Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Veluwsche Brieven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Veluwsche Brieven

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geliefde Broeder!

Waar we den blik ook wenden, op alle mogelijk terrein, kerkelijk en maatschappelijk, nationaal of internationaal, overal dringt zich de vraag aan ons op: Waar gaan wij heen ? De grondvesten der samenleving worden allerwegen ondergraven en wij krijgen den indruk dat, om het woord van Fénélon te gebruiken, „wij nog slechts bestaart als door een wonder. De samenleving is een oud geworden, ontredderde machine, die nog werkt onder den invloed van den vroeger ontvangen stoot, maar bij den eersten schok ineen zal storten.” Dat is geen opwekkend denkbeeld. Zeker, er zijn menschen, die zich beijveren om de machine nog te herstellen, menschen die al hun tijd en hun gaven daaraan besteden. Er zijn er ook, die geheel door hun eigen zaakjes ingenomen, zelfzuchtig zich geen rekenschap geven van den omvang der verwording rondom hen. Onder hen zijn er, die als Lodewijk XV van Frankrijk, onzaliger gedachtenis!, zich overgeven aan zinnelust, en met een „Na ons de ineenstorting” er zich afmaken, als soms de toekomst hen eenigszins schijnt te verontrusten. Zij behooren tot de min of meer schuldig onverschilligen. Er zijn er evenwel ook, die de ineenstorting liefst zoo spoedig mogelijk zouden willen bewerken. Waarom? Haat, berekening, idealisme spreken om de beurt mede. Wat moet er echter worden van eene samenleving, die tegen zichzelf verdeeld is? Is zij niet tot uiteenspatten gedoemd ? Eere dien mannen, die, van welke richting of partij ook, zich stellen tegen de verwording. Zonder terugkeer tot God en Zijn dienst zal de achteruitgang echter voortgaan, de band tusschen overheid en onderdanen, ook de band in het kerkelijke leven, zal al losser en losser worden, en de tijd rijpen, dat de menschheid, ontkracht, een gewillig werktuig zijn zal in de hand van den mensch der zonde, dien men zal aanbidden als den Redder, den Verlosser, den God. Wie zal met zekerheid zeggen, dat hij, wien de vreeselijkheid te beurt zal vallen, de mensch der zonde te zijn, niet reeds geboren is?
Wij hebben daaromtrent geene zekerheid, en ook al bezaten wij die, dan nog hadden wij het hoofd niet in den schoot te leggen. Ieder, die den Naam van Christus belijdt, en inzonderheid zij voor wie deze belijdenis meer is dan eene waarheidsbevestiging, voor wie zij levensuiting is, ieder heeft in dezen tijd op zijn post te staan. Tot de Kerk des Heeren komt da vraag, of zij geen schuld heeft aan de verwording onzer dagen. Gaat zij vrij uit tegenover de ontkerstening der volken? Tegenover het toenemend practisch materialisme? Tegenover het veldwinnend relativisme, dat eeuwige waarheden betrekkelijk stelt ? Tegenover de gezagsloochening ? Tegenover het snel groeiend bolsjewisme? Tegenover — maar hoeveel vormen zijn er niet, waarin de worm zich openbaart, die aan den wortel knaagt?
En ik kom van de Kerk op u en mij! En ik doe dezelfde vragen! Als wij ons niet onttrekken aan onze levensverantwoordelijkheid en geloofsverantwoordelijkheid, dan — wij hebben het dikwijls over „die slechte” wereld! — dan zien wij onszelf melaatsch! Beleven wij ons christen-zijn wel. Laat ons, voor wij een antwoord geven, bedenken dat dit beleven is een beleven naar twee zijden. Zijn we soms maar niet tevreden, als het leven naar de eene zijde, die naar God, maar wat in orde is? Zijn wij ook soms maar niet tevreden, als ons leven naar de andere zijde, naar den mensch, maar geen onaangenaamheden oplevert. In beide gevallen ligt het leven verscheurd. God gaf aan Mozes twee tafelen, en die twee tafelen zijn Zijn ééne wet! Wat is liefde tot God, of gemeenschap zoeken met Hem, zonder liefde tot den naaste ? Wat zaligheid zoeken voor zichzelf, en zich niets aantrekken van eens anders verloren staat? De gescheidenheid onder Gods volk moet zeker een breuk genoemd worden, maar de breuke van dat volk is de breuk in zijne liefde, waardoor het in het zoeken van God zoo menigmaal zichzelf bedoelt, zoo weinig zijn gezin, zijne omgeving, zijne gemeente, zijn wereld medeneemt. Als rechters staan wij vaak over de wereld! Heeft Gods volk geen tijd om te wachten ? Dat komt, naar het Woord des Heilands, maar daarvoor is het heden de tijd niet. Heden is het de tijd om lief te hebben, om uit te gaan, om te getuigen, om te vermanen, om te lokken, om te prediken, dat God is een God des ontfermens in Christus Jezus, dat er bij Hem plaats is, een plaats ter schuiling voor het verbroken hart en den verslagen geest. Of dan het oordeel niet moet worden aangezegd? Als wij het weenende kunnen doen, ja! Niet als wij het willen doen als rechters. Jezus kon het, en — Hij weende over Jeruzalem.
Och, dat al het volk des Heeren profeten ware! Dat de wereld onder de prediking der liefdevolle openbaring Gods, Jezus Christus, mocht overtuigd worden van zonde, maar ook van gerechtigheid, en dus ook van oordeel. De wereld weet het niet, dat zij God kwijt is, en zij tast (ook bolsjewist en communist) zij tast als een blinde naar den wand. Aan ons de prediking van God, in Christus de wereld met Zichzelven verzoenende; aan den Heiligen Geest de overtuiging. Zou die arbeid ijdel zijn? Het niet arbeiden is ijdel, is zondig, brengt magerheid over Christus' bruid.
Waarde Broeder! den achterstand zullen wij niet inhalen. Dat doet de kerk in haar geheel niet. Maar tegenover het drijfzand moet de vaste rotsgrond des geloofs gezet worden! In dien weg ligt de oplossing der vraagstukken, die ons bestormen en ontrusten. Zullen ze opgelost worden? Geen vraag voor ons; zij verlamt. Zoo wij onze roeping in het heden verstaan, dan, maar ook niet anders zullen wij dienstknechten zijn, die getrouw bevonden worden in hun werk. God geve daartoe genade en kracht.

t.t.
25-2-'27. L.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 februari 1927

De Wekker | 4 Pagina's

Veluwsche Brieven

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 februari 1927

De Wekker | 4 Pagina's