Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kennen en vertrouwen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kennen en vertrouwen

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

„En die Uwen Naam kennen, zullen op U vertrouwen. Psalm 9:11a.

Kennen en vertrouwen staan met elkander in nauw verband. Waar kennis ontbreekt, kan van vertrouwen geen sprake zijn. Kennen van Gods Naam is kennen van God zelf. De Naam Jehovah, is de uitdrukking en omschrijving van Gods Wezen: de Onafhankelijke, de Eeuwige, de Algenoegzame.
De heilige zanger spreekt in dezen psalm, gelijk ook in den voorgaanden van Gods Naam in 't enkelvoud. Gelijk er éénheid is in Gods deugden, zoo is er ook éénheid in Gods namen.
Aan den Heere wijdt de godvreezende dichter zijn lied: „Ik zal Uwen Naam zingen, o Allerhoogste!” De Naam des Heeren is voor hem vol zoetigheid en heerlijkheid. Die Naam kan hij naar waarde niet prijzen, in volmaaktheid niet kennen, maar toch is die Naam hem als een uitgestorte olie, die haar geuren alom verspreidt.
De Naam des Heeren is de naam van Zijn Verlosser, van Zijn Ontfermer, van Zijn Leidsman, van Zijn God. Zonder de kennis van dien Naam was de wereld, was zijn leven, was zelfs zijn koningskroon zonder heerlijkheid. En niet alleen voor hem, maar wat is de mensch, die God niet kent! Aan de kennis van God is het eeuwige leven verbonden (Joh. 17:3), doch waar die kennis ontbreekt, daar ontbreekt het ééne noodige. Door de zonde verloor de mensch Gods beeld, en met dat beeld, de kennis. Blind en onwetend leven duizenden daar voort, zonder zich over hunne onkunde te schamen of te bekommeren. Toch heeft de Heere Zich zoo duidelijk geopenbaard.
Al de werken Zijner handen roepen luide de grootheid en de heerlijkheid van Zijnen Naam uit. Iedere bladzijde der Heilige Schrift verkondigt het ons; elken dag van ons leven wordt met duizenden van stemmen ons toegeroepen: God is groot!
Maar helaas! Zoo groot is de macht der zonde, dat reeds eeuwen lang door de kinderen der menschen wordt gevraagd: wie is de Heere?
Toch is God overal. Zijn Naam is heerlijk over de gansche aarde. Zon, maan en sterren prediken ons den Naam des Almachtigen. Iedere dauw- en regendroppel, elke sneeuwvlok, zoowel als de stroomende rivieren, en het golfgeklots van de baren der zee, aan onze stranden beluisterd, het roept den stervelingen dezer aarde toe: Ik ben de Heere, die dit alles heeft gemaakt.
Als der koningen Koning, en der heeren Heere, die alom met majesteit regeert, wordt in gezondheid en krankheid, in voor- en in tegenspoed, in leven en dood de luister Zijner mogendheden geopenbaard. Wie is een God gelijk Hij, die in hemel en op aarde Zijn welbehagen volbrengt!
In de deugden van zijn goddelijk wezen schittert de grootheid van Zijn ondoorgrondelijken Naam. Gerechtigheid en gerichte zijn de vastigheden Zijns troons. Genade en erbarming straalt uit den Naam onzes Gods, waar Hij als Jehovah zich hooren laat in zijne gezegende verbondsbelofte: Ik ben de Heere, Uw God, Uw Schepper, o Jakob, uw Formeerder, o Israël!
Jehovah is de Naam des Vaders, die daarin Zijne groote liefde tot de Zijnen heeft geopenbaard, dat Hij hen tot Zijne kinderen heeft aangenomen. Het is de Naam des Zoons, waarmede Zijne geloovigen Hem noemen: de HEERE, onze Gerechtigheid. Het is de naam des Heiligen Geestes, die als de Trooster aan de Gemeente is beloofd.
Jehovah, taalkundig afgeleid van een Hebreeuwsch werkwoord, dat beteekent „Ik ben, Ik besta, Ik zal zijn, uit en door Mij zelven,” is de naam van God drieëenig, de Verbondsnaam. Geen sterveling vermag de diepte van dien Naam te peilen, den omvang van dien Naam te meten.
De psalmdichter roept de grootheid van Gods Naam uit en zegt: „Die Uwen Naam kennen zullen op U vertrouwen”. Weet ge waarom?
In den berijmden psalm wordt deze vraag zoo schoon beantwoord. Hoor slechts:

Hij, die Uw Naam in waarheid kent,
Zal, Heer', op U in zijn ellend'
Vertrouwen, wijl Gij nooit liet zuchten
Hen, die geloovig tot U vluchtten.

