Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Bondszegelen (XXV)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Bondszegelen (XXV)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het is dit persoonlijke element „ook mij geschonken”, het is dit gansch bijzondere, waardoor de oprechte van hart zich kenmerkt. Zoo iemand treedt in persoonlijke relatie met den Heere en het gaat er dan niet meer om, dat er een God des Verbonds en dat er een Middelaar des Verbonds is, maar het volstrekt persoonlijke treedt op en het is de vraag, of die God mijn God en die Middelaar ook mijn Middelaar is. Wanneer toch God de Heilige Geest de heilsweldaden van het genadeverbond, n.l. vergeving der zonden en het eeuwige laven aan het hart begint te heiligen, dan gaat dit hart van die algemeene aanbieding des heiig een bijzondere of persoonlijke maken.
En dan wil de uitdrukking „ook mij geschonken” niet zeggen, dat wij behooren tot „de verzekerden” of gekomen zijn tot „het welwezen des geloofs.” Zoo wordt het soms verklaard of gelezen, maar dat is toch niet de bedoeling van den Catechismus, noch ook van de bijzondere aanbieding der heilsweldaden. Het is veeleer een persoonlijke zielsverlating op de trouw der belofte Gods, dat de Heere ook mij zal geven, wat Hij belooft.
In dezen zin verklaart bet ook Comrie, die in zijn verhandeling over het wezen des geloofs in Zondag 7 zegt: „Nu zult ge zeggen, hoe moeten wij die woorden van den Catechismus verstaan, waarin het voorwerp des geloofs, in deszelfs nadere betrekking tot ons, zoo voorgesteld wordt, dat niet alleen aan anderen, maar ook aan mij, vergeving der zonden, eeuwige gerechtigheid en zaligheid van God geschonken is?
Vooreerst, wij verstaan het schenken, aanbieden of geven met deze bepaling, dat de dingen, die dus aangeboden zijn, ons waarlijk van God geschonken en gegeven zijn in de belofte des Evangelies, en meenen, dat deze drie woorden, schoon verscheiden in klank, een en hetzelfde beteekenen. In dezen opzicht wordt de geheele zaligheid, die God schenkt aan ons arme zondaars, die niets dan bel en verdoemenis waardig zijn en die niets hebben of doen kunnen om de zaligheid te verkrijgen een gave genaamd, die God ons in het Evangelie voorstelt, aanbiedt, offereert uit vrije genade.”
En dat bier Comrie hier de persoonlijke schenking, aanbieding, gave des heils bedoelt in onderscheiding van de algemeene schenking, komt duidelijk in het vervolg van zijn uiteenzetting van Zondag 7. Dit „mij geschonken” beteekent een vast vertrouwen, dat de genadeweldaden des verbonds niet alleen in 't algemeen aan anderen, maar aan mij in 't bijzonder geschonken, d.w.z. voorgesteld, aangeboden zijn.
„Aan mij geschonken” wil dus niet zeggen dat ik in de zekerheid des geloofs deel, dat Christus mijn zaligheid is, 't geen meer tot bet welwezen des geloofs kan geacht worden te behooren, maar het beteekent die zekerheid des geloofs, waardoor wij persoonlijk naar eigen zielsbevinding oefeningen kennen met God en Zijn beloften. Dan is er geen redeneeren en filosofeeren over bet verbond, en over het zaad des verbonds, dan geen denkleer over den doop naar Zijn idee en over allerlei mogelijke en onmogelijke veronderstellingen. Heel die speculatie heeft geen waarde, wanneer het verbond der genade naar zijn eisch en zijn inhoud doorleefd wordt. De schaduwzijde der Neo Gereformeerde theologie is o.m. ook, dat zij door al haar abstracties en z.g. wetenschappelijke theologie te veel naast en tegenover de zielsbevinding der vromen staat. Het is juist het kenmerkende der Gereformeerde verbondsleer, dat zij niet in beschouwingen zich verliest, maar midden in het zieleleven der kinderen Gods verwezenlijkt wordt. Ons doopsformulier, dat zoo schoon en zoo helder schriftuurlijk de Gereformeerde verbondsleer ontvouwt, is hier wel het meest duidelijk bewijs.
Ieder, die bet verbond der genade naar zijn zalige levensdiepte leert leven, gaat van het algemeene naar het bijzondere, van de beschouwing tot do beoefening, van een voorwerpelijk kennen naar een onderwerpelijk genieten, van de waarheid voor ons tot de waarheid in ons. Dan is „waarheid” niet slechts een begrip, een formule, een conclusie, maar kracht Gods in ons, levenwekkend en levenstuwend door heel ons in- en uiterlijk leven. Deze mensch leert de persoonlijke schenking verstaan, die hem uit da bediening van het genadeverbond toekomt. Het „ook mij geschonken”, ook mij vergeving der zonden, eeuwige gerechtigheid en zaligheid van God gegeven, is dan de dankbare psalm van een ootmoedige ziel.

A. (Apeldoorn) S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 oktober 1927

De Wekker | 4 Pagina's

De Bondszegelen (XXV)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 oktober 1927

De Wekker | 4 Pagina's