Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Heilige Geest Christus verheerlijkende.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Heilige Geest Christus verheerlijkende.

Pinksterfeest

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Die zal Mij verheerlijken.Joh. 16:14a.

Opgenomen in heerlijkheid heeft Hij, die de Waarheid is, den Zijnen ten goede, gedacht aan het woord Zijner belofte.
Hij heeft hen geene weezen gelaten, maar op den lijd, door den Vader tevoren besteld, heelt Hij hun gezonden den anderen Trooster, den Geest der waarheid, die hen in al de waarheid leiden zou.
Als de dag van het Pinksterfeest vervuld is en de discipelen, als naar gewoonte, eendrachtelijk samenzijn, volhardende in het bidden en smeeken, dan geschiedt daar haastiglijk uit den hemel een geluid als van een geweldig gedreven wind, en vervult het geheele huis, waar zij zitten; dan worden van hen gezien verdeelde tongen als van vuur, en het zit op een iegelijk van hen; dan worden zij allen vervuld met den Heiligen Geest en beginnen te spreken met andere talen, zooals hun de Geest geeft uit te spreken.
Wonder aangrijpende gebeurtenis! Neen, zij zijn niet in eene vertrekking van zinnen; zij zijn volkomen wel bij hun verstand, kennen hunne omgeving verstaan, wat daar geschiedt. De vijandschap moge spotten, dat zij zijn vol zoeten wijns, dronken dus door invloed van geestrijken drank; bij hen wordt de nuchterheid gevonden, die hen in geen enkel opzicht minder bekwaam doet zijn, dan degenen, die als buitenstaanders getuigen zijn van het wonder.
Niet minder, neen meer bekwaam zijn zij. Wat verborgen is voor de spotters is hun openbaar; hunne oogen zien, hunne ooren hooren de dingen, die des geestes Gods zijn; zij spreken de magnalia Dei, de groote werken Gods. Hunne ziel is vervuld van eene weelde, die met geen roes te vergelijken is, het is de blijdschap van de vervulling des Geestes, de blijdschap des eeuwigen levens in de kennis van den eenigen waarachtigen Gods en Jezus Christus, dien Hij gezonden beeft.
Wilt ge het eene dronkenschap noemen, het is die, waarvan wij zingen in psalm 36:

„Hier wordt de rust geschonken,
Hier 't vette van Uw huis gesmaakt;
Een volle beek van wellust maakt
Hier elk in liefde dronken.”

