Chr. Geref. Scholen
Hooggeachte Redacteur! Mag ondergeteekende een klein plaatsje in ons kerkelijk orgaan ter bespreking van schoolzaken? Ik acht, dat het van nut kan zijn voor vele leden onzer Chr. Ger. Kerk.
Hoever wij Chr. Geref. ons met het onderwijs aan onze jeugd bemoeien, weet ik niet. Soms schijnt het me toe, dat onze belangstelling daarvoor te gering is. Waarom? Dat werd door den schrijver der rubriek „Opvoeding en Onderwijs” en ook door ondergeteekende reeds enkele malen in dit blad betoogd. 't Komt me voor, dat nu eens weer gewezen moet worden op wat er pas weer gebeurde op het gebied van onderwijswetgeving.
In onze L. O. wet 1920, gewijzigd o.a. in 1923, wordt „gelijkstelling” gehuldigd. De ouders van iedere gezindte hebben volgens die gelijkstelling recht op een school voor hunne kinderen naar hun beginselen ingericht. Echter zuinigheidshalve heeft de wijziging dier wet in 1923 die gelijkstelling tot een illusie gemaakt. Dat heeft men in Utrecht ondervonden, waar verleden jaar tot twee keer toe de medewerking der stedelijke regeering is geweigerd tot den bouw eener school voor de Christelijke Gereformeerde Schoolvereeniging, omdat niet mee mochten geteld worden de kinderen die reeds een andere Chr. School bezochten. Dat ondervond ook Rotterdam, waar men steeds maar weer op die bepaling stuit, en niet tot bouwen kon overgaan. Kwamen die scholen er, ze zouden hoogstwaarschijnlijk spoedig 200 of meer l.l. hebben, we zien dat aan de kleinere gemeente Enschede, waar nog juist voor die wijziging de school werd geopend, die thans reeds 160 l.l. telt.
Die uitzonderingsbepaling, in de bladen genoemd „stopwetje”, was in de wet van 1923 opgenomen onder de uitdrukkelijke voorwaarde, dat ze slechts zou gelden tot 1 Januari 1928. De besturen onzer vereenigingen waren dus paraat, om terstond hun verzoeken in te dienen. Edoch! De Minister van Onderwijs, ad interim, diende in Dec. j.l. een wetsvoorstel in, om die uitzonderingsbepaling van kracht te doen zijn tot 1 Jan. 1929. In versneld tempo volgden indiening, bespreking en aanneming door de Tweede Kamer. 't Spijt ons, dat alle A. R. kamerleden daartoe medewerkten. We zijn nu weer evenver.
Christelijke Gereformeerden kunnen zoo goed als zeker ook dit jaar weer niet komen tot stichting van eigen scholen. Gelijkstelling dunkt ons dat allerminst. De noodzakelijkheid van die stichting ligt voor de hand.
Wat we nu zouden willen? Dat onder ons meer leven kwam, meer belangstelling voor Chr. Geref. Schoolonderwijs. Het jaarboekje doet zien, dat vijf plaatselijke schoolvereenigingen, benevens vele particulieren, zich aansloten. We zouden dat getal in 't belang onzer Chr. Geref. kerk grooter willen zien. Of zou 't voor ons niet gelden, dat de toekomst ligt in de jeugd? Wie meer van onze vereeniging weten wil, willen we gaarne inlichten. Waar men een plaatselijke vereeniging wil oprichten, of waar men gaarne een spreker zou willen om die zaak te bepleiten, willen we gaarne van dienst zijn. Men wende zich tot ondergeteekende, of tot een der andere bestuursleden, wier namen te vinden zijn in ons jaarboekje, pag. 91.
U M. de R., hartelijk dankend voor de plaatsing.
Uw dw. br.
Secr. v. d. Ver. voor Chr. Geref. Schoolonderwijs in Nederland.
Enschedé 4-1-'28.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 januari 1928
De Wekker | 4 Pagina's