Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Christus - de komende Heiland Advent (II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Christus - de komende Heiland Advent (II)

Advent

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Jes. 61: 1—3.

Dat het den Heere Jezus niet ontbreekt aan de gaven en krachten, noodig tot het volbrengen Zijner opgelegden en opgenomen last, wie betwijfelt bet, als hij leest, dat de Heiland van Zichzelven getuigt: De Geest des Heeren BEEREN is op Mij, omdat de Heere Mij gezalfd heeft ?
Volgens de gewone onderscheiding denken wij bij de zalving aan verordineering en bekwaammaking. De eerste is van eeuwigheid; de tweede is geschied in den tijd. Deze had Hij als mensch noodig, om een volkomen Middelaar te zijn in de dingen, die hij God te doen waren.
Zonder den Geest kunnen wij den Borg zeker op geen moment van Zijne omwandeling op de aarde denken. In de kribbe te Bethlehem, op reis naar Egypte en terug, te Nazareth, op twaalfjarigen leeftijd in den tempel, gedurende Zijn jongelingsjaren — altijd was Hij vervuld met den Heiligen Geest. Dat vervuld — zijn is evenwel de zalving in den zin van bekwaammaking niet.
Deze heeft plaats, als de Heere gedoopt wordt door Johannes in den Jordaan. Als dan de Heiland opstijgt uit het water, ziet Johannes den hemel geopend en den Geest Gods nederdalen gelijk eene duif, en op Hem (Jezus) komen. Het is, als wij het zoo noemen mogen, het oogenblik der plechtige installatie van den Borg, waarin de Vader Hem in den Geest de handen oplegt. Daar wordt Hij gezalfd met den Heiligen Geest en met kracht, aangedaan met kracht uit de hoogte, om Getuige te zijn van Hem, die Hem zond.
In de kracht van dien Geest heeft Hij de verzoeking afgewezen, en is Hij, de tweede Adam, staande gebleven; in die kracht verkondigt Hij het Koninkrijk der hemelen en verklaart Hij den Vader, Zijn woord en zending met teekenen en wonderen bezegelende.
Gezalfd is Hij met den Heiligen Geest, en dat niet met mate, gelijk de Heere dat Zijnen profeten en apostelen doet; zonder maat bezat Hij den Geest, geheel, den Geest des HEEREN, den Geest der wijsheid en des verstands, den Geest des raads en der sterkte den Geest der kennis en der vreeze des HEEREN.
Zoo is Hij de Gode en den menschen betamelijke Borg, heilig onnoozel, onbesmet, afgescheiden van de zondaren, en hooger dan de hemelen geworden, volkomen in staat tot volvoering van Gods wil, zoo in lijdelijke als dadelijke gehoorzaamheid.
God kan in Hem de wereld met Zichzelven verzoenen; Zijne gekenden kunnen in Hem de zaligheid hebben. En God doet het in Hem, en zij verkrijgen de gerechtigheid en heiligheid en verlossing door Hem.

In het vervolg van onzen tekst wordt de Messias ons geteekend als de Leeraar, de Geneesmeester, de Bevrijder en de Trooster.
Hij toch is gezalfd, om een blijde boodschap te brengen den zachtmoedigen, d.i. om het Evangelie der zaligheid te verkondigen den zachtmoedigen. Zachtmoedigen noemt de Schrift niet de menschen met een zacht karakter, maar de armen, die waarlijk arm zijn; de onderdrukten, die zich onder hunnen druk buigen in ootmoed des harten. Voor hen komt Hij met een blijde boodschap, dat er recht voor hen is bij den Heere, dat er bij Hem veel verlossing is, en dat Hij hunne armoede zal wegnemen. Zijn het in de eerste plaats de verdrukten Sions in Babel, naar het profetisch perspectief mogen wij hier ook denken aan de verdrukten Sions in de volheid des tijds, verdrukt door Schriftgeleerde en Farizeër, verdrukt door hen, tot wie de Heiland eens bet scherpe woord richtte: Wet u, gij Wetgeleerden! want gij hebt den sleutel der kennis weggenomen; gij zelve zijt niet ingegaan, en die ingingen hebt gij verhinderd (Luk. 12 : 52). Klinkt tot die zachtmoedigen niet bet lokkende woord des Heilands: Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u ruste geven (Matth. 11:28)? En nog roept de Heiland den zachtmoedigen toe, en Hij zal het blijven doen, tot Zijn laatste roep Zijn om Hem schreiend Sion zal binnenbrengen in de eeuwige rust, de rust, die er overblijft voor het volk van God!

