Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Heilig Evangelie naar de beschrijving van Markus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Heilig Evangelie naar de beschrijving van Markus

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

XXV.

4:1—20. De gelijkenis van den zaaier. III.

En dezen zijn die bij den weg (bezaaid worden), waarin het Woord gezaaid wordt, en als zij het gehoord hebben, zoo komt de satan terstond en neemt het Woord weg hetwelk in hunne harten gezaaid was. Het zijn de vergefelijke hoorders, die hier bedoeld worden. Het Woord gaat niet langs hen heen, het wordt in hunne harten gezaaid, zegt de Heiland. Er is echter geen opmerken van het door hen gehoorde en materiëel, d.i. wat het stoffelijke, uitwendige betreft, wel verstane Woord. Vasthouden doet de bodem het zaad niet. Het verdwijnt, gelijk het gekomen is. De prediking legt geen beslag op de zoodanigen de kerk gaan zij uit, gelijk zij er in gekomen zijn. Waar on op wat wijze het Woord tot hen komt, de satan is er bij, om het weg te nemen. Hoevelen zijn er ook tegenwoordig, die jaren en jaren verkeeren onder de bediening des Woords en altijd dezelfde menschen blijven. Zijn zij vijandig tegenover de waarheid? Dat kan niet bepaald van allen gezegd worden. Zij zijn in vele opzichten meegaande, zelfs een voorbeeld, en toch, toch missen zij het eene noodige. Er zijn onverschilligen onder-vijandigen aan de waarheid, wier hart om, pantserd is tegen de waarheid, maar de meeste dergenen, die bier geteekend worden, zijn, als kinderen des verhonds, zelfs vertrouwd met de waarheid. Zij stemmen haar toe, maar daarbij blijft het. Onvatbaar zijn zij voor het Woord, misschien wel door hun vroomheid, die dan evenwel niet wortelt in de vreeze des Heeren. Wat zal het vreeselijk zijn voor hen, indien zij aldus moeten sterven. Maar als nu bij hen het hart is als het voetpad door den akker, dan kan toch het zaad des Woords niet wortelen en uitspruiten? Volkomen gelijk hebt ge! Versta echter, dat deze logische redeneering door u niet kan volgehouden worden in den dag der dagen. De schuld van het hard-zijn zal te uwen laste komen. Die den wil des Heeren geweten, doch niet gedaan heeft, die zal met vele slagen geslagen worden.

En dezen zijn desgelijks die op de steenachtige (plaatsen) bezaaid worden, welke als zij het Woord Gods gehoord hebben, terstond hetzelve met vreugde ontvangen, en hebben geenen wortel in zichzelve, maar zijn voor een tijd; daarna als verdrukking of vervolging komt om des Woords wil, zoo worden zij terstond geërgerd.

