderden tot Hem, om Hem te hooren. En de farizeërs en schriftgeleerden murmureerden, zeggende: Deze ontvangt de zondaars en eet met hen. Luk. 15:1, 2.

Het was een aandoenlijk oogenblik, toen de grijze Simeon in Jeruzalems tempel het kindeke Jezus in zijne armen nam en, God lovende, de Zaligheid des Heeren aan het hart drukte. Wat weelde voor dien hoogbejaarde; wat zielevreugde voor dit kind van God! Lang heeft hij gewacht, maar de Heere heeft Zijne belofte niet vertraagd.
„Nu laat Gij, Heere! Uwen dienstknecht henengaan in vrede!”
Maria en Jozef slaan vol eerbiedige verwondering het schouwspel gade.
Simeon zegent hen in het woord der profetie over den Heere Jezus: Zie, Deze wordt gezet tot een val en opstanding veler in Israël, en tot een teeken, dat wedersproken zal worden.
Dit woord heeft ten volle zijne vervulling gevonden in de dagen van Jezus' omwandeling op aarde en na dien tijd. Ook op den huldigen dag wordt het nog bewaarheid, en dat zal blijven voortgaan tot den jongsten dag.
Tegenover degenen, die Hem mogen aannemen door het geloof, zullen er altijd velen, zeer velen staan, die zich aan Hem ergeren, die Hem niet willen als den weg, de waarheid en het leven.
Wat geschiedde gedurende Christus' openbaar optreden in het vleesch, wordt herhaald, voortgezet na Zijne troonsbestijging. De groote levensvraag van toen, geldt ook nu: Wat dunkt u van den Christus? Het antwoord op die vraag, niet enkel dogmatisch, ook practisch, brengt verschil, beslissing.
Lukas spreekt ons in onzen tekst van de verschillende verhouding, waarin menschen tot den Heiland stonden of kwamen.
Die menschen zijn farizeërs en schriftgeleerden, tollenaars en zondaren.
Er is hier niet sprake van Joden en Heidenen. Al de genoemden behoorden tot het zaad Abrahams, leefden onder het schijnsel der bijzondere openbaring Gods, hadden Zijne wet en droegen het teeken des verbonds des Heeren in hun vleesch.
Zij behoorden tot het Zijne (Joh. 1:11).
Zoo zijn zij voor ons niet het beeld der wereld, die zonder God en Christus leeft.
Zij zijn ons het beeld van het volk des verbonds onzer dagen.
Daardoor ontvangt de mededeeling van Lukas hare beteekenis voor u en mij; want niet om ons maar iets mede te deelen aangaande het wedervaren van den Zoon des menschen onder de menschen, heeft het den Heiligen Geest goed gedacht dit te laten opteekenen, maar tot onze leering, tot onze toetsing.
Jezus blijft dezelfde en het volk des verbonds zal dezelfde verschillen blijven vertoonen tegenover Hem. Droome, wie wil, van een volmaakten kerkstaat! Niet voor hier, voor deze bedeeling, is deze. Er zullen onder hen, die het merkteeken des verbonds dragen, altijd zijn, die zich stooten aan den Heiland, doch, Gode zij dank voor Zijne onuitsprekelijke genade, ook, die tot Hem naderen, om Hem te hooren.
Geen geboorte uit vleesch en bloed, geen onderscheidingsteeken des verbonds behoudt. Jezus alleen!
De vraag, wat Hij voor ons is, beslist.

