Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

"Hebt gij Mij lief?" (IV)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

"Hebt gij Mij lief?" (IV)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Joh. 21 : 15—17.

Ten derden male komt de vraag tot Simon, Jona's zoon, of hij Jezus liefheeft. Nu evenwel — nederbuigende goedheid des Heeren ! — gebruikt de Heiland hetzelfde woord, dat Petrus gebruikt heeft om zijne liefde tot Jezus te noemen; philein, niet agapaan! Het is, als wil de Heere met de overname van Petrus’ uitdrukking zeggen, dat, al blijft de eisch der volmaaktheid gehandhaafd, Hij de Zijnen verstaat in de verootmoediging huns harten, waardoor, wat er eigenlijk leeft in hunne ziel, toch door hen, kennende hunne zwakheid, niet gezegd durft te worden.
Zoo daalt de Heiland af tot Petrus, stelt Zich naast hem; Hij weet, dat bet philein rust op het agapaan, en dus waarachtig is!
Petrus wordt bedroefd. Niet bitter, niet ongeduldig, maar bedroefd. Duidelijk staat hem zijne drievoudige verloochening zijns Meesters voor de aandacht. Driemaal verloochend en nu driemaal gevraagd naar zijne liefde! Neen, de Heere doet hem geen onrecht; hij heeft het verdiend ! En het smart hem, omdat bij gevoelt én de liefde des Heilands tot hem, èn de liefde van hem tot den Heiland. Wat kan onder de trouwe betooning der liefde Gods en Christi onze zonde ons tot zonde worden. Diep snijdt die liefde in het hart, maar — het is genezing, het is tot plaatsmaking voor zaligen vrede. Toch — het snijden doet pijn, en die pijn wordt door den discipel gevoeld.
Bedroefd wendt hij zich tot den Heere.
„Heere, Gij weet alle dingen, Gij weet, dat ik U lief heb!”
Hier een beroep op 's Heeren alwetendheid; dat is een eed. Ook bij zijne verloochening had hij gezworen, toen bet philein voor het oog en het oor der menschen verborgen moest blijven, omdat hij vreesde, anders in moeilijkheden te zullen komen. Eene onheiliglijk, zondig zweren toen, een valschelijk zweren ! Nu een heilig, een rechtvaardig zweren.
In dat zweren een beroep op de Godheid van den Heere Jezus Christus, voor welke niets verborgen is, waarvoor alle dingen naakt en geopend zijn. „Gij weet alle dingen!” Tot alle dingen behoort het hart, behooren de nieren van Petrus; er is niets in of aan hem, of het is den Heiland bekend; de innige betrekking, die hij op Jezus gevoelt; de uitgangen des harten, naar Jezus gericht; de Heere weet, waarom het Zijnen discipel te doen is; Hij weet, dat de apostel, die hem eens verloochende, bij vernieuwing, doch nu bekeerd door Gods genade, staat in het woord: Tot Wien zullen wij henengaan, Gij hebt de woorden des eeuwigen levens! Gij zijt de Christus, de Zoon des levenden Gods!
Wat een voorrecht, dat Petrus den Heere tot getuige kon en mocht nemen !
En voor de derde maal draagt de Heiland Petrus de zorg voor de gemeente, Zijne kudde, op.
„Weid Mijne Schapen!” zegt Hij.
Na alles, wat wij gezegd hebben aangaande de eerste en de tweede opdracht, is het, dunkt ons, niet noodig, veel van deze opdracht te zeggen. Geeft het hoeden aanleiding om te denken aan eene leiding met vaste, zoo noodig, straffe hand, hoewel bestierd door de wijsheid der liefde, bij het weiden staat ons meer voor de aandacht de zachte, meelevende, meegevoelende, zich-gevende leiding, echter niet gespeend aan, doch ook bestierd door de wijsheid der liefde.
Zoo worden grooten en kleinen, lammeren en schapen, Simons zorg toebetrouwd.
En hij zal de kudde des Heeren te weiden en te hoeden hebben om 's Heeren en der kudde wil, niet om zijnent wil. Zoo hij als een rechte herder mag arbeiden, het zal hem niet aan loon ontbreken; het rechte hoeden en weiden zal hem zelf weiden en hoeden; het zal hem doen wassen in de kennis en genade van den Heere Jezus Christus. Maar niet daarom zij hij getrouw! Hij zij getrouw om Jezus' wil, gelijk de eenige en groote Herder niet getrouw is geweest om het loon, maar om de verheerlijking Zijns Vaders en het leven en den welstand Zijner kudde.
In hem worde het beeld afgespiegeld van den goeden Herder, die Zijn leven zette voor Zijne schapen. Hij zal zich voegen naar den gang des werks, wakende, strijdende, biddende, wachtende op den zegen des Heeren.
Achter den eenigen Herder aan zal bet kunnen. En achter den Herder, het kan niet, tenzij met Petrus gezegd mag worden: „Heere, Gij weet alle dingen, Gij weet, dat ik U liefheb!”

