Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerk en Staat

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerk en Staat

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Verder. Wanneer twee hetzelfde zeggen, is het daarom nog niet hetzelfde. Als de paus van Rome over deze dingen spreekt en wij spreken er over, dan kunnen wij ons daarbij van precies dezelfde woorden bedienen en toch zullen wij beiden uit een ander beginsel spreken en handelen en ook beiden een ander doel beoogen. Wat bedoelen wij, wanneer wij spreken en getuigen, waarschuwen en vermanen tegen den toenemenden afval en het zich uitbreidend ongeloof? Wat zit bij ons voor en uit welk beginsel komt dat alles bij ons op? Spreken en arbeiden wij uit een kerkelijk beginsel, en bedoelen wij de uitbreiding van onze kerk, en een vermeerdering van haar macht? Ik geloof het niet. Wij onderschatten de plaats en de beteekenis van de kerk in het volksleven niet en de bede om de komst van het koninkrijk wordt door onzen catechismus wel terdege ook met deze woorden verklaard: „Bewaar en vermeerder Uw kerk.” Waar voorop gaat: Regeer ons alzoo door Uw Woord, en Uwen Geest, dat wij ons hoe langer hoe meer aan U onderwerpen. Zulk een woord is bijkans onverstaanbaar voor Roomsche ooren. Want de kerk is bij Rome alles. De kerk, letwel de Roomsche kerk, is het steeds meer en meer zichtbaar wordende Godsrijk en deze kerk pretendeert nog altijd de alleen zaligmakende te zijn, zoodat in het Hervorming-Nummer van de bekende studiën, aan de Protestanten door Gorris den welmeenenden raad gegeven wordt:
Keer, Kind, tot 's Vaders huis, en tranen van verblijden zelfs van den ouden zoon, zij zullen welkom zijn. Uit dit beginsel, dat alleen Rome's kerk de absolute macht en heerschappij in deze wereld heeft, dat het alleen het recht bezit om wetten te geven en volkeren te besturen en dat alle wereldlijk gezag hier beneden ondergeschikt is aan het gezag van den paus, is deze encycliek geboren. Wanneer ik het goed zie, wordt op een andere wijze en in een anderen vorm door deze encycliek en een gezag en heerschappij hersteld, dat Rome's kerk sedert den uitgang der midden-eeuwen heeft verloren. Want in de Midden-eeuwen hebben wij de worsteling gehad tusschen de heerschappij van den paus en die van de vorsten, tusschen de kerk en den staat, en die worsteling is ten nadeele van Rome's kerk beslist. Tot 1870 heeft zich toen nog een schaduw van des pausen wereldlijke macht kunnen staande houden, maar toen ging de Kerkelijke staat voor altijd onder en de paus werd een gevangene in zijn eigen paleis.
En nu wordt door Pius XI deze absolute heerschappij van Rome's kerk over de vorsten en de volken der aarde weer hersteld, maar hersteld niet als een kerkelijk-wereldlijk gezag, zooals in de Middeneeuwen, neen, maar als een zuiver geestelijk gezag, dat m.i. minstens zoo gevaarlijk, zoo niet gevaarlijker, is dan het eerste. Omdat er lijn in zit, omdat deze encycliek niet maar plotseling uit de lucht valt, maar aansluit bij de encycliek van Pius X.
Deze heeft in zijn encycliek van 16 Juni 1905 de opperleiding der kerkelijke overheid over de Roomsch-katholieke actie gevorderd, „in zaken van tijdelijken en economischen aard en op het terrein van het openbare administratieve of politieke leven, dus alle zaken die liggen buiten de zuivere geestelijke bediening. De Roomsche politici staan dus zuiver in dienst van de kerk, ontvangen krachtens deze pauselijke encycliek ook hun instructies en aanwijzingen voor hun politieke gedragslijn van de kerkelijke overheid, zoodat Rome's kerk in ons Vaderland de geheele Roomsche politieke en sociale aktie leidt. De Roomsche politicus is absoluut niet vrij, maar heeft eenvoudig het gezag van de kerk te erkennen en hare opdrachten ook in het politieke leven uit te voeren. En nu komt Pius XI en stelt het feest van het Koningschap van Jezus Christus in, dat niet alleen een koningschap genoemd wordt in overdrachtelijken zin, maar een Koningschap „waarvoor de naam van Koning en de koninklijke macht ook in de eigenlijke beteekenis van het woord moeten worden opgeeischt” (Encycliek) een koningschap, dat gegrond heet te zijn op wetgevende, rechterlijke en uitvoerende macht; een koningschap, dat niet alleen een geestelijke heerschappij is, doch een „tweevoudig ambt” omvat. „Schandelijk,” zegt de Encycliek, zou hij dwalen, die den christen als mensch de heerschappij over eenige burgerlijke zaak zou ontzeggen, daar hij derwijze van den Vader het volstrekte recht over het geschapene heeft gekregen, dat alles in zijn macht gesteld is.”
Met de instelling van dit feest en de uitvaardiging van deze Encycliek heeft de paus voltooid, wat door Pius X begonnen was: het geheele menschelijke geslacht, zoowel de gedoopten als de niet-gedoopten, in al zijn verhouding, is daarmede onder het geestelijk gezag van Rome's kerk gesteld. Dat is de feitelijke beteekenis van hetgeen de paus en met deze Encycliek en met de instelling van dit feest heeft bedoeld. Inderdaad, de N. Rott. Courant, die een uitnemend hoofdartikel aan deze Encycliek heeft gewijd, sprak terecht van een „Ultramonnisme über alle Berge.”
Nu kunnen wij als protestanten dit alles rustig naast ons neerleggen, en wanneer ik er hier met grooten nadruk op wijs, is dat volstrekt niet om anti-papisme op te wekken. Met antipapisme doen wij tegen Rome niets. Schelden en uitvaren en dik doen tegen Rome maakt ons kleiner en Rome grooter. Onze innerlijke verdeeldheid moet worden hersteld, een eenig man moeten wij worden, omdat de zaak van het protestantisme heusch niet zoo sterk staat in de wereld. Laat ons toch de dingen nuchter bezien en ons door den schijn niet laten verblinden: „de zaak van het protestantisme staat slecht,” want naar het getuigenis van bevoegden moet zij in Nederland nog het beste staan en wij, die er toch hier wat van kennen, houden bij oogenblikken ons hart vast voor de toekomst. Als het Protestantisme in ons eigen vaderland dan ook voortgaat zich nog meer te verdeelen dan het tot nu toe al is, zal de afval steeds grooter worden en die afval komt eensdeels ten goede aan het socialisme en eensdeels aan Rome's kerk.

d. H. (den Haag) J.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 februari 1926

De Wekker | 4 Pagina's

Kerk en Staat

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 februari 1926

De Wekker | 4 Pagina's