Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Zalig! - Wie? (IV)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zalig! - Wie? (IV)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Zalig (zijn) de armen van geest; want hunner is het Koninkrijk der hemelen.Matth. 5 : 8.

Zalig — de armen van geest!

3.

Zoolang de mensch onwedergeboren zijn weg gaat, is voor hem het gemis der dingen, die des Geestes Gods zijn, verborgen; het is geen gemis voor hem, omdat hij ze niet kent. Zelfs indien hij onderwezen is in de leer der waarheid, ja, daarin verstandelijk zijn vermaak heeft, omdat hij er in is opgevoed en de logische samenhang der onderscheiden stukken hem aantrekt, ook dan nog kent hij ze niet, gelijk ze gekend moeten worden. Het kennen door den geest is meer dan een verstandelijk weten, het is kennen door het geloof! Door het geloof verstaan wij, door het geloof, dat een werkzaamheid des geestes is.
Zoo zijn er velen — de wereld, die geheel buiten God en godsdienst leeft, laten wij buiten beschouwing— zoo zijn er velen, die daar leven binnen de grenzen van het verbond, wier beeld geschetst wordt in den brief des Heeren aan de gemeente van Laodicea (Openb. 3 :14—22). Tot den Engel dier gemeente komt het ontzettende woord: Want gij zegt: Ik ben rijk, en verrijkt geworden, en heb geens dings gebrek; en gij weet niet, dat gij zijt ellendig en jammerlijk en blind en naakt.
Velen ook in de gemeente verbeelden zich niets; zij leven onder de waarheid, stemmen haar toe en .... verder niets. Met de wereld willen zij niet gerekend worden, echter ook niet met het volk van God. Als zij maar met rust gelaten worden, dan is het hun goed. In het wezen der zaak zijn zij er niet beter aan toe dan zij, die zich wel wat verbeelden. Ook zij zijn niet arm van geest! De behoeften, die zij hebben, bepalen zich tot de dingen dezes tijdelijken levens.
Niet wij oordeelen die menschen; zij zijn geoordeeld door de zaligspreking der armen van geest.

Wanneer het Gode behaagt den gekende naar Zijn eeuwig voornemen te wederbaren, dan schenkt God daardoor den mensch de grootste weldaad, die hij ontvangen kan. Zij is de grondweldaad, zonder welke geen andere van eeuwige strekking er zijn kan.
Maakt die weldaad rijk? Ja, maar in dezen zin, dat zij stelt tot erfgenaam Gods en medeërfgenaam van Christus (Rom. 8:17). Zij maakt niet rijk in dien zin, dat de begenadigde nu aanstonds ook voor zich de volle beschikking zou ontvangen over de goederen van het Koninkrijk der Hemelen. Hij ontvangt deel aan die goederen door het geloof, waardoor, wat voorwerpelijk, in God, het zijne is, eerst onderwerpelijk in zijn bezit wordt gesteld.
Gelijk nu een pasgeboren kind in wezenlijkheid een mensch is, doch toch nog tot mensch moet uitgroeien, zoo is ook de wedergeborene in wezenlijkheid een kind van God, doch moet ook tot kind van God uitgroeien. God plaatst de Zijnen niet terstond na hunne tweede geboorte in de heerlijkheid, maar doet hen hier hunnen tijd en Zijnen raad uitdienen, opdat zij zouden komen tot den vollen wasdom des geloofs, zalig voor hen en God rechtvaardigende en verheerlijkende.
Zoo wordt de mensch door de wedergeboorte een geestelijk mensch, die maar niet leeft uit de volheid, doch als opwassend kind zijn voortdurende behoeften heeft, die om voorziening vragen. Door het geloof is het, dat die behoeften gekend worden en dat geloof kan niet verder gaan, niet verder grijpen, niet verder mijnen, dan de Heere Zelf openbaart en geeft.
Een rijke in God kan de geloovige zijn en hij is het „zooverre hij de weldaden van het genadeverbond met geloovig hart aanneemt” (Cat. Antw. op vr. 60). Een rijke in zichzelf nooit; geloofsleven sluit zulk een rijkdom uit. Zoo hij het dan ook is, dan staat hij niet in het geloot.
Kan de geloovige rijk zijn in God, hij is het niet terstond en ook niet altijd