Hij heeft Mij gezonden om te verbinden de gebrokenen van hart, zegt de Heere.
Geen lichamelijke krankte wordt hier aangewezen; wanneer in dezen zin het hart gebroken wordt, dan is het ongeneeslijk gedaan; dat is de dood. Maar in overdrachtelijken, geestelijken zin kan er wel van een gebroken hart gesproken worden, wanneer men bedoelt te zeggen, dat de ellende zóó groot is, de smart zóó diep, de rouw zóó zwaar, dat alle hoop op verlichting uitgesloten schijnt. Was het zoo niet bij hen, wier ziel zuchtte en schreide aan Babels wateren? Maar de belofte luidt voor hen, dat zij verbonden zullen worden, d.i. dat, wat hun onmogelijk lijkt, door den Heere zal geschieden. De ellende zal worden weggenomen? Zij, die als ten doode opgeschreven zijn, zullen leven 1 De wonden, hun geslagen, zullen geheeld worden! In de herstelling van des Heeren dienst in Jeruzalem zullen zij herstelling vinden!
En weer denken wij verder, aan de volheid des tijds, als het vleeschgeworden Woord Zich over ellendigen ontfermt. Zijne wonderen der genezing zijn teekenen der genezing der ziel. Het geloof in Hem is de genezing van het gebroken hart, dat in Hem verlossing en welstand vindt. En nog gaat dit wonder voort, nog steeds wordt de kracht des geloofs in Zijnen Naam ervaren door degenen, die in waarheid Hem noodig hebben als hun Heelmeester. Aan het einde der dagen zal Hij een volkomen gezond volk den Vader voorstellen, een volk, dat wonen zal daar, waar geen krankheid zal worden gevonden! Zij zullen voor altijd genezen zijn van al hunne kwalen!
Om den gevangenen vrijheid uit te roepen, en den gebondenen opening der gevangenis; om uit ie roepen het jaar van het welbehagen des HEEREN.
Ook dit wijst op dezelfde personen, die genoemd zijn met den naam zachtmoedigen en geteekend als gebrokenen van hart. Zij zijn gevangen en gebonden. Al is het, dat zij niet bepaald zuchten achter kerkermuren en -deuren, toch kan gesproken worden van eene gevangenis, waarin zij verkeeren. Immers, zij zijn niet vrij? Waren de kinderen Israëls dat geweest in Babel, zij zouden weergekeerd zijn naar de stad huns Gods. Zullen zij dat kunnen doen, dan moeten zij eerst vrij verklaard worden. Het oogenblik zal komen voor de verdrukten in Babel en voorts voor allen, die omvangen zijn door banden des doods.
Schoon is het beeld, dat de verlossing teekent. Het jaar van het welbehagen des HEEREN wordt hier genoemd, d.i. het jaar, waarin dat welbehagen bijzonder getoond wordt. Onder Oud-Israël had men behalve den Sabbat, ook den Maandsabbat, het Sabbatsjaar en bet Jubeljaar. Dit laatste werd gehouden om de zevenmaal zeven jaar, was dus eigenlijk de Sabbat van de Sabbatsjaren, het jaar der vrijlating. Daarin moest alle grond, die in handen van anderen was overgegaan, weer teruggegeven worden aan den oorspronkelijken eigenaar of diens nakomelingen; Israëlieten, die door verarming in slavendienst bij Israëlieten of inwonende vreemdelingen waren gekomen, vrijgelaten worden. Welnu, dit Jubeljaar is het beeld voor den profeet van de verlossing, aan Israël bereid;van de geestelijke verlossing aan het bondsvolk te schenken in de volheid des tijds, als het door de overgave van den Christus verlost zal worden van den Geest der dienstbaarheid, om te ontvangen den Geest der aanneming tot kinderen (Hom. 8 :15); beeld ook van de eind-eindelijke verlossing, die bet volk des Heeren wacht in der tijden volheid.

Zoo zal de Heere alle treurigen troosten, met wegneming van den oorzaak, de reden hunner treurigheid. Hij is gezonden om den treurigen Sions te beschikken, dat hun gegeven worde sieraad voor asch, vreugdeolie voor treurigheid, het gewaad des lofs voor een benauwden geest. Deze woorden wijzen alle heen naar het oude gebruik om in tijden van droefheid en rouw, zich te ontdoen van allen opschik, zelfs de gewone onderhouding en reiniging des lichaams na te laten, en zich met asch of aardstof op het hoofd en zakken om de lendenen, over te geven aan zijne klacht. Was er geen reden tot klacht meer, dan wiesch en zalfde men zich weer en t ok andere kleederen aan (2 Sam. 12 : 20). Hier gaat evenwel de verandering verder dan in gewone gevallen. Niet maar de gewone kleeding wordt aangedaan; de treurigen Sions zullen sieraad ontvangen —draagt men dat niet bij extra gelegenheden? Met vreugdeolie zullen zij gezalfd worden — als tot eene feestelijke gelegenheid. Een gewaad des lofs verkrijgen zij — het is hét gewaad voor de bruilof;, bet gewaad, dat spreekt van de hoogste verheuging. Niet maar wegneming der smart; in de plaats er van komt het tegenovergestelde! Zoo zullen de liederen des lofs weer klinken in Jeruzalem; zoo zullen de psalmen God-verheerlijkend opstijgen, als Jezus komt, om Zich over de ellendigen te ontfermen, zoo lijdens Zijne omwandeling op aarde als daarna; zoo zal eens de hemel weergalmen van den lofzang der gekleeden met de witte kleederen, gewasschen in het bloed des Lams, een lofzang, waarin ellende, verlosssing en dankbaarheid samenklinken in eeuwige prediking: Gij hebt ons Gode gekocht met Uw bloed!

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 december 1927

De Wekker | 4 Pagina's

Christus - de komende Heiland Advent (II)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 december 1927

De Wekker | 4 Pagina's