Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Art. 47 D.K.O. Particuliere Synode (III)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Art. 47 D.K.O. Particuliere Synode (III)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Heeft de Synode van 1918 te Utrecht bepaald, dat iedere Classis drie Dienaren en drie Ouderlingen ter Part. Synode afvaardigt, de verkiezing van die zes afgevaardigden heeft plaats op de laatste classe, die aan die Synode voorafgaat. Die verkiezing moet plaats hebben door keurstemmen, dat wil zeggen, door eene vrije stemming van de ter classe aanwezige broeders.
Bij de afvaardiging van kerkeraadsleden naar de classis, kan dit bij toerbeurt geschieden, en is dit zelfs zeer wenschelijk, opdat al de ouderlingen op hun beurt eene classis bijwonen, maar bij de afvaardiging naar de part. Synode is dit minder ge-wenscht. Op eene part. Synode behooren de meest bekwame en ervaren leeraars en ouderlingen te verschijnen en dit zou bij toerbeurt niet kunnen geschieden. Toch moet ook hier in acht genomen worden, dat niet altijd dezelfde broeders worden gekozen. Zoo mogelijk zij er, al kiest men ook hen, die een rijpe ervaring hebbes, eenige afwisseling. Vele jaren geleden, wellicht reeds eene halve eeuw, werd op eene classicale vergadering een bejaard predikant eens niet gekozen als deputaat naar de part. Synode, maar in zijne plaats een jongere broeder, die, hoewel reeds vele jaren predikant in de classe, altijd bij verkiezing was voorbijgegaan. En wat geschiedde? De oude predikant barstte in tranen uit, roepende en weeklagende: „Dertig jaren lang heb ik de part. Synode bijgewoond en nu word ik door de classis voorbijgegaan.“ Da goede broeder kon het niet dragen, dat nu een ander zijn plaats eens innam. Er ontstaat dan zoodoende een gewoonterecht, waarvan men niet meer durft afwijken, en zoo het toch geschiedt, is de niet verkozene gekrenkt. Om dit nu te vermijden, moet er bij de verkiezing rekening mede gehouden worden, dat, al kiest men ook de meest bekwamen, men toch niet altijd zijn keus laat vallen op een heel kleinen kring van enkele vooraanstaanden. Heeft nu de verkiezing plaats gehad, dan dient de classis, nog vóór zij uiteengaat, den lastbrief op te stellen en door praeses en scriba te laten onder-teekenen. Immers, zoodra de classicale vergadering uiteen is gegaan, is er geen praeses en scriba meer. Hun ambt houdt op, volgens Art. 35 der kerkorde, „wanneer de samenkomst scheidt”. Het is wel eens gebeurd, dat dit verzuimd werd, en dat later de gewezen scriba of wellicht da permanente scriba van de classis den lastbrief opstelde en dezen den gewezen praeses liet onderteekenen, doch wettig is zulk een onderteekening niet.
Ook de instructies voor de Part. Synode moeten tijdens de Classicale vergadering opgesteld en door praeses en scriba onderteekend worden.
Met dezen lastbrief en de instructies gaan de afgevaardigden ter Part. Synode.
De pastor der roepende kerk opent de Synode. Is de roepende gemeente vacant, dan doet dit de consulent. Na opening wordt een moderamen gekozen, waarin meestal de pastor loci benoemd wordt, 't Is een soort beleefdheidsvorm aan de gastvrouw, de roepende kerk. Daarom zal naar de Part. Synode door de classis meestal de leeraar der roepende kerk mede afgevaardigd worden, want hij kan in het moderamen geen plaats innemen, indien hij geen afgevaardigde is.
Tenslotte zegt Art. 47: „In het scheiden, zoowel der Particuliere als der Generale Synode, zal eene kerk verordend worden, die last hebben zal om, met advies der classe, den tijd en de plaats der naaste Synode te stellen.” Dit slot wijst er op, dat de beide Synoden, particuliere zoowel als generale, eene roepende kerk voor de volgende samenkomst moeten aanwijzen. Meestal vallen de roepende Kerk en plaats van Synodevergadering saam. Toch kan de roepende kerk met advies van de Classe eene andere plaats van samenkomst bepalen. Dit zal echter alleen in bijzondere omstandigheden geschieden. Evenzoo is het met den tijd van samenkomen der volgende Synode. Meestal wordt die tijd reeds bepaald op de Synode zelf, en dan meestal in de maand Mei of Juni voor de Part. Synode en in 't laatste van Juli voor de Generale Synode, De Generale Synode van 1877 besloot zelfs een vast tijdstip te bepalen en besloot:
„De Synode zal op een bepaald tijdstip aanvangen en wel op den derden Dinsdag in de maand Augustus.” Na 1892 echter, hebben onze Synoden telkens den tijd bepaald, waarop een volgende Synode zal saamkomen. Het beste is ook hier, om zich te houden aan Art. 47, zoodat de roepende kerk met advies der Classis, den tijd hu-paalt. Een jaar vooruit reeds precies een datum te stellen is niet geraden, daar de omstandigheden later wijziging noodzakelijk kunnen maken.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 april 1927

De Wekker | 4 Pagina's

Art. 47 D.K.O. Particuliere Synode (III)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 april 1927

De Wekker | 4 Pagina's