Hij is het niet terstond, zeiden we, d. i. niet dadelijk met de wedergeboorte.
Naar logische volgorde, gaat de kennis der ellende vooraf aan die der verlossing. Zonder ellende-kennis kan er geen behoefte aan verlossing zijn.
Zoo komt de wedergeborene te staan niet voor zijne redding, maar voor zijne ellende, d.i. hij leert, hoewel levend gemaakt van geest, zich kennen als liggende midden in den dood. Dat die dood is het missen van God, leert hij in den opwas van zijn geloof verstaan.
Dat wordt zijne armoede, de armoede zijns geestes!
Die doet hem bedelaar zijn aan den troon der genade om wegneming van de oorzaak der scheiding, zijne zonde en ongerechtigheid; die doet hem, verder ingeleid in het wezen zijner ellende, worstelen bij God om God!
Zal hij tevergeefs bedelen?
Neen, dat kan niet, want de bedelaar bij de gratie Gods heeft God in zijn bidden mede. Hij roept toch als een, die door den Heere Zelf geleerd is. De Heere laat niet na te antwoorden op het smeekgebed der Zijnen en Hij vervult, getrouw aan Zijne beloften, aan verbrokenen van hart en verslagenen van geest, op Zijn tijd den nood der ellendigen.
Als de dag der benauwdheid er is voor den verslagen zondaar, als hij derhalve werkelijk bedelaar is uit nood, dan kan de Heere niet nalaten Zijne belofte te vervullen; Roep Mij aan in den dag der benauwdheid: Ik zal er u uithelpen, en gij zult Mij eeren. (Ps. 50:15). In de vervulling der beloften Gods, in Zijne vertroostingen en bemoedigingen, in Zijne verzekeringen aan de ziel van Zijn macht en wil en trouw in betrekking tot de verhooring des gebeds, in de uitreddingen, die Hij schenkt, ligt voor den arme van geest de blijdschap des levens.
De arme van geest is niet een voortdurende klager, die het enkel en alleen maar hebben zou over zijn gemis, over zijn zonde en schuld, over zijn ongeloof, enz. enz.. Er zijn er, die het daarin zoeken, en — juist daardoor het bewijs leveren, dat zij niet arm van geest zijn; de rijkdom van klacht is hun steun, — dus hebben zij iets in zichzelf. De waarlijk arme van geest ziet zijn uitgaan tot Hem, God, die helpt in nood, zoo beantwoord, dat hij ook leert kennen de vraag der dankbaarheid, die tegelijk weer blijk geeft van armoede des geestes, zich uitende in verlegenheid der ziel, vanwege haar tekort om, naar de mate der weldadigheid Gods aan haar, zich ook te openbaren en te geven, de vraag van den dichter van Ps. 116, Wat zal ik den Heere vergelden voor alle Zijne weldaden aan mij bewezen?
Welk eene bemoediging, als hij vat mag krijgen aan 's Heeren beloften, zoo veelvuldig en rijk in het Woord zijns Gods! Welk een weelde, als bij door het geloof zijne armoede als verslonden ziet in den rijkdom van Gods genade! Dat zijn voorsmaken zijner zaligheid, die eenmaal in volkomenheid zijn deel zal zijn; hier begint hij te erven — straks gaat bij in tot zijne erfenis.
Zoolang hij in dit leven is, zal hij als een arme van geest zich telkens weer openbaren. De geloovige blijft iemand, die God noodig heeft, tot het einde toe. En die armoede van geest neemt met den opwas in het geloof niet af; zij neemt toe. Hoe meer onderwezen door den Geest, hoe meer ervaring, liever gezegd: bevinding, van Gods genade, — hoe meer bevinding ook van eigen onmacht en armoede. Wij dwepen niet met de wijze van behandeling van het onderwerpelijke leven, gelijk wij die vinden in Schorstinghuis' „Het innige Christendom” — als strijdschrift is het niet vrij te pleiten van overdrijving — maar in beginsel voelen wij veel voor zijn „dierbare vijf nieten”, n.l. ik wil niet; ik kan niet; ik weet niet; ik heb niet en ik deug niet. Leert de oprechte ze niet kennen ? Geheel zijne armoede spreekt er zich in uit.
Maar daarom ook zal zijn leven gekenmerkt worden door het gebed om bekeering, door de smeeking om den Heiligen Geest. Zalig zijn die armen van geest!

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 november 1927

De Wekker | 4 Pagina's

Zalig! - Wie? (IV)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 november 1927

De Wekker | 4 Pagina's