Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uitwendige Zending

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uitwendige Zending

Evangelisatie onder fabrieksmeisjes. I

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voor ik op gemeld onderwerp aansnijd, vraag ik verschooning voor het feit, dat ik in deze artikelenreeks niet geheel bij mijn onderwerp blijven zal, maar ook uw aandacht vraag voor den evangelie-arbeid onder naai-, winkel- en kantoormeisjes. Het dienstbodenvraagstuk! Wie heeft daarover in onze dagen nooit gesproken of hooren spreken? Voor de dienstboden zelf moge er misschien geen vraagstuk bestaan, voor de juffrouws en mevrouws is het er een van het allergrootste belang Er is een tijd geweest, dat althans in ons goede land de dienstbodennood onbekend was, dus ook het dienstbodenvraagstuk niet bestond. Dat was toen, toen een burgerdochter er geen schande in vond om te gaan „dienen”. Toen het winkel, kantoor en fabriekswezen nog niet zulk een omvang had verkregen en men van de gedachte uitging door mannelijke krachten beter gediend te zijn dan door vrouwelijke. Die tijd met zijn licht- en schaduwzijde behoort tot het verleden. Fabriek en atelier hebben de verhouding tusschen vraag en aanbod zoodanig gewijzigd, dat er op de arbeidsmarkt schier meer naar vrouwelijke kracht gevraagd wordt dan naar mannelijke. De positie der vrouw is mede daardaar zeer gewijzigd geworden in het maatschappelijk leven. Misschien vindt men mij wel wat conservatief, als ik beweer, dat dit geen vooruitgang kan worden genoemd. De roeping der vrouw is m.i. zooveel mogelijk in huis te vinden; daar ligt het arbeidsterrein, dat God haar heeft aangewezen.

Maar onze hedendaagsche maatschappelijke constellatie, gevoegd bij de moderne vrouwenbeweging, lokken onze dochters de gezinstent uit naar den straatkant, naar de publieke markt van het leven. Wel keeren de meisjes gewoonlijk 's avonds onder bet ouderlijk dak terug, wat zij niet doen als zij „voor dag en nacht in be trekking” gaan, dit neemt echter niet weg, dat zulke meisjes van het huiselijk leven weinig over behouden, als ze er 's morgens vroeg uit trekken en 's avonds laat in terugkeeren. Niet dat de dagelijksche arbeidsduur op fabriek en kantoor te lang is in onzen tijd, maar ze wonen soms ver van de fabriek of den winkel en moeten 's morgens voor dag en dauw al met tram of lokaaltje mee om op tijd present te zijn. En 's avonds? Om zes of zeven uur thuis; natuurlijk geen zin meer om moeder wat werk uit de handen te nemen, fla-neeren ze liever wat op straat en bezoeken met vrienden en vriendinnetjes van hetzelfde kaliber, o zoo graag, de bioscooptheaters. O, zeker, er zijn uitzonderingen van meisjes, die 's avonds liever gezellig thuis blijven en daar doen wat haar hand vindt om te doen. Wie echter op straat zijn oogen goed opendoet, zal mij toestemmen, dat deze laatsten een uitzonde ring vormen op den regel.

En meen nu niet, dat deze meisjes allemaal uit de centra, de groote steden komen. Het autobusverkeer maakt het gemakkelijk om zelfs van uit het kleinste gehucht naar de fabriek gebracht te worden. Ik denk op 't oogenblik aan de volgepakte bussen van de zijdefabriek te Ede, die ik dagelijks te Amersfoort zie af en aanrijden. Deze bussen brengen de meisjes niet slechts in de stad, maar ook in de vlekken en dorpen rondom onze stad. Er is een tijd geweest (nu schijnt dat uit) dat zelfs uit Bunschoten en Spakenburgeen paar bussen den dienst der fabrieks-meisjes onderhielden. Zoo zie ik ook daar in de nabijheid van Aalsmeer de spoor-wegcoupe's gevuld met dat jonge goedje voor de fabrieken van Van Doesburg. Het ligt natuurlijk niet op mijn terrein een oordeel uit te spreken over de arbeidsprestatie van die vrouwelijke werkkrachten, en evenmin een oordeel te vellen over het eigenaardig verschijnsel van groote werkeloosheid onder de mannen, die de plaats voor de vrouwelijke werkkracht hebben moeten inruimen. Maar dit feit valt toch schier allerwege te constateeren, dat het z.g. dienstbodenvraagstuk voor een groot deel zijn oorzaak vindt in de vlucht van het winkel en fabriekswezen.

Onze dochters vinden het over het algemeen ver beneden zich om ergens dienstbode te zijn, of zooals men liever zegt: in betrekking te gaan.

Het lijkt toch veel „voornamer” om ergens op een atelier te zijn, of in een winkel te staan, dan bij een of andere mevrouw te staan boenen en schuren. De wasch doen behoeft gelukkig niet meer die is buitenshuis!!

Nu is het gaan naar de fabriek wel niet eervoller in de oogen der meiskens dan het z.g. dienen, maar ziet u, daar zit meer aan. Wel zijn de dienstbodenloonen hoog opgevoerd, ook al vanwege den dienstboden-nood en de verhoogde levensstandaard voor allen, maar zooveel als men op de fabriek verdient kan men meestal van mevrouw niet bedingen. En al komt ook dat hier en daar voor, die naar de fabriek gaat heeft vrijen tijd in overvloed. Men behoeft 's avonds niet in de ongezellige keuken of in de huiskamer te zitten; na den arbeidstijd kan men gaan en staan, waar men wil. De vlinders fladderen dan naar hartelust over de bloemen, die men heeft buiten gezet. O tijden, o zeden!

Amersfoort.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 maart 1928

De Wekker | 4 Pagina's

Uitwendige Zending

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 maart 1928

De Wekker | 4 Pagina's