Een val voor farizeën en schriftgeleerden!
Menschelijke waardeering zou het anders stellen. Niet de val voor hen, maar de opstanding, de verhooging!
Waren zij niet in voorbeeld en leer de voorgangers des volks? Stonden zij niet naar de kennisse Gods en in hunne oefeningen naar de gemeenschap des Heeren? Hoog hielden zij de openbaring, ja, zij hadden die nog meer omtuind, opdat hun voet niet uit zou glijden! Abrahams zaad zijn zij bij uitnemendheid, de eersten, de geestelijke elite (kern, bloem) des volks. Verheven stonden zij ook in de oogen van „de schare, die de wet niet weet”.
Maar de Heere Jezus deed niet, wat de menschen gewoon zijn te doen. Hij zocht de hoogheid niet en de grootschheid des levens, om Zich, daarmede Zich verbroederende te verheffen. Niet den stand des menschen zocht Hij: Hij zocht de ziel!
Daarom was Hij voor farizeën en schriftgeleerden een raadsel.
En meer, omdat Hij hun afgod niet diende, Hij werd hun vijand!
Hadde Hij zich maar gevoegd naar het ideaal, dat zij zich gevormd hadden van den beloofden Messias, het ideaal der wederherstelling van Israels koningschap en van de heerschappij van Israëls godsdienst, dan hadden zij Hem begrepen.
Maar heel des Heilands optreden spotte met dat ideaal.
Zoo ergerden zij zich aan Zijne eenvoudigheid, Zijne geringheid, Zijne afwijzing van macht.
Zij ergerden zich aan Zijne waarheid. Zijn woord toch ontziet de ontdekking niet, maar rukt de vijgebladeren van godsdienstkennis en godsdienstijver af.
Zij ergerden zich aan Zijne gemeenzaamheid met de geringere klasse. Hij neemt de scheidslijn weg, die zij zoo duidelijk meenden te zien tusschen de uitverkorenen, farizeen en schriftgeleerden, en de domme menigte, die maar leeft voor den tijd.
Zij ergerden zich aan Zijnen omgang met tollenaren en zondaren. Zijn zij niet heiliger in kleeding, in gebaar, in kennis, in gebed.
Deze ontvangt de zondaren en eet met hen!
O, indien Hij waarlijk van God ware, Hij zou hun gezelschap zoeken; Hij zou staan naar een zetel in den raad, het gestoelte van Mozes; Hij zou zich aansluiten bij hen, die den dienst van God en de wederherstelling van Israël beoogden.
Wat kan Hij verwachten van den minderen man, het gewone volk?
Zij verstonden niet, zij, die prat gingen op de kennis der Heilige Schrift, die de wet, de openbaring des Heeren tot het levensdoel van hun onderzoek hadden gesteld, dat de Heere Jezus moest zijn, die Hij was, in leer en leven.
Een Heiland in hoogheid, staande naar wereldlijk gezag?
Neen, zij verstaan het woord huns profeten niet (Jesaja 61): De Geest des Heeren is op Mij, omdat de Heere Mij gezalfd heeft, om een blijde boodschap te brengen den zachtmoedigen (niet den voortreffelijken); Hij heeft Mij gezonden om te verbinden de gebrokenen van hart (niet de krachtigen in zichzelf); om den gevangenen (niet de innerlijk opstandigen) vrijheid uit te roepen en den gebondenen (niet in politieken zin) opening der gevangenis. Om uit te roepen het jaar van het welbehagen des Heeren (hetgeen zoozeer van dat des menschen verschilt), en den dag der wrake onzes Gods (welke wrake voor den mensch buiten God een verschrikking is); om alle treurigen (niet zelfgenoegzamen) te troosten.
Zij verstaan er niets van, dat de Heiland gekomen is, niet om rechtvaardigen te roepen, maar zondaren tot bekeering.
Mogelijk hebben zij, toen de Heere dit zeide gedacht: Maar dat behoeft toch zóó niet; ook wij leeren den menschen, wat zij doen moeten. Toch vermengen wij ons niet met hen.
Deze ontvangt de zondaars en eet met hen!
Zij verstaan Jezus' zending niet!
Zij verstaan Zijne liefde niet!
Waarom niet?
Zij meenen te bezitten, wat hun noodig is. God moet met hen tevreden zijn, met hun zuiverheid, met hun ijver. Rijk zijn zij in eigen oog, rijk en verrijkt; geens dings hebben zij gebrek. Zij weten niet, dat zij arm zijn en jammerlijk, en blind en naakt.
En in hoogmoed zien zij neer op tollenaren en zondaren, en — op Jezus!
Zou hun geslacht uitgestorven zijn?

L.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 januari 1926

De Wekker | 4 Pagina's

Een val en opstanding. (1)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 januari 1926

De Wekker | 4 Pagina's