Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Art. 50 D.K.O. Afvaardiging naar de Synode (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Art. 50 D.K.O. Afvaardiging naar de Synode (I)

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

Behalve den tijd en de saamroeping ter Synode, bepaalt Art, 50 ook, wie naar de Generale Synode afgevaardigd zullen worden. Daarvan zegt Art. 50: „Tot deze zullen twee Dienaren en twee Ouderlingen uit elke Particuliere Synode afgezonden worden.”
In onze Kerk kan men zich aan dit getal niet houden. Immers waar wij slechts drie Part. Synoden hebben, zouden er dan slechts twaalf broeders ter Generale Synode komen. Vóór de Synode van Middelburg 1581 was dit ook anders. De Synode van der plaatselijke gemeenten, evenals na 1892 onze eerste Synoden. Daarna vaardigden de Classes af en eerst toen er Part. Synoden waren, deden deze dit.
Zoo ontstond langzamerhand eene getrapte verkiezing on waren de afgevaardigden ter Synode niet rechtstreeks door de Kerkeraden maar door de Part. Synoden gekozen. Naarmate er nu meer Part. Synoden zijn, is het getal dat iedere Part. Synode afvaardigt, kleiner; en omgekeerd weer grooter, naarmate er minder Part. Synoden zijn. Vóór 1892 telde de Christ. Geref. kerk tien Part. Synoden, zoodat er 40 afgevaardigden waren. Thans zenden onze drie Part. Synoden ieder zes dienaren en zes ouderlingen; zoodat er 36 afgevaardigden ter Synode komen.
Wat echter de verhouding aangaat tusschen Dienaren en Ouderlingen, hier moet streng vastgehouden worden aan het beginsel, dat er evenveel Ouderlingen als Dienaren moeten zijn. Er mag geen overheersching zijn van de Leeraren over de Ouderlingen. Bij gebrek aan Leeraars zouden wel Ouderlingen in hun plaats mogen gezonden worden, maar niet omgekeerd. In de Roomsche Kerk ligt de Kerkregeering geheel in handen der geestelijkheid, maar in de presbyteriale Kerkregeering kent men geen Dominocratie of domineesregeering, maar regeeren de ouderlingen, bestaande uit regeerouderlingen en ouderlingen, die ook arbeiden in de leer, dus de predikanten.
Moet er dus een gelijk getal Dienaren als Ouderlingen zijn, eene andere vraag is, of iedere Part. Synode een even groot getal moet afvaardigen. De Kerkorde zegt: ja, n.l. evenveel uit elke Part. Synode.
Hiertegen zijn in de vorige eeuw bezwaren gerezen. Op de Synode onzer Kerk in 1872 werd de afvaardiging van evenveel leden uit elke Part. Synode of provincie eene afvaardiging „met gebreken” genoemd. Men meende, dat uit eene groote provincie meer afgevaardigden behoorden te komen, dan uit eene kleinere. Op de Synode van 1879 kwam wederom het voorstel van de provincie Noord-Holland: „De Synode zorge voor eene meer zuivere vertegenwoordiging op onze Kerkelijke vergaderingen.”
Een zeer breede discussie kwam uit dit voorstel voort. Sommigen meenden, dat het onbillijk was, dat eene provincie met zes of zeven classes evenveel afgevaardigden had, als een provincie, die slechts drie classes telde. Ook wees men er op, dat in enkele provincies de gemeenten slechts klein waren, terwijl in andere provincies zeer groote gemeenten gevonden werden, zoodat het zielental van de eene provincie soms drie maal zooveel was, als dat van eene andere. Terecht werd er door anderen op gewezen, dat niet het zielen- of gemeentental, maar de provinciale indeeling moest beslissen en dat dit in de historie geworteld was, en dat iedere provincie zijn eigenaardig karakter had.
Tot overeenstemming kon men niet komen en eindelijk werd in stemming gebracht: verandering of niet? De uitslag was, dat met 29 tegen 10 stemmen besloten werd niet tot verandering van stelsel over te gaan. Na de vereeniging van 1891 heeft men in de „Geref. Kerken” het bezwaar tusschen groote en kleine provinciën ondervangen, door de twee provinciën, die zeer vele gemeenten hadden in tweeën te splitsen en Friesland Noord en Zuid en evenzoo Zuid Holland Noord en Zuid afzonderlijke provinciale Synoden, die ieder vier afgevaardigden zenden naar de Generale Synode. Zoolang bij ons iedere particuliere Synode gevormd wordt door drie classes bestaat boven genoemd bezwaar niet.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 november 1927

De Wekker | 4 Pagina's

Art. 50 D.K.O. Afvaardiging naar de Synode (I)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 november 1927

De Wekker | 4 Pagina's