Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Bondszegelen (XXVI)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Bondszegelen (XXVI)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Comrie wijst op dit bijzonder element met groeten nadruk. De persoonlijke schenking is hier van overwegende beteekenis en moet duidelijk ons voor oogen staan, zullen wij het verbond der genade als een onwankelbaar fundament kunnen waardeeren en als een troostbron genieten. Comrie zegt „gelijk de roeping overal, waar het Evangelie gepredikt wordt, tweezins onderscheiden wordt, òf in een algemeene, òf bijzondere en krachtdadige, zoo moet ook het schenken, geven of aanbieden van de vergeving der zonde, de eeuwige gerechtigheid en zaligheid, tweezins aangemerkt worden, of meer in 't gemeen, of meer in 't bijzonder.
De gemeene aanbieding (even gelijk de gemeene roeping) of het schenken van Christus wordt allen, daar het Evangelie verkondigd wordt, gedaan, opdat zij zich daarvan bedienen zouden en de gave Gods aannemen en het zegel zetten op Gods getuigenis, dat hij waarachtig is. Schoon nu dit een recht geeft, om de weldaad, die God aanbiedt of schenkt voor zich in 't bijzonder te omhelzen en het oordeel verzwaart, als wij het niet doen, nochtans zijn wij zoo zorgeloos, goddeloos, blind en ongevoelig, dat wij dit verwaarloozen en geen de minste acht daarop geven, noch geven kunnen, vermits wij zoo geheel dood in zonden zijn, dat wij geen besef hebben noch van onze rampzaligheid, waarin wij gedompeld zijn, noch van de zaligheid, die ons om niet geoffereerd, geschonken of aangeboden wordt.
Ondertusschen de Heilige Geest, als het Hem behaagt werkt alzoo, dat hij dat aanbod, het welk in 't gemeen gedaan wordt, door deszelfs onmiddellijke krachtdadige en onwederstandelijke werking zoo doet indringen in onze harten, met goddelijke overtuiging, dat wij overtuigd worden, dat datgene, dat God in 't gemeen aanbiedt aan anderen, dat Hij dat alles om niet ons voor ons zelf in 't bijzonder aanbiedt, schenkt en offereert”.
Dit woord van Comrie, doet duidelijk uitkomen, dat het in het genadeverbond niet blijft bij schenking zonder meer, maar dat het genadeverbond in de schenking dor heilsbeloften bedoelt de persoonlijke onderhandeling met den bondeling. En deze persoonlijke onderhandeling leidt tot een persoonlijk toestemmen, eenpersoonlijk „amen” zeggen op al de beloften des Verbonds, dat niet alleen voor anderen, maar ook voor mij de heilsbeloften in den Christus zijn. Zulk een mensch behoeft niet te beginnen om twijfelmoede te vragen: Zou al dit heil wel voor mij zijn? maar veeleer om in heilige aanbidding en dankbare verwondering te zeggen: „Heere, zooveel heil en dat voor mij? Heere, Gij mijn God en mijn Vader, en Christus, mijn Borg en mijn Zaligmaker! Wat heil, wat troost, wat blijdschap stroomt toch uit die heils fontein der Godsbelofte ons toe en — let wel — dit nu niet, omdat wij zooveel genieten, of reeds zoo ver in de oefeningen gevorderd zijn, maar veeleer, omdat God zelf dit gezegd heeft, dat Hij mijn God en mijn Vader in Christus zal zijn. O! Ik weet het, daar kan, daar is zooveel aan onze zijde, dat ons veroordeelt. Wij staan, hier met Jozua in onze vuile kleederen, wij hebben het kleingeloof tot medegezel en de twijfelzucht tot compagnon en dan nog zooveel praters rondom ons, die het „mijn God en mijn Vader” opsluiten in het heilig huisje van hun. dogmatisch denken, maar die niet begrijpen, dat zij op die manier het rijke genadeverbond krachteloos maken door hunne inzettingen.
Maar waar Gods Geest de persoonlijke schenking heiligt aan het hart, daar leert Gods Geest wat het mijnend geloof aan God als Vader in Christus heeft. De doop in den naam des Vaders, en des Zoons en des Heiligen Geestes blijft dan geen formule, en de leer des doops, zoo scheen in het formulier ontwikkeld, slechts geen systeem, maar dan wordt dit zalige betooning, heilige werkelijkheid, dat God Drieëenig in zulke rijke verbondsnamen zich aan mij wegschenkt. En de zekerheid hiervan ligt nu ten slotte niet in wat ik ervan geniet, maar wat de God des Verbonds ervan zegt. Eerst geloovig werkzaam worden met den belovenden God, eerst leeren om „ja” te zeggen op al Gods beloften, niet dat kille „ja”, dat lauwe „ja” der massa, maar een „ja” als van de blindgeborenen, toen Jezus aan hen vroeg „Gelooft gij, dat Ik dit doen kan” en die zoo van ganscher hart zeide: „ja Heere”. Als gij mij vraagt, wat is geloovig werkzaam worden en werkzaam blijven wet God en Zijn verbond, dan wil ik dit thans in één woord karakteriseeren, dat is „ja” zeggen op al wat God een arm en verloren zondaar beloofd heeft in Christus.

A. (Apeldoorn) S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 november 1927

De Wekker | 4 Pagina's

De Bondszegelen (XXVI)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 november 1927

De Wekker | 4 Pagina's