Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerk en Staat

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerk en Staat

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Eerste Kamer behandelt op dit oogenblik het Belgisch Verdrag, waarvan de afloop zoowel door de voor- als de tegenstanders met groote spanning verbeid wordt. Hoe die afloop zal zijn, laat zich thans nog niet voorspellen, ik zou zeggen, het ziet er voor den heer van Karnebeek niet heel bemoedigend uit, aangezien er tot op dit oogenblik uitsluitend tegenstanders van het verdrag aan het woord zijn geweest, en tegenstanders die hij niet zal bekeeren. Er worden inderdaad harde noten aan het adres van dezen minister gekraakt; maar met een onverstoorbare kalmte hoort hij alles aan, maakt zoo nu en dan enkele aaateekeningen en zit dan weer rustig naar de sprekers te luisteren, alsof hij niet meer dan een belangstellend toehoorder was.
Natuurlijk komen er deze week ook voorstanders aan het woord, en deze zullen den minister zooveel mogelijk steunen, maar of het een meerderheid zal vinden in onze Eerste Kamer, durf ik niet te zeggen.
Verschillende menschen hebben mij gevraagd naar mijn persoonlijke meening over het verdrag en dan moet ik eerlijk bekennen; dat ik heel blij ben dat ik geen kamerlid ben, want dan moet men stemmen, en stemmen is de verantwoordelijkheid voor het verdrag aanvaarden, hetzij voor, hetzij tegen, om lat de stem van ieder, die stemmen moet over het lot van het verdrag kan beslissen.
Voor mij ligt de groote beteekenis van dat verdrag niet in de kanalen; al zal niemand het prettig vinden, dat een kanaal als dat van Moerdijk-Antwerpen op zijn gebied moet worden aangelegd, afgedacht nog van het feit, dat hij voor een grooter of kleiner deel nog zal moeten bijdragen in de kosten. Maar hoe deze kanalen nu ons economisch leven zullen beinvloeden en of dit inderdaad die schade zal veroorzaken, die de tegenstanders er zich van voorstellen, ik durf het niet alles te aanvaarden, gezien het fait, dat niemand weet hoe het economisch met Europa gaan zal. Geen mensch kan in de toekomst lezen en daarom zijn én alle voorspellingen én alle berekeningen op dit punt voor mij waardeloos. De voorbeelden zijn voor het grijpen, die aantoonen, hoe de grootsten zich ook ten opzichte van deze vraagstukken hebben vergist. Voor mij ligt de kern van het verdrag in deze vraag: of onze absolute neutraliteit onder alle omstandigheden daardoor gewaarborgd wordt, m. a. w. of wij, wanneer het verdrag eenmaal aangenomen is, bij een toestand, als die in 1914 intrad, hetzelfde mogen doen, wat wij toen tertijd gedaan hebben: de Schelde afsluiten. In 1914 was dat een zoo sprekende van zelfsheid, dat niemand er vreemd van opzag, dat dit geschiedde en niemand heeft ook ons recht op dit punt betwist. En nu is er op dit punt tets heel merkwaardigs in de Tweede Kamer geschied. De oud-opperbevelhebber, generaal Snijders, behoorde tot de tegenstanders van het verdrag, en zijn bezwaren golden onze defensie. Wij werden in onze vrijheid en zelfstandigheid niet alleen bedreigd, maar ook beperkt, want zeide hij, wanneer er een oorlogstoestand intreedt gelijk aan die van 1914, dan mogen wij niet meer doen, wat wij in 1914 gedaan hebben. Deze verklaring afgegeven door een zoo gezaghebbend man als de Generaal Snijders heelt mij tot een tegenstander van het verdrag gemaakt.
Maar wat is er nu bij de behandeling van het verdrag in de Tweede Kamer geschied ? Daar heeft vooral de heer Tilanus den minister op dit punt aan de pols gevoeld. De heer Tilanus heeft daarbij zeer principieele vragen gesteld, en heeft zich daarbij wat begrijpelijk is, ook op den oud-opperbevelhebber beroepen. En toen heeft minister van Karnebeek rondweg verklaard: dat hetgeen de oud-opperbevelhebber op dit punt beweerde, niet waar was. Ik kon mijn oogen niet gelooven, toen ik die uitspraak van den minister las en verwachtte dan ook niet anders, of de oud-opperbevelhebber zou daarop den minister terdege van antwoord dienen. Maar hierin ben ik teleurgesteld. De behandeling van het verdrag in de Tweede Kamer werd voortgezet, het verdrag kwam in stemming en werd met een meerderheid van slechts enkele stemmen aangenomen, maar de generaal Snijders had nog niet geantwoord. Daags na de aanneming, verscheen een antwoord van zijn hand, dat mij niet overtuigde, dat het gelijk in deze discussie aan zijn zijde was. Sindsdien hoort men over onze defensie in verband met het verdrag zoo goed als niets meer; waaruit ik meen te moeten afleiden, dat de minister in zake dit voor mij zeer principieele punt heel sterk staat. Misschien dat het tijdens de behandeling in de Eerste Kamer ook nog eens besproken wordt in verband met de vragen van den Antwerpschen afgevaardigde Vos aan den Belgischen minister van der Velde gedaan en de antwoorden daarop zijdelings door dezen bewindsman gegeven. Die antwoorden waren niet rechtstreeks antwoorden op hetgeen de heer Vos gevraagd had, in zake het passeeren van Belgische oorlogschepen op de Schelde, en ik vermoed dat men onzen minister die antwoorden nog wel eens onder den aandacht zal brengen. Mijns inziens mag er op dit pant geen greintje van twijfel overblijven. En verder wachten wij het resultaat rustig af. Ook hierin regeert de Heere en wij zullen ook in deze voor ons land en volk zoo gewichtige aangelegenheden hooger moeten zien dan de Eerste en de Tweede Kamer.
In China zijn de Kantonneezen aan de winnende hand. De legers, die Shangai moeten verdedigen, schijnen zeer gedemoraliseerd, en loopen met groote afdeelingen naar de Kantonneezen over, zoodat er, naar ik vermoed, om het bezit van dit centrale print niet veel zal gevochten worden. Gelukkig maar, want daaruit zou heel gemakkelijk een zeer ernstig conflict kunnen ontstaan, in verband met de aanwezigheid van Europeesche strijdkrachten in die plaats. Ook onze „Sumatra” ligt er thans in het belang van de Hollanders, die in Shangai zijn. Wat er echter gebeuren zal, wanneer Shangai en straks ook Peking, dus ongeveer geheel China in de handen van de Kantonneezen is, laat zich niet voorspellen. Dan zal Moskou wel optreden en Moskou gaat tegen Engeland. Het perspectief, dat do toekomst biedt is niet bemoedigend. Maar: „de Heere regeert, de aarde verbeuge zich.”

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 maart 1927

De Wekker | 4 Pagina's

Kerk en Staat

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 maart 1927

De Wekker | 4 Pagina's