Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vragenbus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vragenbus

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

R. B., te M., vraagt naar de juiste lezing, als David over Absalom klaagt: „Och, dat ik voor u gestorven ware!”
B. hoorde n.l. een verklaring, waarbij het woordje voor genomen werd in den zin van eerder. David zou dan begeerd hebben, dat hij vroeger dan zijn zoon gestorven mocht zijn; het verdriet ware hem dan gespaard te weten, dat Absalom onverzoend de eeuwigheid was ingegaan. Indien deze lezing de juiste was, ging het in het klagen van David meer om zichzelf dan om zijn kind, dat in zijn zonden gestorven was. Maar dan waren David's tranen tolken van een zelfzucht, welke allerminst in een kind Gods te verontschuldigen is. Maar afgedacht hiervan, laat de grammatische verklaring deze voorstelling niet toe. Als David begeerde voor zijn zoon gestorven te zijn, dan bedoelt bij daarmede, in de plaats van hem. Het sterven voor David was enkel gewin, en de genadetijd zou er voor Absalom door verlengd zijn. In hoeverre de eerste verklaring nu verband kan houden met de door U bedoelde conclusie's, kan ik niet beoordeelen; voor al te groote spitsvondigheid diene men zich te wachten.

S. B., te N. V., vond eenige moeilijkheid in de verklaring van Jezus' bede: „Vader, vergeef hel hun, want zij weten niet wat zij doen,” (Lucas 23:34), in verband met: „Ik bid niet voor de wereld, maar voor degenen, die Gij Mij gegeven hebt.” (Joh. 17 :9). En vraagt dan: „We kunnen toch niet denken, dat allen voor wie de Heiland aan het kruis om vergeving bad, uitverkorenen waren, en toch bad Hij voor hen?”
Volgens Jezus' eigen woord bidt Hij alleen voor de gegevenen des Vaders. Als Hij dus voor Zijne vijanden aan het kruis bidt, is dit een bewijs, dat onder hen ook uitverkorenen tot zaligheid waren. Wie dat deze waren is Gods geheim; Bij heeft hun namen geschreven in het boek des levens; Hij kent degenen, die de Zijnen zijn. In Jezus' bede blinkt allereerst door Zijne groote liefde, dat Hij in Zijn smarten alleen maar aan Zijne vijanden kan denken. Hij spreekt van die groote liefde ten aanhoore van allen, om daarmede te verzekeren, dat allen, die zich in boetvaardigheid over hunne zonden tot Hem zullen wenden, verzekerd mogen zijn van de vergeving Gods als vrucht van Zijn voorbede. Hoezeer hebben de verslagene harten op den Pinksterdag bemoediging ontvangen juist uit dit kruiswoord, dat zij op Golgotha wel beluisterden, maar niet verstonden. Petrus' woord: „Broeders, ik weet, dat gij het in uwe onwetendheid gedaan hebt, zoo gij als uwe oversten,” is een herinnering aan Jezus' kruisbede. Zijn voorbede omvat uitsluitend de verkorenen Gods; wie deze echter zijn, is Hem alleen bekend. Maar wat ons noodig is te weten, zegt Jezus' voorbede zonneklaar, dat er voor den grootste der zondaren vergeving is; niemand heeft aan de welwillendheid Gods, aan den rijkdom Zijner genade te wanhopen.

