Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Bondszegelen. (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Bondszegelen. (2)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wij spreken van „bondszegelen” en dit is voor ons karakteristiek, vertolkend een rijke Bijbelsche gedachte. Het zal immers den opmerkzamen bijbellezer getroffen hebben, dat telkenmale, wanneer de Heere een verbond opricht met den mensch, wij ook een teeken des verbonds aantreffen. Wij kunnen een drietal verbonden onderscheiden, waarin wij den weg zien afgeteekend, waarlangs de Heere komt tot den mensch. En dan onderscheiden wij het werkverbond, het natuurverbond, en het genadeverbond.
In het werkverbond, dat in het Paradijs gesloten is met de menschheid, en waarin Adam als het hoofd van al zijn nakomelingen is aan te merken, staat het teeken van den boom des levens.
In het natuurverbond, dat de Heere ten tijde van Noach oprichtte, en dat voor 't oog der gansche wereld voorschrijft, dat de Heere de aarde niet meer door water zal verdelgen, vindt ge in het teeken van den regenboog, Gods trouw over een schuldige wereld.
Het genadeverbond, dat in Zijn eeuwige bestemming en in zijn onverbrekelijk karakter nog boven de beide genoemde verbonden uitstijgt, en dat zijn blinkende kruinen tot in de hemelen opbeurt, kent de teekenen van Besnijdenis en Pascha, van Doop en Avondmaal. De vraag blijve hier buiten bespreking, of de boom des levens en de regenboog sacramenten kunnen worden genoemd, en op één lijn met de sacramenten van Besnijdenis en Pascha, van Doop en Avondmaal kunnen worden gesteld, maar teekenen van een verbond Gods waren zij gewis, en in zooverre dus ook met Doop en Avondmaal te noemen.
Waarom voegt de Heere bij een verbond telkens weer een teeken, soms ook een zegel er aan toe? Moet het verbond op zich zelf ons niet reeds genoeg zijn? Laat ons toch niet vergeten, dat wij menschen, den Heere nooit om een verbond hebben gevraagd, en dat wij Hem nog veel minder om de teekenen en de zegelen des verbonds hebben verzocht. Het gaat hier alles van God zelf en van Hem alleen uit. Wij hebben de bronnen der genade niet ontdekt, noch ook aangeboord. Wij hadden in dit land der droefenis en der zonde eeuwig moeten versmachten, omdat wij in de verdwazing onzer zonde wel bronnen kunnen aanboren, maar het laatste van die zijn de wateren der bitterheid des doods.
Neen, het is God zelf geweest, die aan de springbron van Zijn eigen Wezen den stroom der genade deed ontspringen. en toen heeft de Allerhoogste de verbondsbetrekking gesteld, opdat langs deze bedding des verbonds de stroom der genade zou vloeien, en men aan deze boorden zou drinken van dit water des levens om niet.
Hieruit volgt, dat de wezenlijke beteekenis van het genadeverbond niet hierin ligt, dat wij tot den Heere komen, maar dat de Heere tot ons komt. In het genadeverbond is de zilveren stem altijd weer te beluisteren: „Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad.”
Hierin juist kernt het geheel eigensoortige van het genadeverbond. In elk ander verbond zijn twee partijen, die ieder voor zich hunne voorstellen en hunne voorwaarden hebben, en van de al of niet aanvaarding van deze voorstellen en voorwaarden hangt het verbond af. Zulk een verbond is tweezijdig, want het ontstaat en bestaat door de wilsbepaling van beide partijen. Maar bij het genadeverbond is God alleen aan het woord; dit verbond is naar zijn aard en wezen eenzijdig. Daar staat God en niemand anders voor, en daarom juist ligt de zaligheid van al Gods volk zoo rotsvast. God zelf staat er borg voor, en Zijn verbond is voor ieder kind van God de fundeering, waarop wij met rustige blijdschap het huis der hoop mogen optrekken.
Maar als dat verbond nu zoo steil en beslist eenzijdig is, en God zelf hier zijn belofte stelt en handhaaft, waarom dan nog bondszegelen? Hebben wij aan dit verbond en aan den God des verbonds niet meer dan genoeg? Hij is toch geen God van ja en neen, maar van ja en amen! Zou Hij het spreken en niet doen? Zeggen en niet bestendig maken? Waarom dan nog een bondszegel?

A. (Apeldoorn) S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 december 1926

De Wekker | 4 Pagina's

De Bondszegelen. (2)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 december 1926

De Wekker | 4 Pagina's