Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Nieuwe Jeruzalem (V)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Nieuwe Jeruzalem (V)

Naar Openb. 21

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Maar wat baat „de lustwarande”, zoo ge daar als sterfelijk lijder in nederligt?
Sterfelijk lijder?
Ja, zóó is het hier.
Maar daar! o, dààr is immers de inwoning Gods volmaakt geworden; en daarmede alle dood en smart gebannen. Voor eeuwig.
Het paradijs als een oord van zaligheid behoorde bij een staat van heiligheid. Hoeveel te meer zal bij een staat van onvatbaarheid die der onsterfelijkheid behooren !
Daar zullen we aanschouwen den herstelden, den verheerlijkten mensch. Neen, niet slechts den mensch van het paradijs, maar den mensch, zooals die zou geweest zijn, indien hij alle gehoorzaamheid had volbracht.
De verheerlijkte mensch in het oord der heerlijkheid. De stad, overeenkomstig hare bewoners. Want hare bewoners zullen zóó van Gods inwoning vervuld zijn, dat zij boven den greep van zonde en dies van dood uit zullen zijn.
De verheerlijkte mensch !
Neen, wij kennen, wij zien den mensch, den eigenlijken mensch hier niet. Deze mensch, dien wij kennen, die van zonde en tranen, is de jammerlijke „rest” van wat éénmaal in glorie Gods beeld was. Sedert hij dit beeld naar deszelfs in wezen verloren heeft, radicaal verloren, biedt hij thans den. aanblik van ... half verdierlijkt door de zonde, schier onkenbaar door cultuur. —
Op de gouden straten van het Nieuwe Jeruzalem wandelen geen stervelingen, geen lijders, geen pessimisten, geen twijfelaars, geen rouwdragenden, geen schreiers, geen zuchters, geen ongetroosten, geen....; op haar straten wandelen geen zondaars meer.
En God zal alle tranen van hunne oogen afwisschen en de dood zal niet meer zijn; noch gekrijt, noch moeite zal meer zijn: want de eerste dingen zijn weggegaan (vs. 4),
„En” God zal enz. En. Let hier op; „En.” Want dit is 't vervolg. Dit behoort bij het voorgaande. Dit is er logisch aan verbonden. God doet geen half werk. Als God (vs. 3) volkomen inwoont bij Zijn volk, dan zullen daar de zalige uitvloeiingen en invloeden van ervaren worden.
Bij de eerste inkomste Gods in de ziel, hier, in de waarachtige bekeering, verwekt God juist de tranen. Tranen der droefheid naar God. Daarna blijft het leven tusschen tranen en blijdschappen afwisselen. Een christen, zei de bekende Vinet eens, is iemand, die telkens wêer weent, en onophoudelijk telkens weer getroost wordt. Maar eenmaal in de laatste en volle alvervullende eeuwige ontmoeting Gods zullen de laatste tranen afgewischt, en enkel blijdschappen bloeien op het hoofd der van God beminde Jeruzalemmers.
Wie de eerste tranen in droefheid naar God weent, vindt ze soms (altijd) zoo zalig, dat hij vaak meent, neen, de vertroosting uit Christus kan niet zaliger zijn. Maar als de Heere de ziel dan in de ruimte brengt, o dan roept ze uit; ik wist niet, dat deze zaligheid nòg grooter was; wat is dit onuitsprekelijk heerlijk, om hemelsche blijdschappen te genieten.
Maar als nu eenmaal de Heere ons in dat Nieuwe Jeruzalem een plaats zal verwaardigen, dan ja dan .... en nu heb ik geen woorden meer. Want hoe, ja hoe dàt zal zijn, dat hebben we nog niet ervaren; maar zeker is het, dat dit alles, alles zal overtreffen in ongekende, dierbare zaligheidsgenieting.
Een Engelsch godgeleerde riep eens uit: het is schier te bejammeren dat God in den hemel alle tranen zal afwisschen, want dan kan ik niet meer smaken de zoetigheid en zaligheid van de tranen der droefheid naar God!
We verstaan dezen man wel eenigszins, maar toch! o neen, wat de Heere dààr zal zijn voor, en zal doen aan Zijn volk, zal zóó uitermate heerlijk zijn, dat het ook 't genot van genoemde tranen verre zal overtreffen.
Daar is Gods Woord ons waarborg voor. Ten slotte is niet onze ervaring de maatstaf of grond; maar wat Gods Woord ons leert. En hier nu komt uit Gods mond een belofte dienaangaande tot ons. Dit is hier een belofte. Het is een aanzegging eener toekomstige heilsweldaad.