Wat zaligheid, den vergaderden geschonken !
Al de weldaden, die de Heere ons schenkt, geeft Hij uit vrije genade, die de zaligheid der Zijnen bedoelt. Maar die zaligheid, die heerlijke genieting, dat opgaan in de zegeningen Gods, dat dronken zijn van liefde, — 't is niet het einddoel.
Het einddoel is de Heere zelf!
De grootmaking van Zijn Naam, Zijne verheerlijking zoekt de Heere in alles, wat Hij doet.
„Al, wat Hij wrocht, zal juichen tot Zijn eer”, en, wal Hij ook doe, hoe Hij, de Souvereine, ook handele, het zal al Zijn Naam prijzen, in Zijne verheerlijking eindigen.
Zie, dit moge voor den zichzelf-zoekenden mensch een aanstoot zijn. Het kan niet anders; hij kent de liefde niet. Wie evenwel de liefde mag ontvangen en uit kracht daarvan liefde mag oefenen; zal hij iets anders kunnen zoeken dan het voorwerp zijner liefde, in iets anders kunnen opgaan, dan in den Heere? Hoe leert hij het kennen, dat niet zijne redding, maar Gods eere; niet zijne zaligheid maar, gij zult mij verstaan, de zaligheid Gods het hoogste is. Dikwijls moeten Gods kinderen juist daarom door den smartelijken weg der verlating des Heeren, omdat zij, verlekkerd op het zoete der genade Gods, niet verstaan in het offer der liefde zichzelven Hem te geven.
„Uit Hem, door Hem en tot Hem zijn alle dingen”, en zoo dat „tot Hem” niet tot recht komt, dan stellen wij onzen weg niet wel aan, dan moet het ons kwalijk gaan.
In den Heere Jezus Christus vinden wij dat „tot Hem” in volmaaktheid. Zijne verlating is dan ook niet vrucht van zonde, die Hem zou hebben aangekleefd, maar behoort tot het loon der ongerechtigheid, dat Hij als Borg had te ontvangen.
Van den Trooster, den Heiligen Geest, zegt de Heiland in het woord Zijner belofte aan Zijne discipelen: „Die zal Mij verheerlijken.”
Wordt in dit woord de eere des Middelaars niet gesteld boven de eere Gods; die des Zoons boven die des Vaders?
Dit kan bij den mensch wel geschieden. Waar evenwel het rechte geloof in den Christus recht werkzaam is, daar zal de eere van Christus die des Vaders inhouden en door Hem in den Vader eindigen. Het rechte geloof, dat den Middelaar recht erkent, dat Hem niet maar ziet en eert als het toonbeeld van menschelijke grootheid, goedheid, rechtvaardigheid en wijsheid, doch, zij het eenigszins, de diepte peilt van zijn woord „Ik en de Vader zijn één!”
Buiten den Zoon kan er van ware vereering Gods geen sprake zijn.
Zoo zegt ook de Heiland (Joh. 5:23): „Die den Zoon niet eert, eert ook den Vader niet, die Hem gezonden heeft” en (Joh. 15:23): „Die Mij haat, die haat ook Mijnen Vader”.
Hieruit volgt, dat die den Zoon waarlijk eert en liefheeft, ook den Vader liefheeft en eert.
In het „die zal Mij verheerlijken” ligt dan ook de verheerlijking Gods.
Daarmede is reeds vanzelve aangegeven, hoe de Heilige Geest den Zoon verheerlijkt; dat n.l. de Heilige Geest den Christus niet anders verheerlijkt dan als den Zoon van God, in wien de Vader de wereld met Zich verzoenende was.
De Heilige Geest verheerlijkt den Christus door de prediking des Woords.
Wat de Apostel Paulus zegt, dat hij niet anders wenschte te weten dan Jezus Christus en Dien gekruist, kan van al de apostelen en evangelisten, kan voorts van elk waar dienaar des Woords gezegd worden. Hij alleen is de Weg, de Waarheid en het Leven, gepredikt aan een verloren, leugenachtige, doode wereld.
Als Petrus op den Pinksterdag het Woord brengt, is het niet, dan eene prediking van dien Eenen, in Wien een rechtvaardig God en een schuldig zondaar elkander kunnen ontmoeten. De groote werken Gods zijn de openbaring der goddelijke genade in Christus Jezus.
Maar dit is niet het eenige, waardoor de Heilige Geest den Middelaar Gods en der menschen verheerlijkt.
Bracht de Heilige Geest ons niet anders, niet meer dan de zuivere bediening des Woords, het zou ons geen nuttigheid geven.
Het Woord op zichzelf toch wederbaart niet, bekeert niet.
Ware dit wel het geval, had dus het Woord de kracht der wederbaring en bekeering, allen, die onder het Woord leefden, zouden ook door het Woord een nieuw leven ontvangen, een nieuw hart en een nieuwen geest. Het Woord der waarheid leert het ons echter wel anders; evenzoo de ervaring.
