Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Schooldienst (II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Schooldienst (II)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Reeds de Oost-Indische Compagnie dacht aan de kinderen der Javanen.
Ik weet wel, men is geneigd alleen het licht te laten vallen op den handelsgeest en 't winstbejag dezer maatschappij, en omtrent de zendingsactie onzer vaderen medelijdend de schouders op te halen. De Compagnie beschouwde het van meet af aan als haar plicht, de landen, die zij onderwierp ook in de zegeningen van het christendom te doen deelen. Dat zij in later tijd meer gelet heeft op eigen voordeel, dan op het zedelijk en geestelijk welzijn der heidenen, is echter ook niet te loochenen.
Ook mag niet uit het oog verloren, om de daden onzer vaderen recht te beoordeelen, dat de vaderlandsche kerk „staatskerk” was, en de leden zich niet inlieten met dingen, die niet van „hooger hand” werden opgelegd. De zestiende eeuw was niet de onze, n.l. die van individualiteit.
En wat deed de vaderlandsche kerk? In 1610 werden de classen uitgenoodigd naar vier predikanten en vier schoolmeesters om te zien tot verbreiding van het evangelie, ook onder de jeugd op Java. Ook bouwde men al spoedig scholen op plaatsen, waar kerken waren, voor de mannen van de Compagnie en stelde die ook beschikbaar voor heidenkinderen,
Wel werd af en toe de klacht vernomen, dat de schoolmeesters uit Holland gekomen zich erg veel verbeeldden en zeer ongeschikt voor hun werk waren, maar men deed toch al het mogelijke voor die dagen om de jeugd niet te laten verwaarloozen. In later jaren waren de Gouverneurs van Indië dikwerf menschen, die eer vijandig dan bevriend jegens de zending gezind waren.
Maar zoo was het toch in de zestiende eeuw nog niet. De instructie van den Gouverneur van Indië in 1617 bepaalde in art. 34: De Gouverneur, enz. zullen overal op de voortplanting van de christelijke religie, opbouwing van goede scholen en andere zaken daartoe noodig, alle behoorlijke orde stellen. En het getuigenis van de in Indië gestationeerde schoolmeesters en predikanten luidt, dat de Gouverneurs zich stiptelijk aan deze ordinantie hielden. Het reglement van 1643 luidde: „de schoolmeesters moeten de jonge jeught de vreeze des Heeren inscherpen, haar onderwijsen in de fundamenten van de christelijke religie, ten andere haer leeren haere ouders, overheeden en meesters te gehoorsaemen, ten derden haer leeren lesen, schrijven en cijfieren”. Uit deze zinsnede uit het reglement blijkt wel, hoe onze vaders zich dat onderwijs voorstelden. Wel een beetje al te veel op Hollandschen leest geschoeid, en al te weinig rekening houdend met het feit, dat men geen christenkinders, maar heiden-kinders had te onderwijzen. De onderwijzers voor Indië werden door den kerkeraad(!!) geëxamineerd. „De bequaemheyt tot den dienst der schoolmeesters bestaat hierin, dat sij alle gedruckte boeken en geschreven papieren promptelijk leesen, een goede hand schrijven, de psalmen Davits bequaemelick singen en redelijck cijfieren concen, om die dingen de kinderen haer toevertrouwt te mogen leeren.” Of de onderwijzers ook het Maleisch onder de knie moesten hebben, of althans de beginselen van de taal der inboorlingen, zie, dat staat niet vermeld. Wellicht moesten die handige mannen dat maar leeren als ze goed en wel in het heidenland thuis waren geraakt (!!). 't Bleek echter zeer moeilijk te zijn de noodige krachten voor dit werk te vinden.
Vooral toen de O. I. compagnie haar ware gedaante ging toonen en het tractement van predikanten en onderwijzers ging beknibbelen. De lage en steeds lager wordende salarissen der onderwijzers lokten de jonge menschen in het moederland niet uit om naar Indië te gaan. Zoo'n enkele verongelukte, die hier toch afgedaan had, waagde zijn kansen nog eens aan gindsche zijde van den aequator, maar degelijke, goed onderlegde krachten gaven zich niet voor Indië. Zoo kwam men er toe onderwijzers te verzamelen uit het Indische leger. Men trachtte ook inlandsche krachten te vinden en op te leiden. Jonge inboorlingen werden uitgekozen om opgeleid te worden òf voor schoolmeester òf voor predikant, al naar gelang de bekwaamheid bleek te zijn. In 1621 kwamen vijf Amboneesche jongelingen ten huize van Ds. Wassenbergius te Amersfoort studeeren. Men spaarde geen kosten voor hun ontwikkeling; ze mochten met hun leermeester een groote rondreis door Nederland ondernemen (de jongens mochten eens al te spoedig van het studeeren genoeg krijgen). Maar 't was alles een mislukking. Ze kenden tenslotte hun eigen taal niet meer, en in het moederland terug, gekomen bleek, dat men niets met ze kon beginnen. De rechte methode om onderwijzers te vormen had men nog niet gevonden, zoomin als men op het zendingsterrein de rechte methode wist om heidenkinderen te onderwijzen.

Amersfoort. Salomons

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 juli 1927

De Wekker | 4 Pagina's

De Schooldienst (II)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 juli 1927

De Wekker | 4 Pagina's