Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Veluwsche Brieven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Veluwsche Brieven

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geliefde Broeder!
„Van vele boeken te maken is geen einde, en veel lezen is vermoeiing des vleesches”, heeft de wijze Prediker gezegd en hij zeide het in een tijd, toen het menschdom nog niet als door een springvloed van lectuur bedolven werd. In zijn tijd toch bestond er geen boekdrukkunst; alle boeken moesten worden geschreven en de vermenigvuldiging van geschriften ging dus maar heel langzaam, zoodat ook het aanschaffen van boeken zeer bezwaarlijk was voor menige beurs. Door de uitvinding der boekdrukkunst gaat de vermenigvuldiging sneller en zijn de boeken ook veel goedkooper. Wij hebben dit als een zegen te beschouwen, hoewel waar is, wat Da Costa zegt van de uitvinding der boekdrukkunst, dat zij n.l. was een stap ten hemel en — ter helle! Van het lezen van vele boeken moet gezegd worden, dat het niet alleen is vermoeiing des vleesches, doch ook verderving des geestes. Wat zijn er een geschriften, wier inhoud als vergif moet geteekend worden, boeken, die den eerbied voor God en Zijn Woord, voor het gezag en de zedelijkheid ondermijnen! Voeg daarbij de dagbladen, z.g.n. neutraal, maar in hun neutraliteit het stellende zonder God. Nog maar al te veel worden die, ook in Christelijke kringen aangetroffen. Het is wel zaak, dat onze predikanten en ouderlingen bij het huisbezoek daar eens aan denken. Het is niet onmogelijk, dat de indruk van een degelijk en ernstig gesprek straks door het lezen van zulk een blad eenvoudig wordt weggevaagd. Ge zult misschien opmerken, dat die indruk dan toch niet heel sterk is geweest. Toegegeven! Doch vanwaar dit? als het niet, omdat het neutrale blad eigenlijk den geest al zoo veroppervlakkigd heeft, dat van een blijvenden indruk geen sprake meer zijn kan? Er is dan een zich schikken onder het ernstige gesprek, omdat het nu eenmaal moet, maar eigenlijk is er geen contact. Men heeft meer contact met de wereld.
Of ik dan niets dan goed weet te zeggen van christelijke dagbladen? 't Lijkt er niet naar. Wie op de hoogte van zijn tijd wil blijven, en dat moeten wij toch allen willen, opdat wij de voetstappen des Heeren zouden hooren, is wel verplicht een courant te lezen. Maar er is een „maar”, als de courant ons gaat boven het Woord van God, als er geen tijd is voor dit, wel voor gene. En dan heeft het dagblad schijnbaar zooveel voor. Brengt het ons nieuwsgierige menschen, geen nieuwtjes; is zoo'n blad voor ons dikwijls niet als een, die wel zijn redenen mag zeggen, doch op onze tegen-redenen niet antwoorden kan? Wat er goeds in staat, dat zouden wij ook gezegd hebben! Wat naar onze opvatting niet deugt, hoe is het mogelijk, dat men zoo iets kan laten drukken? En wij krijgen een plaats in den rechterstoel, om te oordeelen over alles en nog wat! Wij meenen natuurlijk, dat wij, waar het zaken betreft, die wij niet weten kunnen, goed worden ingelicht. Dat veroppervlakkigt ook! Van alles weet de courantenlezer iets; weet hij ook alles of iets goed? Als in een optocht trekken de berichten langs hem heen. Verbijsterend, zou men zeggen. Niets van aan; het wordt zoo'n gewoonte, dat de mensch dat wel hebben kan. Wat onthoudt hij van al die berichten? Ja, maar, daar gaat het niet om. Waarom dan? Eerlijk gezegd, om ze maar te lezen....
Ik geloof niet, dat de menschheid er eenige wezenlijke schade van hebben zou, als eens een maand of wat geen courant gelezen werd. Is b.v. iemand, die, door krankheid bezocht, langen tijd verstoken is geweest van het courantenvoorrecht, zooveel ten achter?
Misschien was het voor menig christen wel eens goed, dat hij op die manier eens vastte. En dan niets las? Niets dan den Bijbel!
Daaraan heeft het volk de grootste behoefte. Deze moet zijn onze dagelijksche lectuur. Staat hij niet in afkomst, in rang, in doel boven alle geschriften, ook boven onze stichtelijke lectuur van ouden of jongen datum?
Gij stemt mij dat toe en toch beschuldigt gij mogelijk u zelf, gelijk ik het mijzelf doe, dat de Bijbel zoo menigmaal moet achterstaan! Want wanneer lezen wij in den Bijbel Twee- of driemalen 's daags! En wanneer lezen wij den Bijbel? Wij moeten zoo belijden, dat wij meer over den Bijbel lezen, dan dat wij den Bijbel zelf lezen. Gaan wij eigenlijk bij de beoordeeling van preeken, geschreven of gesproken, niet uit van de idee, dat wij de waarheid wel weten? Geven wij ons niet menigmaal met vol vertrouwen over aan den een of anderen schrijver, die ons inlicht over het voorwerpelijke of (en) onderwerpelijke van de leer der zaligheid, zonder dat wij in het Woord Gods een toetssteen hebben voor de waarheid der voorstelling, ons gegeven?
Laat ons den Bijbel de eerste plaats geven. Boven alle nieuwtjes staat zijn inhoud en neen, hij zet ons niet in den rechter-stoel, hij richt ons, hetgeen wij zoozeer noodig hebben.
Laat ons den Bijbel lezen, biddende om den Heiligen Geest, maar, wat de wijze betreft, op dezelfde wijze, als wij een ander boek lezen, d.i. met vandaag wat en morgen wat en overmorgen wat, maar achter elkander, wat God bijeengevoegd heeft. Dan zal het Woord voor zichzelf spreken.
Toen Czaar Alexander I voor het eerst den Bijbel las en bij elke plaats, die hij niet vatte, een streepje zette, moest hij menigmaal daartoe overgaan. Toen hij voor de tweede maal het deed, kon hij vele streepjes doorstreepen.
De taak der leeraars is, goed bezien, geen andere dan de gemeente te leiden tot en te brengen in het Woord.
De prediking moet, niet altijd opzettelijk, prikkel zijn tot onderzoek der Schriften.
Bijbelsche christenen moeten wij wezen of worden!
Het hindert niet, of wij wat minder weten van dit of van dat. Het hindert volstrekt niet of wij precies op de hoogte zijn van hangende kerkelijke of politieke quaesties. Ais wij er niet in betrokken zijn, laten wij er ons dan ook maar buiten houden.
Maar het hindert wel, al schijnt onze vermeende bekendheid der Schrift dat tegen te spreken, als wij niet leven bij het Woord.
Gods Woord is een lamp voor den voet, een licht op het pad.
Dat Woord is de waarheid!
En die hebben wij noodig!
Wat licht en lucht zijn voor het natuurlijke leven, is het Woord voor het geestelijke!
Laat ons dien schat, welken de Heere ons schonk, niet in een zweetdoek begraven!
Met vriendelijke groeten — reeds nam ik te veel ruimte in beslag en vergde ik te veel van uw geduid; 't is ten goede bedoeld — verblijf ik, heilbiddend,
t.t.

L.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 februari 1926

De Wekker | 4 Pagina's

Veluwsche Brieven

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 februari 1926

De Wekker | 4 Pagina's