Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Misleiding

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Misleiding

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het nummer van 6 Mei j.l. schreven wij: Wij kunnen — tot geruststelling van sommigen, die dachten, dat het zoo zou kunnen zijn, — mededeelen, dat geen onzer Predikanten of Docenten of Studenten in „Woord en Geest” een letter schrijft of geschreven heeft.
Van Ds. S., de bekende schrijver van „Op en om ons erf” in „de Bazuin”, ontving ik, ik zou zeggen per keerende post, een brief, waarin Z.Eerw. mij meldde, dat ik, naar hij wilde gelooven, te goeder trouw, niet juist was in mijne mededeeling.
Zaterdag 7 Mei heb ik daarop aan Ds. S, geschreven, dat Z.Eerw, zich vergiste. Letterlijk komt in dit schrijven het volgende voor:

„Laat mij U mogen mededeelen, dat, wanneer er in onze kringen over „onze Studenten” gesproken wordt, niemand onzer denkt aan dezen of genen, die te Amsterdam, Leiden, Utrecht of Groningen studeert; onze menschen denken dan aan de Theol. School te Apeldoorn.
Een Student te Leiden behoort dus niet tot „onze Studenten”, al is bij ook lid der Chr. Geref. Kerk.
Zoo bezien, zult U moeten toegeven, dat mijn mededeeling volkomen in orde is.”

Een gewoon mensch zou met zulk een verklaring genoegen nemen; geen onzer Chr. Geref. broeders of zusters zou, desgevraagd, een andere verklaring gegeven hebben, en ik vermoed, dat Geref. broeders of zusters, die onbevooroordeeld mijne mededeeling van 6 Mei hebben gelezen, aan geen andere Studenten gedacht hebben dan aan die te Apeldoorn.
Een buitengewoon en bevooroordeeld mensch handelt echter niet zoo. Die doet, wat Ds. S. gedaan heeft. Alsof hij geen schrijven van mij ontvangen heeft, laat hij in „de Bazuin” van 13 Mei afdrukken, wat hij mij had geschreven, n.l. dat mijn bericht in dien vorm onjuist was.
Met verwondering nam ik daar kennis van; ik kon mij zoo iets niet verklaren. Ook al weer „te goeder trouw”, dacht ik echter niet aan opzet. De copie zal bij het ontvangen van mijn schrijven al weggezonden zijn, stelde ik mij voor, en Ds. S. zal of vergeten hebben, dat bij het geschreven had, of hij heeft vergeten, kennis te geven aan de Redactie van „de Bazuin”, dat het niet geplaatst moest worden (hiervoor was gelegenheid geweest). Ik besloot „de Bazuin” van 20 Mei af te wachten, daarin zou wel een rectificatie staan.
In „de Bazuin” van 20 Mei niets; ja, toch iets! Mijn mededeeling van 6 Mei wordt daarin vergeleken met haastig-een-veeg-met-de-spons-geven.
Ds. S. is in dezen niet te goeder trouw! Eet doet er zeker niet toe, of hier en daar toch — niet door mijn mededeeling, maar door het schrijven van Ds. S. — in de Geref. Kerken, het gebied van „de Bazuin”, de gedachte wortel schiet, dat onze voormannen zouden heulen met de Geelkerken-groep !!
Met opzet worden de lezers van „de Bazuin” in een verkeerde meening gestijfd. (Dat men nu in zeker dagblad van 19 dezer heeft kunnen lezen, wie de Christ. Geref. schrijver in „W. en G.” is, doet aan het misleidende van het schrijven van Ds, S. niets af.)
Ik stel er prijs op te verklaren, dat, al zou ik misschien eenigszins anders geschreven hebben dan Doc, v. d. S. en Ds. Hilbers, tegen wie de toorn van Ds, S. vooral ontstoken is, (ik èn Doc. v. d. S. èn Ds. H. ken, als volkomen te goeder trouw in hun schrijven), mannen, wien het gaat om de waarheid, dogmatisch en kerkelijk! Wij zullen ze geen slot op den mond leggen. „De Wekker” zal blijven wekken!
Ds. S. schrijve voorts in „de Bazuin”, wat hem goeddunkt.
Vóór hij een gedocumenteerd antwoord het licht doet zien op de laatste brochure van Doc. v. d. Schuit, getiteld: „Dr. A. Kuyper en de sluimerende wedergeboorte”, in 1926 uitgegeven bij D. J. v. Brummen te Dordrecht, zullen wij ons houden aan den raad, door een onzer lezers gegeven, n.l. dezen: Laten van nu af al onze Christ, Ger. menschen, die naar buiten ook maar van de geringste beteekenis zijn, van alles, wat Ds. S, schrijft aan kun adres, niet de minste notitie nemen.

Naschrift. Misschien wil „De Rotterdammer”, die wel wat al te veel Gereformeerd-kerkerig schijnt te zijn, al neemt het blad in verkiezingsdagen gaarne uitspraken op van onze predikanten, eenige nota van dit schrijven nemen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 mei 1927

De Wekker | 4 Pagina's

Misleiding

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 mei 1927

De Wekker | 4 Pagina's