Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerstfeest.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerstfeest.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Het Woord is vleesch geworden.” Joh. 1:14.

Het Kerstfeest noodigt ons een bezoek te brengen aan den stal van Bethlehem en een blik te werpen op het Kindeke, dat daar ligt in de kribbe.
Worde het ons gegeven in het geloof Bethlehems stal binnen te treden en in het geloof een blik op dat Kindeke te slaan. Louter historische beschouwing, hoeveel liefs er aan verbonden moge wezen, zal geen wezenlijke bate afwerpen. Zoo wij het in het geloof mogen doen, dan zullen wij de groote werken Gods aanschouwen, Zijne gedachten verstaan en aanbiddend de blijdschap kunnen genieten, die daar afstraalt van bet wonder van de komst des Woords in het vleesch.

„Het Woord is vleesch geworden”.
Dat Woord is het eeuwige Woord, waarvan de Apostel spreekt in het eerste vers, het Woord, dat bij God was, en God was.
Het is Medeschepper van hemel en aarde.
Het is de tweede Persoon in het goddelijk Wezen, eenswezens met den Vader en den Heiligen Geest, God uit God en Licht uil Licht.
En dat Woord ligt, vleesch geworden, in de kribbe van Bethlehem; de Immanuël, God in ons, God met ons.
Wij willen er niet over twisten, of het wonder der vleeschwording op zichzelf eene vernedering is of niet; deze vraag heeft alleen theoretisch belang.
Dat de menschwording eene vernedering beteekende, staat vast. Lees slechts, wat Paulus schrijft aan de Filippenzen (2:5—8): „Want dat gevoelen zij in u, hetwelk ook in Christus Jezus was, die, in de gestaltenis Gods zijnde, geen roof geacht heeft Gode even-gelijk te zijn, maar heeft Zichzelven vernietigd, de gestaltenis een dienstknechts aangenomen hebbende, en is den menschen gelijk geworden; en in gedaante gevonden als een mensch, heeft Hij Zichzelven vernederd, gehoorzaam geworden zijnde tot den dood, ja, den dood des kruises.”
Vleesch geworden is het Woord, d.i. mensch geworden.
Zijne heerlijkheid heeft Hij verlaten.
Waarom? Omdat Hij daartoe van eeuwigheid gebonden was, krachtens Zijne vrijwillige overgave in den raad des vredes. Waartoe? Opdat Hij in staat zou zijn het offer te brengen, dat tot delging der zondeschuld noodzakelijk was, omdat zonder dat voldoenende offer geen verzoening zou kunnen zijn van God met den zondaar.
Wij lezen Gods liefde in de Kerstgeschiedenis. Het is wèl, indien wij maar niet vergeten, dat die liefde juist in der gerechtigheid weg haar wit treft.
In Bethlehems kribbe ligt de Mensch, die aan Gods recht zal voldoen; het Lam, dat de zonde der wereld wegneemt.
De Mensch, de tweede Adam!
Hij is de van eeuwigheid Verkorene, om het groote onrecht, door den eersten Gode gedaan, te herstellen en daardoor de weg te zijn der verzoening met God.
De Mensch, niet als tweede schepsel, doch door de wonderbare overschaduwing des Heiligen Geestes ontvangen in, geboren uit de maagd Maria. „Geworden uit eene vrouw”, zegt de apostel in Gal. 4:4. Zoo is Hij des menschen Zoon. „Geworden onder de wet.” Zoo is Hij het Kind des Verbonds, het Kind der kerk. En in dat Kind der kerk, zal de kerk, naar goddelijke ordinantie, gerechtvaardigd worden. Geheel de kerk is, als verkoren in Hem, in Hem begrepen. Als Kind der kerk is Hij tevens haar Hoofd.
Maar zoo rust ook op Hem de taak der Godsverheerlijking, door voldoening aan den Heere, gelijk op den eersten Adam eenmaal de verantwoordelijkheid voor geheel het menschdom tegenover den Heere rustte.
De eerste Adam viel.
Wat zal dit Kindeke doen?
Het geloof van een Jozef, van een Maria, van aanbiddende herders kan niet anders verwachten, dan dat Het geheel beantwoorden zal aan Zijne roeping. Is Zijn naam niet Jezus, d.i. Zaligmaker. Over het „hoe” van dat zaligmaken hebben zij mogelijk minder nagedacht, maar dat Hij de Zaligmaker was, daarvan waren zij overtuigd. Het „hoe”, ofschoon niet geheel onbelicht door het woord der profetie, kon voor hen nog geen scherpe trekken hebben. Dat het langs den weg van strijd zou gaan, lag voor de hand, maar een weg van lijden en sterven — wie hunner zal het gedacht hebben?
Maar daarom juist moest het Woord vleesch worden, het Woord, dat het leven heeft in Zichzelf, dat dus, mag ik het zoo zeggen, kapitaalkrachtig was tot betaling der schuld. Deze toch eischte den dood in den geheelen omvang. Het leven moest geofferd worden aan het recht Gods. Én zie, Zelf zegt de Heiland later in Zijn onderwijs, dat Hij macht heeft het leven af te leggen en hetzelve wederom aan te nemen. Wie van de kinderen der menschen kan dit zeggen? Maar Deze kan het zeggen en Hij heeft Zijn leven afgelegd, niet omdat de vijand het eischte, maar omdat Hij Zijn Vader liefhad en degenen, die Hem geschonken waren door den Vader!
In de volbrenging van den eisch des Vaders ligt, het klinke u niet te vreemd, zie Filipp. 2:9, Zijne behoudenis, en in Zijne behoudenis ligt de behoudenis der Gemeente, die Zijn lichaam is.

Geve de Heere, dat wij in het geloof Kerstfeest mogen vieren. In het geloof, dan zien wij onszelf als ellendige, verloren zondaren, die voor het gericht van God niet kunnen bestaan. Maar in dat geloof, niet een ander, zal dan ook plaats zijn om te zien op het Kindeke.
Paulus zegt ergens, dat wij ons vleesch en bloed in den hemel hebben. Dat kon hij niet zeggen en ook wij zullen het niet kunnen zeggen, als wij ons vleesch en bloed op het Kerstfeest niet in de kribbe zien liggen. Dan eerst is ons Kerstfeest waarlijk Kerstfeest.
Blik dan in de kribbe, ontdekte zondaar, die alles ziet ontvallen en wiens ziel dorst naar den levenden God, blik in de kribbe en aanschouw, hoe God in Christus Jezus tot u komt met verlossende genade.
Blik in de kribbe en zie het vleesch-geworden Woord, gekomen om uw schuld volkomen te boeten, om uw roeping volkomen te vervullen. Hij heeft het gedaan.
Blik in de kribbe, gij, die wel zoudt willen gelooven — ik neem aan, dat het waar is, en dat het u smart, dat gij het niet kunt — blik in de kribbe met de bede om opening uwer oogen.
En de gemeente buige aanbiddend over de kribbe.
„Mijn vleesch, mijn bloed!”
„Immanuël, God met ons!”
„De naam des Heeren zij geprezen tot in eeuwigheid!”

L.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 december 1926

De Wekker | 4 Pagina's

Kerstfeest.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 december 1926

De Wekker | 4 Pagina's