De vraag, tot Petrus gericht, hebben de aanwezige discipelen zeker ook als aan hen gericht beschouwd. Het „Ja, Heere!” heeft weerklank gevonden in hunne harten!
Zoo komt deze vraag mede tot ons! Wat zegt ons hart ?
Op een gezelschap hoorde ik eens de opmerking maken, dat wij onszelven en elkander niet moesten vragen, of wij Jezus liefhadden, maar of wij Hem haatten ? Nu zijn zulke opmerkingen wel te verstaan. Er zijn nu eenmaal menschen, die de dingen des geestelijken levens het liefst beschouwen van het standpunt van 's menschen natuurlijke onmacht, onwil en tegenstand. Zij doen dit niet met opzet, bedoelen het ook niet verkeerd; er zijn onder hen ernstige, waarlijk vrome, Godvreezende menschen. Dit neemt echter niet weg, dat zij — laat ik het maar gewoon zeggen door hun kijk op die dingen, den voortgang van het geestelijke leven bij zichzelf belemmeren en ook dikwijls een rem zijn voor anderen. Blijmoedig geloof is, op zijn zachtst genomen, verdacht geloof. De vraag, of iemand Jezus liefheeft, lijkt hun te licht. Het haten van Jezus kan echter nooit op zichzelf een kenmerk van geestelijk leven zijn; het is op zichzelf een kenmerk van den geestelijken dood! En dat, òf terwijl men Hem eigenlijk niet kent, òf terwijl men, vallende in de zonde tegen den Heiligen Geest, Hem kennende, Hem haat ! In geen van beide gevallen zal er smart over dien haat zijn.
Waar het geestelijke leven komt, wordt het anders. Niet alzoo, dat terstond van de liefde zou kunnen worden getuigd; de herboren mensch moet de liefde leeren kennen ; de liefde, die eigenlijk de kern zijns nieuwen levens is, als zoodanig leeren verstaan. Zoo staat het ten opzichte van de liefde tot God, — wij spreken over: waar geestelijk leven komt, en denken dit, n.l. dit komen, in iemand, die in staat is, zichzelf rekenschap te geven van den toestand, waarin hij zich bevindt, — en zoo staat het later ook met de liefde tot Christus. Maar al is dit het geval, zal bij den ontdekten zondaar, die daar leert zijnen Rechter om genade te smeeken, de haat tegen dien Rechter den boventoon hebben? Of zal juist die haat worden verafschuwd en de behoefte des geestelijken levens aan verzoening met God zich het sterkst doen gevoelen? Zat God in Zijn dienens- en lievens-waardigheid niet gekend en erkend worden? Zal de kennis van onzen natuurlijken haat ons ook maar op eenigerlei wijze tot licht en vertroosting kunnen zijn?
Wij willen deze laatste vraag bevestigend beantwoorden, maar dan onder dit beding, dat iemand, die zegt, God te haten, ook wete, dat hij God liefheeft. Eerst als de liefde Gods in het geestelijke leven tot openbaring komt voor de ziel, eerst dan zal zij werkelijk haar natuurlijken haat leeren kennen, maar dan ook, om de liefde, die in het hart is uitgestort, dien baat klagen aan den Heere, vanwege dien haat een recht mishagen aan zichzelve hebben. Die haat smart haar, omdat zij liefheeft. Langs een omweg komen wij dan, over den natuurlijken haat, tot de vaststelling der liefde. Het is zeker goed, dat — niet om op den haat te blijven zien, maar over hem tot de erkenning der liefde te komen, — wij ons in dien weg eens toetsen! De vaststelling der liefde blijve echter hoofdzaak !
Wij kunnen in dezen doen, gelijk eenmaal de bekende prediker Spurgeon deed. Toen op zekeren morgen hem door zijne vrouw gevraagd werd, wat voor weer het was, antwoordde hij : „Schoon weder, want er zijn vele schaduwen!”

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 mei 1927

De Wekker | 4 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 mei 1927

De Wekker | 4 Pagina's