Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Bondszegelen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Bondszegelen

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

XXX.

Vooreerst verdient het opmerking, dat men voor die leer van wedergeboorte bij den doop slechts dit enkele citaat van Calvijn kan aanvoeren. Mij dunkt, ieder zal toch moeten toestemmen, dat zulk een citeeren zeer sober is en reeds doet vermoeden, dat hier wat hapert. Wanneer iemand uit zulk een omvangrijk werk als de Institutie van Calvijn slechts één enkele uitspraak kan vinden om zulk een gewichtig dogma als wedergeboorte als grond voor den doop te poneeren, dan moet men zich eerst wel ernstig afvragen, of men hier Calvijn geen onrecht doet. Wanneer het toch Geref. leer is, dat niet het verbond, maar de wedergeboorte grond veor den doop is, en dat deze leer in den bloeitijd der Gereformeerde theologie de kern der Geref. waarheid is geweest, dan moest deze leer daghelder in de Institutie van Calvijn zijn te vinden.

Maar zulk een luttel citaat zegt voldoende, hoeveel moeite men zich moet geven om Calvijn aan zijn zijde te krijgen.

Wat nu is de bedoeling van het citaat uit Institutie 4—16, 20? Calvijn stelt zich in dit citaat tegen de Wederdoopers, die den kinderdoop verwierpen, omdat een kind immers niet gelooven kan, en dus het werk der bekeering in zulk een kinderhart niet aanwezig kan zijn. Tegenover deze doopersche richting hebben alle Gereformeerde theologen uit den bloeitijd zeer sterk geopponeerd en wanneer wij de sterke uitspraken onzer Gereformeerde vaderen lezen, dan hebben wij hier altijd wel in 't oog te houden, dat in de polemiek de uitersten wel eens op den spits worden gedreven. Dat wil hier natuurlijk niet zeggen, dat men bij zulk een redeneering onwaar wordt òf dat men zoo sterk mogelijk gaat overdrijven, maar wel, dat men het standpunt van zijn tegenstander zoo dicht mogelijk benadert.

Tegenover de dooperschen nu stelden de Gereformeerde theologen twee motieven. Vooreerst wezen zij op het verbond der genade, dat opgericht was met de geloovigen en hun zaad, en hielden dan de eenheid van Oud en Nieuw Verbond, van besnijdenis en doop vast. Dat doet ook Calvijn in den aanvang van bovengenoemd citaat.

Maar vervolgens wezen zij er nu op, dat op grond van dit verbond en Zijn belofte niet alleen in de volwassenen, maar ook in de kinderen het werk van den Heiligen Geest te vinden is. En het zijn juist deze uitspraken, waarop men dan van Neo-Gereformeerde zijde zich met voorliefde beroept als bewijs, dat in den bloeitijd der Gereformeerde theologie de leer van de onderstelde wedergeboorte als grond voor den doop werd voorgestaan. En eenmaal dit standpunt aanvaard, dan redeneert men heel gemakkelijk verder. Men betoogt dan, dat, toen later de kerk verachterde, en het genadeleven, de tucht verslapte, en alom de volkskerk ingang vond, men deze gezond Gereformeerde leer niet meer aandurfde en toen de leer van het uitwendig genade-verbond is gaan drijven. Maar wanneer men van deze neo-Gereformeerde zijde meent, dat in de bloeiperiode zulk een Sacramentsleer werd voorbestaan, dan moet het toch een raadsel blijven, dat in de Geref. belijdenis, die uit die bloeiperiode dateert, daarvan niets te vinden is. Wat men aanhaalt uit Calvijn of De Bray, den opsteller van onze Geref. belijdenis, of à Lasco, of Ursinus, wordt niet genoeg beschouwd in het verband, waarin deze uitspraken voorkomen. Zou men de Heilige Schrift recht laten wedervaren door op grond van een uitspraak bij den Apostel Jacobus: „is Abraham niet uit de werken gerechtvaardigd als hij zijn zoon Izak geofferd heeft” nu te poneeren, dat Gods Woord de rechtvaardiging uit de werken leert?

Dan zou iedereen, die maar even met den zin der Schrift en met de doorgaande leer der waarheid is vertrouwd geraakt, zulk een betoog verwerpen. Ieder bijbellezer weet, dat de Apostel Jacobus bij een dergelijke sterke uitspraak een bepaalde bedoeling heeft, en dat deze bijzondere uitspraak niet wil zijn uitgangspunt voor de leer der Rechtvaardiging des zondaars voor God. Evenzoo gaat het nu met de uitspraken onzer Geref. theologen. Calvijn heeft met zijn uitspraak in het genoemde citaat een bepaalde bedoeling. Hij wijst er den wederdoopers op, dat ook de kinderen het zaad der wedergeboorte en de potentie des geloofs kunnen deelachtig zijn. En dan redeneert Calvijn verder en zegt nu aan het adres der wederdoopers: „Als nu de kinderen de beteekenende zaak kunnen deelachtig zijn, hoe durft gij dan te zeggen, dat het teeken hun niet mag gegeven worden.” Maar nu gaat het toch niet aan, evenmin als bij Jacobus, Calvijn een dogmatisch systeem op te dringen, en te beweren: ziet ge wel, Calvijn zegt: de kinderen bezitten het zaad der wedergeboorte, de kinderen mogen dus gedoopt worden, ergo, leert Calvijn de onderstelde wedergeboorte, grond voor den doop. Dan is men niet eerlijk tegenover den Reformator en doet men de doorgaande leer van Calvijn geweld aan. Wil men een schrijver leeren kennen, dan moet men hem niet op een bepaald onderdeel van zijn betoog aangrijpen, maar dan moet men zoeken naar de groote lijnen, naar den opzet van zijn dogmatisch systeem, naar de kern van zijn gedachte. En die dat doet, die zal altijd bij Calvijn vinden, dat hij het verbond der genade met al zijn rijke beloften tot uitgangspunt voor zijn sacramentsleer koos.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 april 1928

De Wekker | 4 Pagina's

De Bondszegelen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 april 1928

De Wekker | 4 Pagina's