Zijn allen, die onder het Evangelie leven, ook levende menschen?
Of kan dit soms, zonder uitzondering, gezegd worden van hen, die deelen in de weldaad van een geregelden dienst des Woords?
Ik neem aan, dat ge, krachtens uwe geboorte uit geloovige ouders, zijt kind des Verbonds; gedoopt in den Naam des Drieëenigen; dat uwe opvoeding als christelijke, als gereformeerde opvoeding, menschelijkerwijs gesproken, niets te wenschen heeft overgelaten; dat ge zijt onderwezen in de leer der waarheid, die naar de godzaligheid is; dat door de gewoonte uwe zinnen geoefend zijn, zoodat gij de waarheid verstaat en gij voor die waarheid zijt ingewonnen, zóó, dat de ijdelheid der wereld voor u geene bekoring heeft. Gij ligt dus onder het beslag van het Woord.
Zijt gij nu wedergeboren? Hebt gij nu een nieuw hart en een nieuwen geest?
Het kan wezen, zonder dat gij er bewustzijn voor uzelf van hebt en dan houdt ik mij overtuigd, dat deze vragen uwe ziel in beroering brengen. Zij brengen u tot onderzoek, tot gebed; het gaat in u om de zaak.
Maar het kan ook zijn, dat ge met bewustzijn weet geen nieuw hart en geen nieuwen geest te bezitten en toch — de levensvraag laat u koud; misschien, dat zij een oogenblik ontrust, maar dat gevoel is haast voorbij. Dit leven is het uwe.
Het kan ook zijn, dat gij het leven meent te bezitten en dat grondt op al het bovengenoemde. De levensvraag stemt u wrevelig. Een kort „natuurlijk!” of „waarom niet?” is uw antwoord.
Hoe het ook zij, de waarheid is er niet minder waar om, dat wij door een Geest van God moeten wederom geboren worden.
Niet ons verstand moet alleen wat kennis ontvangen; niet onze wandel moet alleen wat komen onder eenige christelijke beschaving.
Wij moeten door Gods Geest overtuigd worden van zonde, gerechtigheid en oordeel, waardoor Gods Waarheid ons nog wat anders wordt dan een zekere levensleer, waarin wij opgevoed zijn en waaraan wij dus wat verbonden zijn.
Het is de Heilige Geest, die dat Woord voor onzen persoon tot werkelijkheid maakt. Het is de Heilige Geest, die ons Gods stem doet hooren; de Heilige Geest, die ons met God en onszelven bekend maakt, en die, in dien weg, plaats maakt voor den Eenige, door wien wij met den Heilige en Rechtvaardige in verzoende betrekking kunnen komen. Hij is het, die Christus verheerlijkt, niet slechts voorwerpelijk, maar ook onderwerpelijk aan het hart des menschen, zoodat het Hem kennen leert in Zijne noodzakelijkheid, gepastheid en dierbaarheid.
De onderwijzing des Heiligen Geestes behoeven wij, opdat wij in Christus zullen vinden onzen Profeet, Priester en Koning, ons geworden wijsheid van God, rechtvaardigmaking, heiligmaking en verlossing.
Voor den arbeid in Gods Koninkrijk, de bediening des Woords, het werk der zending, is de uitstorting des Heiligen Geestes op den Pinksterdag van het hoogste belang. In gaven en krachten daalde de Geest neer, vervullende 's Heeren jongeren en zij werden aangedaan met kracht uit de hoogte.
En waar Gods Woord naar de meening des Geestes gepredikt wordt, daar wordt nog geleefd uit de vervulling der Kerk met den Geest.
Maar, wat wij noodig hebben, zal het waarlijk Pinkster niet alleen om ons en bij ons, maar in ons worden, is de toebereiding door den Geest des Heeren, de heiliging des Woords aan onze harten, om met de 3000 van het Pinksterfeest verslagen van hart te vragen: „Wat zullen wij doen, mannen broeders?”
Daar werden zondaren, verlorenen geboren op den Pinksterdag.
En waar zondaren geboren worden, daar zijn geheiligden.
En waar verlorenen geboren worden, daar zijn geredden.
Geredden, om het bloed des kruises!
Geheiligden, die door den Heiligen Geest, zullen uitzien naar een Verlosser, naar den Verlosser! 
Geredden, in wie de Heilige Gees Christus verheerlijken zal!

L.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 mei 1926

De Wekker | 4 Pagina's

De Heilige Geest Christus verheerlijkende.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 mei 1926

De Wekker | 4 Pagina's