Tranen behoorden niet geweend te zijn geworden op deze schoone aarde. Zij getuigen feitelijk toch tegen ons, zij vertolken toch altijd op een of andere wijze eenig gemis, gebrek, Onvolmaaktheid bij ons. — Zij roepen om hulp ter drooging. —
God zal alle tranen afwisschen. — O, dat God het doen zal, zie, dit strekt niet weinig tot onze vertroosting. Het is toch niet gelijk, wie dit doet. Het kind voelt het wel, of de lievende vader of moeder zelf, of wel een ander het doet.
Als God de tranen droogt, geschiedt dit met zulk een warme liefde, en zoo goed. Dan worden ze eerst recht gedroogd, doordien God met geen valsche vertroostingen troost, maar Hij zichzelf schenkt te genieten, en alzoo de oorzaak wegneemt van kommer en dood.
Alle tranen. De bedoeling is: elke traan afzonderlijk, om welke verschillende redenen ook geschreid. God maakt dan met zichzelf alles wel. Tranen van zonde, smart en rouw, tranen over de te weinige heiligmaking; tranen van verdrukking en kruis; tranen van heimwee naar God en den hemel; kortom welke traan ook, maar elke traan wordt gedroogd. God kent ze alle. Hij heeft voor elke soort heilgenezing ten volle.
Ja, Hij zal ze afwisschen, of, zooals er eigenlijk in 't Grieksch staat, uitwisschen. De lievende moeder veegt ze weg uit de hoekjes van het oog. Want de sporen zelfs van 't verdriet moeten weggenomen.
Dit is het beeld hier. God zal de sporen zelfs wegnemen. Er zal geen gedachtenis zelfs zijn van het vroegere. Daarom staat er zoo: de dood zal niet meer, de moeite zal niet meer zijn, niet meer.
De dood niet meer. Want God, want het leven is dáár alles overheerschend geworden. Het leven is dáár in God zoo diep geworteld, dat het nooit meer uitgerukt worden kan. Ze zullen deswege niet slechts niet-sterven; maar zij zullen bepaald niet meer kunnen sterven. Dit kunnen is onmogelijk geworden. Van kunnen vallen en kunnen sterven opgeklommen tot niet meer kunnen vallen noch sterven.
Noch rouw noch gekrijt. Dit zijn de sporen van den dood, die hij nalaat. Ook dit niet meer. Noch moeite; dit is meer de innerlijke doodsopborreling. Al, ja, al het verlorene zal in God zoo overvloedig onverliesbaar bezeten terug gevonden zijn, dat het al vervullend zal zijn. Geen zorgen, geen angsten, geen kruisen, geen overlegging zelfs van zorg en kommer meer. Geen zielsnederbuiging, geen bekommernis, geen vrees of zorg meer. Alle lichaams- en zielsmoeite voor eeuwig voorbij gegaan.
Dit alles wordt begrond in het treffende: want de eerste dingen zijn weggegaan.
Daar vloeit nu deze heerlijkheidsstaat uit voort. Dit dienen we dus goed in het oog te honden. Hier wordt een groote gedachte naar voren gebracht. Het zegt ons, dat deze bedeeling, die der eerste dingen, maar een tijdelijk karakter draagt. Dat we hier in deze bedeeling slechts, om zoo te zeggen, een intermezzo een tusschen-periode beleven. Van vat tot nieuws Jeruzalem is eigenlijk maar een (zij het ook belangrijk) oponthoud! En dan gaat de geschiedenis eerst goed en in rechts lijn door. Dan ontluikt tot zijn eeuwig schoon, wat in het Paradijs had gemoeten, maar daar niet is geschied. Dan is al het daar voorgestelde doel van en met het paradijs bereikt; dan komen we eerst goed, moge ik het zeggen, op dreef. Ja, dan zal God zelf eerst ten volle zijn levensopenbaring in al de werken zijner handen zien opgeluisterd. Dan is het voor ons, en .... ook voor God eerst Sabbath geworden. De heilige dag van eeuwige volmaakte Godsverkwikking zal tevens zijn die der hoogste zaligheid voor den mensch. De eerste dingen zijn weggegaan, nu volgen de eeuwige dingen.

Utrecht. Wisse

(Wordt vervolgd.)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 mei 1927

De Wekker | 4 Pagina's

Het Nieuwe Jeruzalem (V)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 mei 1927

De Wekker | 4 Pagina's