Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De kracht des geloofs

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De kracht des geloofs

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

DCLIV.

Zwitserland.

104.

Calvijn gaf ook voorschriften voor den uiterlijken eeredienst. Zoo vermaande hij o.a. de leeraars, voor elke predicatie een bepaald onderwerp te kiezen. Daarom was het voor hen noodig, zeide hij, zich vooral toe te leggen op de studie der Heilige Schrift. Hij veroordeelde een opeenhooping van teksten, door de preek heen, want, zeide hij: dat kon zijn een ergerlijke stap tot het prijsgeven van den geest aan de letter, en een middel om den Bijbel te laten zeggen, wat men zelf wilde.

Evenmin keurt Calvijn het goed, dat men te veel van de aandacht der hoorders vergt door het lange preeken. Zelfs schrijft hij aan Farel: „er is iets, waarover ik U wensch te spreken. Men zegt, dat de lengte uwer preeken aanleiding geeft tot klachten. Gij hebt mij zelf meer dan eens gezegd, dat gij daartegen wildet waken; vergeet het niet, bid ik U. En daar de Heere ons niet tot onze eigen stichting, maar tot die van het volk den kansel laat beklimmen, is het Uw plicht U zoodanig te bedwingen, dat Gods Woord er niet onder lijdt, dat gij de menschen zoudt vermoeid hebben”.

Dezelfde opmerking heeft hij over het openbaar gebed in den eeredienst „Het is beter”, schrijft Calvijn, „voor zich zelven lang te bidden, maar kort in de vergadering. Zoo men van allen een ijver verwacht als van zichzelven, bedriegt men zich”.

Zou deze opmerking van den hervormer ook in onze dagen nog niet op haar plaats zijn? Worden nog niet vele hoorders bepaald ontsticht over de lange gebeden van de voorgangers in de openbare godsdienstoefeningen, 't zij zij dienaren des Woords zijn, of of ouderlingen, die in leesdienst voorgaan? Hoe velen vallen telkens in herhaling in één en hetzelfde gebed, alleen om het maar lang te rekken; hoe velen vergeten, dat men in het openbaar gebed niet de eigen persoonlijke behoeften moet noemen, maar de algemeene behoeften van gemeente en kerk; hoe velen vergeten, dat het gebed niet is een voordragen van een stuk dogmatiek, maar het vragen van de vervulling der behoeften? En hoe weinig vragen komen er in vele openbare gebeden voor! O, zij er toch meer nadenken over hetgeen men doet, en meer vrees, dat 's Heeren Naam onteerd wordt door allerlei vreemdigheden bij de publieke samenkomsten!

Zeer ijverde Calvijn voor het onderwijs, óók in den godsdienst. Hij wilde zelfs, dat het onwetende volk door de openbare macht gedwongen zou worden tot bijwooning van prediking en catechismus.

Ook voor de verzorging van kranken aan besmettelijke ziekte wijdde Calvijn zijn aandacht. Zeker, het burgerlijk bestuur van Genève schreef de verordeningen dienaangaande voor, maar onder den invloed van den grooten hervormer, aan wiens aandacht niets ontging. Verscheiden malen tijdens zijn wonen aldaar werd Genève bezocht door de vreeselijke pestziekte, die duizenden ten grave sleepte.

In het jaar 1542 brak weer die gevreesde ziekte uit. De Raad bepaalde, dat de lijders zooveel mogelijk moesten verpleegd worden in het z.g. „pesthuis”, en verzocht tevens aan het genootschap van leeraars één hunner te benoemen, om in dat ziekenhuis als aalmoezenier dienst te doen. De leeraar Blanchet biedt zich zelven daartoe aan, en arbeidt onder de arme lijders, maar... ten koste van zijn eigen leven. Ook hij wordt door de ziekte aangetast en weggenomen. De Baad verzocht een ander in zijn plaats te benoemen, maar met de uitdrukkelijke bepaling: Calvijn daarvoor niet in aanmerking te doen komen, in aanmerking de behoefte, die de geheele kerk aan hem heeft, „opdat hij zich beijvere de kerk te dienen, alle vreemdelingen te woord te staan en bovendien om raad van hem te ontvangen.” De vijanden van Calvijn hebben hem later verweten, dat hij zich zelven aan de verzorging van pestlijders onttrok, en anderen er aan waagne, maar bovengenoemd verzoek van den Baad der stad zegt ons genoeg, wat daarvan de oorzaak was. Zoo iemand, dan is het zeker Calvijn geweest die door goed gerucht en kwaad gerucht moest voortvaren in het werk, hem opgelegd. En hij ontving er genade voor, hoe zeer ook het „kwade gerucht” hem krenkte, want ook hij was niet meer, maar ook niet minder dan mensch.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 februari 1928

De Wekker | 4 Pagina's

De kracht des geloofs

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 februari 1928

De Wekker | 4 Pagina's