Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geïmporteerd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geïmporteerd

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

In „de Saambinder” van 12 April 1928 komt eene beschuldiging voor aan het adres der Chr. Geref. Kerk, welke wij niet met stilzwijgen mogen voorbijgaan, omdat het eene onware beschuldiging betreft, welke wij van Ds. Kersten niet verwacht hadden. Indien een eenvoudig gemeentelid zooiets geschreven had, dan zouden wij het als een blijk van onkunde omtrent leer en geschiedenis der Kerk opgevat hebben, maar van een man, die zelfs doceert aan eene School voor opleiding van leeraars, kan niet gedacht worden dat het onkunde is, zoodat wij het als eene opzettelijke onware voorstelling moeten bestrijden.

Ds. K. toch schrijft: „O, laat ons toch waken tegen de droeve voorstelling, die in onze dagen opkwam (cursiveering van ons), als zou het genadeverbond maar een uitwendig verbond zijn. Dit te stellen is het genadeverbond van alle zaligmakende genade berooven. En wat is een genadeverbond zonder genade? Wat is dat voor een verbond? Heyns imponeerde (Ds. K. bedoelt hier importeerde) deze stelling uit Amerika. In de Chr. Geref. Kerk verscheen een vraagboekje voor de catechisanten, dat deze, het verbond ontzenuwende leer, voorstaat. Hellenbroek wordt afgekeurd. Men schaamt zich niet te zeggen, dat Hellenbroek geheel mis is, als hij leert, dat God dit verbond alleen met de uitverkorenen opricht, enz.”

Welk eene ontzettende beschuldiging tegen de Chr. Geref. Kerk! Zij heeft eene verbondontzenuwende leer! Zij leert een uitwendig genadeverbond!

Maar waarom voegt Ds. K. er niet eerlijk bij, dat deze leer niet uit Amerika is geïmporteerd, maar reeds door Calvijn, Zacharias Ursinus en Olevianus, door Trigland en al de groote Geref. theologen der zestiende eeuw is geleerd? Deze allen leeren, dat God het genadeverbond heeft opgericht met Abraham en zijn zaad, of met de Kerk en haar zaad, maar niet één van hen zegt als Hellenbroek: met de uitverkorenen.

Calvijn zegt in zijn commentaar op Gen. 17:7: „Het lijdt geen twijfel, of de Heere onderscheidt Abrahams geslacht van het overige deel der wereld. Thans hebben wij na te gaan, welk volk Hij bedoelt. Zij die meenen, dat alleen de uitverkorenen hier bedoeld worden, en dat alle geloovigen zonder onderscheid hier worden omvat, van welk volk zij ook naar het vleesch afstammen, hebben het mis … En daarom is niets zekerder, dan dat God Zijn Verbond sluit met Abrahams kindeten, die van nature uit hem zouden voortkomen.”

Niet de Chr. Ger. Kerk of het bedoelde vraagboekje, maar Calvijn heeft dus reeds gezegd, dat het mis is, wat Hellenbroek, in zijn overigens voortreffelijk vraagboek zegt, omtrent een verbond met alleen de uitverkorenen. Evenzoo zegt Calvijn bij Hand. 2:39, dat God Zijn verbond met de Joden en hunne kinderen had opgericht en noemt hij het een uitvlucht van de wederdoopers, die niet het geheele zaad van Israël maar het geestelijk zaad of de uitverkorenen er onder verstaan. En zullen wij nu nog wijzen op onzen catechismus, die in zondag 27 duidelijk leert, niet dat de uitverkorenen, maar al de kinderen der gemeente moeten gedoopt worden, omdat zij zoowel als de volwassenen in Gods Verbond begrepen zijn? Of op Borstius die in zijn vraagboekje vraagt: „Met wien maakte God Zijn genadeverbond? en het antwoord luidt: Met Abraham en zijn zaad. Dat is toch geen leer, die in onze dagen opkwam? Borstius stierf in 1680. Weet Ds. K. niet, dat eerst in de 18de eeuw de leer is opgekomen van een genadeverbond alleen met de uitverkorenen, althans in Nederland? Deze leer is opgekomen in Engeland en uitgedrukt in den Westminsterschen Catechismus. In ons land was het Witsius die leerde: „Het genadeverbond is een overeenkomst tusschen God en den uitverkoren zondaar,” en in navolging van hem leerden Hellenbroek, Brakel, Lampe e. a. hetzelfde. Deze leer is dus geimporteerd uit Engeland en niet de leer van het verbond, die in de Chr. Geref. Kerk in overeenstemming met onze Belijdenisschriften wordt geleerd. En dan die leer onzer vaderen, die in den tijd, der Reformatie geleden en gestreden hebben eene verbond-ontzenuwende leer te noemen! Het is kras. Zou Ds. K. zondag 27 maar niet uit den Catechismus schrappen? Of leert hij dan over dien zondag aldus: Ja gemeente, wij doopen wel al uwe kinderen, maar de uitverkorenen zijn alleen in 't verbond en daarom berust de kinderdoop niet op het Verbond, want dan moest ik alleen de uitverkorenen doopen, maar op de hoop dat het te doopen kind een uitverkorene is.” Zal Ds. Kersten nu den lezers van de Saambinder meedeelen, dat hij zijn beschuldiging intrekt?

P. S. Bovenstaande was reeds geschreven, toen wij het stuk van Ds. Jongeleen over deze zaak in „de Stichtsche Kerkbode” met instemming lazen. Toch meenden wij dit stuk toch te moeten plaatsen, daar Ds. J. hoofdzakelijk uit dogmatisch en ondergeteekende uit historisch oogpunt Ds. Kersten bestrijdt, 't Was er ons vooral om te doen de Chr. Geref. Kerk te zuiveren van Ds. Kersten's beschuldiging, alsof zij een leer leert „die in onze dagen opkwam.”

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 mei 1928

De Wekker | 6 Pagina's

Geïmporteerd

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 mei 1928

De Wekker | 6 Pagina's