Niet slechts historische, neen, zaligmakende kennis wordt hier bedoeld. Gansch Israël wist wel, dat er een God was, die de Schepper is van hemel en aarde met al wat er in is, maar van dat gansche volk kan niet gezegd, dat zij op den HEERE vertrouwd hebben.
't Was niet alles Israël, wat uit Israël was. Zoo is het nog. Wel is er geen zaligmakende kennis zonder historische kennis, maar omgekeerd is er veel historische kennis zonder zaligmakende kennis.
Zeker godgeleerde onderscheidt de kennis van God in levende en in doode kennis. In den tekst wordt levende kennis bedoeld. In dien zin genomen, is kennis ook liefde. Wie God in waarheid kent, als zijn God, zal zijn God en Leidsman ook liefhebben. Dat alles werkt één en dezelfde Geest. Deze is het, die ons hart opent en ons verstand verlicht, opdat we Hem kennen, Wien te kennen en lief te hebben het eeuwige leven is.
Dit was de genade, aan koning David te beurt gevallen, Hij kende den HEERE, en was door velerlei wegen, nooden en beproevingen geoefend in het vertrouwen op zijn God. Hij weet het, niet slechts voor zich zelven, maar ook voor alle anderen; allen, die den HEERE kennen, zullen op Hem vertrouwen.
Dit vertrouwen wordt dan recht duidelijk, als Gods kinderen in beproeving komen. Als gevaar dreigt, als de nood klimt, als alles samenspant, om hen in de engte te drijven. Als alle hulpmiddelen te kort schieten, als aller menschen heil ijdelheid blijkt te zijn, als naar menschelijke berekeningen alles verloren schijnt. Dan nog is alle hoop voor den geloovige niet afgesneden. Dan nog staat het immers vast: Hij kan en wil en zal in nood, zelfs bij het naad'ren van den dood, volkomen uitkomst geven! Door ervaring geleerd, spreekt de man Gods het niet alleen voor zich, maar ook voor alle oprechte vromen uit: Die Uwen Naam kennen, als den Verbondsnaam, zij zullen op U vertrouwen. Zij zullen steunen op dien Naam en zich verlaten op Hem, die als de onveranderlijke Verbonds-God, nooit laat beschaamd worden, wie op Hem vertrouwt. In dat vertrouwen op den HEERE is rust voor het geplaagd gemoed. Het leert afzien van alles, wat beneden is, om zich onvoorwaardelijk met lot en weg aan Hem toe te vertrouwen, die gisteren en heden en in der eeuwigheid Dezelfde is. Dat vertrouwen kan zwaar worden beproefd. De Heere helpt en verlost op Zijn tijd. Vele voorbeelden in de Heilige Schrift bewijzen, dat God helpt in nood. In het vertrouwen op Hem is de geloovige niet werkeloos, niet onverschillig; juist tegenovergesteld. Wat was David niet een man van gebed! Wel toog hij nimmer uit ten strijde zonder wapen, maar alleen dan verwachtte hij zegenrijke uitkomsten, als de HEERE met hem uittoog, die zijne handen bereidde tot den strijd, en zijne vingeren ten oorlog.
Hoe hebben de Aartsvaderen, hoe hebben Gods Profeten en Apostelen, hoe hebben al Gods kinderen uit alle eeuwen op den HEERE vertrouwd. Een groote wolk van getuigen omringt ons, die ons toeroept: wij hebben op God vertrouwd en zijn uit al onze vreezen gered. Dat vertrouwen kan nooit beschamen, omdat de HEERE getrouw is. Het is Zijne belofte, het geldt Zijn Naam en Zijn eer, om Zijne kinderen te verhooren, als zij tot Hem roepen. Zijn Vaderhart en Zijn Vadergunst zijn steeds tot vergeven van alle ongerechtigheden bereid. Zijne Vaderhand is altijd tot hulp gereed. En Gods kind, van die Vaderlijke toegenegenheid in Christus bewust, kan en wil en zal niet anders, dan toevlucht zoeken bij alle gevaar, onder de schaduwe van Gods vleugelen. Daartoe worden al Gods kinderen van den Heere geleerd. Door eenen Geest hebben zij toegang door den Zoon tot den Vader. Als aller menschen naam zal vergeten zijn, leeft nog de Naam van hun God in hun hart en op hunne lippen. Die Naam stamelt de zwakke en de kleine zoowel als sterke en de groote in het geloof. In dien Naam staat de eeuwige behoudenis uwer ziele, staat uwe eeuwige zaligheid gewaarborgd, gunstgenooten des Heeren!
Die Naam, door goddelooze menschen, door roekelooze spotters zoo gelasterd en gesmaad, is uw roem en uwe eere, want Uw Maker is Uw Man, Heere der Heirscharen is Zijn Naam!
In den Zoon Zijns Welbehagens, die het afschijnsel is van Gods heerlijkheid schittert de heerlijkheid en de Majesteit van Hem, die de eer van Zijnen Naam zal handhaven, de lasteraars van Zijn Naam zal verdoemen, en de aanbidders van Zijnen Naam zal zegenen. En daarom:

Vertrouw op Hem, o volk, in smart,
Stort voor Hem uit uw gansche hart,
God is éen Toevlucht t' allen tijde.

Wijlen Ds. J. Wisse Czn.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 april 1926

De Wekker | 4 Pagina's

Kennen en vertrouwen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 april 1926

De Wekker | 4 Pagina's