Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerk en Staat.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerk en Staat.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het machtige Amerika heeft in Europa zijn gezanten, die dikwijls heel goede ooren en oogen hebben en tengevolge daarvan een scherpen kijk op de toestanden van Europa. Deze gezanten brengen over hetgeen zij zien en hooren en waarnemen vertrouwelijke rapporten aan den president uit, die natuurlijk nooit gepubliceerd worden tenzij met een bepaald doel. Een van die gezanten is de Heer Houghton, thans ambassadeur in Engeland, vroeger in Berlijn. Deze heer Houghton schijnt me een verbazend pientere kerel te zijn, die goed rondgekeken en goed geluisterd heeft, en die juist uit hoofde van zijn positie de gelegenheid heeft om met een onbevangen kijk het drijven en intrigeeren en wroeten van de hedendaagsche diplomatie gade te slaan. Die Houghton heeft nu kort geleden in een heel vertrouwelijk rapport zijn meening over Europa eens uiteengezet, en wat hij daarin gezegd heeft, vindt men blijkbaar in Amerika zoo interessant, dat het Dep. van Buitenlandsche Zaken er dadelijk mededeeling van deed aan den pers. En toen had men het lieve leventje gaande. Want men verkneuterde zich hier in Europa zoo lekker in zijn drijven en wroeten en men achtte zich zoo zeker, dat niemand dan degenen, die het deden, er iets van afwisten, dat het voor die heeren intriganten als een donderslag bij helderen hemel was, toen zij uit de Amerikaansche pers vernamen en spoedig daarop in hun eigen pers konden lezen, dat de heer Houghton hen allen in zijn zak had. Want deze gezant had onomwonden aan zijn president en aan den Secretatis van Buitenlandsche zaken verteld: dat de Europeesche Staatslieden niets uit dan oorlog geleerd hadden. De Volkenbond kon nog volstrekt niet als internationaal lichaam tot handhaving van den Vrede beschouwd worden. Een groot Engelsch dagblad, het rapport van Houghton besprekende, noemde hem zelfs een instelling tot bevordering van den oorlog.
Men gaat, verklaarde Houghton verder, in Europa den weg op van de allianties van 1815 met dit groote verschil, dat van deze allianties niet kan worden verwacht, dat zij veertig jaar lang den vrede in Europa zullen waarborgen. Frankrijk staat aan het hoofd van deze beweging, bijgestaan door aantal satellieten en door de Engelsche regeering, die tegen haar wil wordt meegesleept, omdat, ofschoon de wenschen van het Britsche volk in een geheel andere richting gaan, Chamberlain van meening is, dat Frankrijk moet worden gesteund, daar het Britsche rijk Frankrijks medewerking in het naburige Oosten en elders niet kan missen. De Europeesche mogendheden wenschen geen werkelijke ontwapening en willen ook niet, dat Amerika deel zal uitmaken van hun Raad. De voorbereidende ontwapeningsconterentie te Genève zal, als zij inderdaad tot stand komt, voorstellen behandelen, waarvan men vooruit weet, dat zij niet zullen worden aangenomen en waarvan men ook niet wenscht, dat zij aangenomen worden en die opzettelijk op het programma worden gezet om tot een ostentatieve mislukking te komen. Amerika wil gaarne ontwapenen, Engeland ook, maar Frankrijk, Italië en Japan willen niet. Zij zullen in den militaristischen waanzin volharden tot ze er onder bezwijken, hetzij door een oorlog, hetzij door financieelen ondergang.
Men kan zich voorstellen, met welk een verontwaardiging de intriganten van Locarno en Geneve van deze dingen kennis genomen hebben, temeer omdat men dadelijk begreep, dat er bij Amerika een bedoeling met deze publicatie voorzat. Men voelde heel goed, dat juist door deze publicatie de machtige republiek, waaraan feitelijk Europa overgeleverd is, dreigend den vinger ophield, alsof zij zeggen wilde dat het nu met dat geintrigeer eens uit moest zijn, want dat zij anders tot andere maatregelen zou over gaan. En wat voor die politieke intriganten, die ook het schandaal van Geneve op hun geweten hebben, nog onpleizieriger was: de openbare meening gaf aan Houghton volkomen gelijk. Een groot Engelsch blad zeide: „dat de openbare meening in Engeland woord voor woord onderschrijft, wat Houghton gezegd heeft, en dat het alleen maar jammer is, dat deze zijn meening over de Fransche intriges niet nog tijdens de besprekeningen in Geneve ter algemeene kennis heeft gebracht, daar zij een steun had kunnen zijn voor de eerlijke vrienden van den Volkenbond”.
Ik geloof, dat Europa dankbaar mocht zijn, dat een buitenstaande eens open en eerlijk zijn meening over ons werelddeel heeft gezegd. Als de heeren diplomaten nu ook maar eens luisteren willen, want indien zij dat niet doen, maar hun goddeloos en gevaarlijk geintrigeer voortzetten, helpen zij Europa naar den afgrond. En de volken zijn hoe langer hoe meer met onmacht geslagen. Wie heeft tijdens de onderhandelingen te Geneve dat niet diep gevoeld, dat er buiten ons en zonder ons over ons beslist wordt, door een groep menschen die van wege hun politieke aspiraties en intriges elkander verbijten, vereten en verteren? Die voor niets ter wereld terug deinzen en geen enkel middel te goed achten om hun doel te bereiken? Ik heb werkelijk in die dagen een gevoel van benauwenis gehad bij de gedachte, dat wij nu allen dat spel daar konden aanzien en doorzagen en toch machteloos waren om er iets aan te veranderen. En hoe meer de waarheid daar binnen Genève zocht door te breken, hoe sterker er geintrigeerd werd om haar de overwinning te betwisten. En zij heeft het niet kunnen winnen. Hoe meer de Zweedsche afgevaardigde Unden, wiens optreden en houding daar ik bewonderd heb, den weg voor Duitschland trachtte te banen, hoe feller gestookt en geintrigeerd, werd, totdat, toen het scheen, dat hij toch zou triumpheeren, opeens Brazilië verrees en door zijn „Veto” het schandaal furceerde. In de verschillende parlementen is do zaak reeds besproken en het grappigste is : de heeren van Genève hebben overal gelijk gekregen.
Chamberlain heeft een motie van vertrouwen gekregen, met nog een zegekar op den koop toe, zooals Mac Donald het sarcastisch uitdrukte, Briand idem, Unden idem, de Duitsche delegatie idem en zelfs Brazilië heeft nog eens duidelijk verklaard, dat het er ook in September tegen is, dat het aantal vaste zetels wordt uitgebreid. Dat belooft niet veel goeds voor Duitschland en voor het Verdrag van Locarno, maar men heeft nog tijd. Het spel kan weer op nieuw beginnen, maar ik vrees, dat het een spelen is met het lot en de toekomst van Europa.

d. H. (den Haag) J.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 april 1926

De Wekker | 6 Pagina's

Kerk en Staat.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 april 1926

De Wekker | 6 Pagina's