Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

Een vloekverbod.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

In „De Heraut” schrijft Prof. Dr. H.H. Kuyper:
Zooals dezer dagen uit Italië gemeld werd, is de regeering voornemens een vloekverbod uit te vaardigen, waarbij het vloeken in het openbaar strafbaar wordt gesteld. Al mag onder de motieven, die voor dit vloekverbod opgegeven worden, nu niet 't hoogste staan, dat door het vloeken „de schoone Italiaansche taal ontsierd wordt” toch neemt dit niet weg, dat we met waardeering deze poging van de Italiaansche regeering begroeten om aan het ergerlijke vloeken een einde te maken.
Men mag over het regiment van Mussolini met zijn dictatoriale allures denken zoo men wil, één ding staat vast, dàt het aan zijn krachtig optreden te danken is geweest, dat aan menigen zedelijken misstand in Italië een einde is gemaakt, of althans, dat in de publieke moraliteit een groote verbetering is ingetreden.
Wie Italië bezocht voor en na Mussolini's optreden, heeft ruimschoots gelegenheid gehad dit op te merken. Een zedelijk reinigingsbad had het Italiaansche volk na den oorlog wel noodig, en zelfs een dictator kan men dankbaar zijn, wanneer hij zulk een bad weet toe te dienen aan een volk.
Indien daartoe ook 't vloekverbod mee kan helpen, dan zal dit aan het Italiaansche volk zeker geen schade doen.
Toch is het niet alleen daarom, dat wij op dezen nieuwen maatregel der Italiaansche regeering wijzen. Er is ook in ons eigen land nog altoos een sterk verzet, wanneer door gemeentebesturen het openbaar vloeken straf baar wordt gesteld.
Men komt dan met allerlei argumenten aan de persoonlijke vrijheid ontleend en vooral daaraan, dat de overheid geen „zedemeester” moet spelen, om zulk een vloekverbod te bestrijden. Ook wij hebben liefst, dat de overheid niet te veel als zedemeester optreedt, en hebben de persoonlijke vrijheid lief. Een overwinning over kwade volksgewoonten door zedelijke middelen achten we hooger winst dan door uitwendige strafmaatregelen.
Maar ook hier overdrijve men dit vrijheidsprinciep niet te zeer. De Overheid is Gods dienaresse en heeft toch ook te waken, dat op het terrein van het publieke leven Gods heilige Naam niet door vloeken en lasteren onteerd wordt.
In onzen Catechismus wordt dit uitdrukkelijk beleden, wanneer op de vraag: „Is het dan zoo groote zonde Gods Naam met zweren en vloeken te lasteren, dat God zich ook over degenen vertoornt, die zoo veel als het hun doenlijk is, het vloeken en lasteren niet helpen weren en verbieden?” — dit antwoord geeft: „Ja gewisselijk, want er is geen grooter zonde die God meer vertoornt, dan de lastering Zijns Naams, waarom Hij die dan ook met den dood te straffen bevolen heeft.”
Dit laatste moge een bepaling zijn van Israëls politieke wet, die voor onzen tijd niet meer in dien vorm geldt. Bovendien is het lasteren van Gods Naam, waarop bij Israël de doodstraf stond, nog iets anders dan het vloeken zelfs, dat wat wij noemen „Godslasterlijk vloeken”.
Maar al laten we de wijze, waarop de vloeker door de Overheid gestraft moet worden, geheel in het midden, onze Catechismus heeft volkomen gelijk, wanneer hij er op wijst, dat we zooveel mogelijk het in onze macht staat het vloeken en lasteren hebben te weren en te verbieden.
Ook een Christelijke Overheid heeft die taak. En het is wel beschamend voor ons Protestantsche Nederland, dat het Roomsche Italië ons daarbij 'n voorbeeld zal geven.

Het kermiszwijn.
De prikkel tot kermisviering leeft telkens weer op. Ook in steden, die van het kermiszwijn al jaren verlost zijn.
Nu tracht men te Utrecht voor dat minderwaardig feest weer vergunning te krijgen.
En — wat zoo te betreuren is, het Gemeentebestuur is er niet onschuldig aan, dat een deel der burgerij weer gaat hunkeren naar dit festijn van zingenot.
Wat is er gebeurd?
De Gemeenteraad heeft immers op voorstel van B. en W. onlangs voldaan aan het verzoek van de studenten, om aan hen een stuk gemeentegrond af te staan om kermis te kunnen vieren ter gelegenheid van de Lustrumfeesten.
Thans zeggen de voorstanders van de kermis: nu er bij B. en W. en den Raad blijkbaar geen principieele bezwaren meer bestaan tegen het houden van een kermis, is er thans geen reden meer om niet over te gaan tot wederinvoering van de kermis.
Daar hebt ge 't nu.
De redeneering van de kermisvrienden is niet onjuist. Men kan de logica daarvan niet ontkennen.
Maar nu zeggen wij: Beter ten halve gekeerd dan ten heele gedwaald.
De studentenkermis had nooit gehouden mogen worden. De studenten moesten zich eigenlijk schamen — zij, de aanstaande leidslieden van ons volk — om de burgerij tot zulke platvloersche en weerzinwekkende geneugten uit te noodigen.
Zoo'n gelegenheidskermis is als een glas jenever voor een gewezen dronkaard. Eén slokje van het helsche vocht — en de man valt weer in het oude kwaad.
Nu vele Utrechtenaren weer kermis hebben gevierd, wil men elk jaar zulk een „genot” smaken.
Wat zijn de vroede vaderen van het oude Sticht toch slechte paedagogen.

(„Amst.”)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 juli 1926

De Wekker | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 juli 1926

De Wekker | 4 Pagina's