B. H. K. M., te A, De voorstelling als zou overtreding van het 7e Gebod geen zonde zijn, indien het maar tot een huwelijk leidt, wordt door een beroep op I Corinthe 7 : 36, niet gedekt. In dit hoofdstuk spreekt Paulus zijn oordeel uit over het huwelijk iu verband met den „aanstaanden nood.” Met het oog hierop prijst bij den ongehnwden staat; niet als zon de ongehuwde zedelijk hooger staan dan de gehuwde, maar omdat de ongehuwde staat zich meer eigent om te bedenken, wat den Heere behaagt. Evenwel wil hij niet heerschen over de conscientie van anderen Wie anders meent te moeten handelen, wil hij niet veroordeelen, want ten slotte is het huwelijk een ordinantie Gods. Daarom zegt hij dan ook in den bedoelden tekst: „Maar zoo iemand acht, dat hij ongevoegelijk handelt met zijne maagd, indien zij over den jeugdigen tijd gaat, en het alzoo moet geschieden, die doe wat hij wil; hij zondigt niet.” Dit woord is gericht tot vaders, die huwbare dochters hebben. In dien tijd strekte de macht van den vader over de kinderen zich zoover uit, dat de dochters zonder zijn wil geen huwelijk mochten aangaan. Nu wil Paulus die vaders door zijn beschouwing niet binden, door hun dochters het huwelijk te verbieden. Indien zij meenden, dat zij hun dochters door haar ongehuwd te laten, benadeelden in hare vrouwelijke eer, dan waren zij volkomen vrij te doen, wat zij in het belang van bun kinderen noodig achten. Wanneer zij hun dochters de schande wilden besparen, dat zij haar jeugd overleefden, zij zondigden niet, wanneer zij hun dochters uithuwelijkten.
Het gaat dus niet aan om vrij te pleiten van overtreding van het 7e gebod, indien er maar slechts een huwelijk gesloten wordt. Tot dit gevoelen geeft deze tekst geen vrijheid, en trouwens Gods Woord veroordeelt verboden omgang als zonde van ontucht. Het is het kwaad, dat de Catechismus brandmerkt als buiten den huwelijken staat bedreven. Vandaar, dat de Kerk tegenover deze zonde met de tucht optreedt.

G. d. B., te V. De tekst in Romeinen 8: 1 luidt: „Zoo is er dan nu geen verdoemenis voor degenen, die in Christus Jezus zijn, die niet naar het vleesch wandelen, maar naar den Geest.” Het woordje „meer”, dat soms wel eens achter „verdoemenis” gevoegd wordt, is geheel overbodig. Hiermede wordt evenwel niet bedoeld, als zou het hierom moeten worden weggelaten, dat er voor degenen, die in Christus Jezus zijn, nooit verdoemenis zou geweest zijn; dat zou leiden tot de gedachte, als zouden Gods kinderen van eeuwigheid af gerechtvaardigd zijn, een voorstelling, waarvoor de H. Schrift geen grond biedt. De apostel heeft in het vorige hoofdstuk wel ter dege gezegd, dat de geloovigen van nature „kinderen des toorns” zijn, dat zij „onder de wet” verdoemelijk voor God waren. Maar zij zijn vrijgemaakt van de wet der zonde en des doods door Jezus Christus. Dit wordt nader bevestigd door het woordje „na” in den tekst, waarmede Paulus den heilstaat der geloovigen teekent, waar zij van onder de wet onder de genade gekomen zijn. Eertijds verdoemelijk voor God, maar nu door genade in Christus verlost.

B. vraagt verder in verband met Jesaja 1:16 en 17, en het daarop volgende 18e vers, „gaat hier de heiligmaking aan de rechtvaardigmaking vooraf?”
In hoofdstuk 1 wijst de profeet op de zonde van Juda en Jeruzalem, waarmede het verontreinigd is voor het aangezicht des Heeren. De meest schandelijke zonde heeft de heilige stad aan Sodom en Gomorra gelijkt gemaakt. In vers 16 en 17 wekt de Heere zijn volk op, om Hem het offer der gerechtigheid te brengen, dat bestaat in het zich wasschen en reinigen van het kwade; het oefenen van gerechtigheid, het bijstaan van weduwen en wezen. Daarop doet de Heere de noodiging hooren, zooals we die in de Statenvertaling lezen: „Komt dan, en laat ons te zamen richten,” enz. Op grond van het „dan” zou men de gedachte kunnen koesteren, alsof het aanbod van de genade der schuldvergeving verbonden was aan het vorige als aan een voorwaarde, waaraan eerst moest zijn voldaan. Dat zou kunnen leiden tot de voorstelling als ging inderdaad de heiligmaking aan de rechtvaardigmaking vooraf. Het woordje „dan” wordt in den grondtekst niet gevonden. Het verband, dat er evenwel tusschen vers 18 en de verzen 16 en 17 is, is wel dit, dat de Heere den eisch tot bekeering aandringt met het aanbod van de volkomene vergeving der zonde. Er is bij Hem vergeving, opdat Hij gevreesd worde. Het wandelen in de vreeze Gods worde aangedrongen met in uitzicht te stellen, dat het scharlaken rood der zonde veranderd wordt met het sneeuwwitte kleed der gerechtigheid.

A. (Apeldoorn) G.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 mei 1927

De Wekker | 4 Pagina's

Vragenbus

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 mei 1927

De Wekker | 4 Pagina's