Welk eene waarschuwing ligt er in dit woord, om maar niet terstond onszelven of anderen de handen op te leggen. .Zoovele beloften hebben gelogen; zooveel schijn al bedrogen! Licht ontvlambare naturen worden zoo gemakkelijk ingewonnen voor wat haar oogenblikkelijk goed voorkomt en zoo spoedig vatten zij eene verandering van inzicht op als eene verandering des harten. Als zij het Woord Gods booren in omstandigheden, die dat Woord aantrekkelijk en onmisbaar voor hen doen schijnen, dan nemen zij het aan en zij doen het met vreugde, van welke vreugde zij zelfs wel spreken en met eenige vastheid van overtuiging gewagen. Zoolang zij onder beslag zijn van den kring van denkbeelden en ook van personen, waaronder zij verkeeren bij het hooren van net Woord, schijnt alles goed te gaan. Bij wijziging van omstandigheden komt openbaar, dat niet de warmte van het ware geloof, doch die van het eigen gemoed hen levend deed schijnen. Ik denk hier aan zoovele zich ongelukkig gevoelende menschen, aan wie het evangelie der zaligheid gepredikt — haast had ik gezegd: opgedrongen — wordt. Het Woord zal hen redden uit hunne moeiten, en zij grijpen het aan met vreugde, want zij gelooven, dat zij dan gelukkig zullen zijn. Vooral op het terrein der evangelisatie moet men daarmede rekenen. Ik denk hier aan z.g.n. ziekbed-bekeeringen. Alle omstandigheden zijn gunstig. De zwakte wordt gevoeld; de dood wenkt; men kent den weg, maar oppervlakkig; de huisgenooten zouden zoo gaarne eene verandering ten goede zien. En zie, er treedt verandering in. De zieke luistert naar het Woord van God, gaat bidden en roepen; begint zelfs te vermanen, te prediken, enz., enz.. Daar is zeker eene verandering ten goede!? Maar — genezing treedt in, en …. de mond zwijgt hoe langer hoe meer. Wat zullen de menschen wel niet denken, en de vrienden, met wie men vroeger op en neer ging? De vrees voor een spottend gezicht, een verwijtend woord, dooft de geestdrift, en langzaam maar zeker zinkt het leven (?) weg. Ware de betrokken persoon gestorven, een troostend getuigenis had de rouwkaart versierd; men had gesproken van „in den Heere” of „in het geloef” ontslapen. Laat ons op ziekbed-bekeeringen niet te veel boawen; uit de vrucht, da blijvende vrucht wordt het geloof gekend! Het ware geloof zat de verzoeking der vervolging, zij het niet zonder schokken, kunnen doorstaan; het tijdgeloof bezwijkt er tenslotte voor.

En dezen zijn die in de doornen bezaaid worden, (namelijk) die het Woord hooren, en de zorgvuldigheden dezer wereld en de verleiding des rijkdoms en de begeerlijkheden omtrent de andere dingen inkomende, verstikken het Woord, en het wordt onvruchtbaar.

Is er bij het bezaaid worden bij den weg in 't geheel geen opkomst, duurt de opkomst bij het bezaaid worden op steenachtige plaatsen slechts zeer kort — die in de doornen bezaaid worden beloven nog veel meer; het groeien duurt langer, het nadert meer den tijd der rijpheid. Toch bereikt het die niet!

Veel menschen worden ingewonnen voor het Woord Gods; zij leeren de waarheid toestemmen en omhelzen, en openbaren zich een tijd, alsof zij waarlijk het leven deelachtig geworden zijn. Maar het is . . . voor een tijd, evengoed als bij hen, die in de tweede plaats genoemd zijn. Het komt namelijk niet tot de uitzuivering des harten; wat het uiterlijke betreft is er eene bekeering, gemist wordt de innerlijke omzet. Straks groeit met het zaad ook het zaad der doornen weer op. De zonde wordt niet bestreden maar gekoesterd; haar loslaten laat de vriendschap, die men niettegenstaande de aanneming der waarheid voor haar voelt, niet verloochend. Zoo schijnen zij schoon, maar van binnen zijn zij vol ongerechtigheid.

De vraag of zij het in de wereld wel goed zullen hebben, het verlangen naar rijkdom, de begeerlijkheden omtrent de andere dingen, als genot, eer, aanzien, grootschheid des levens, nemen hoe langer hoe meer het hart in beslag. Wordt er in het begin nog tegen gestreden, later komt er eene overheersching van de ongerechtigheid, eerst in het gemoed, dan in de openbaring. Zij worden echte hypocrieten, geveinsden. Verstikt is het leven, en zij keeren straks weer tot het leven buiten het Woord, al is het, dat zij zich nog onder het Woord blijven scharen Demas heeft maar niet terstond de tegenwoordige wereld liefgekregen. Hoelang hij bij Paulus geweest is, weten wij niet, maar toch zeker een geruimen tijd! Is op degenen, die in de doornen bezaaid zijn, niet van toepassing, wat de Heere zegt in Luk. 11:24-26, en hetgeen wij lezen in Hebr. 6 : 4-6? Lees deze plaatsen maar eens na!

„Wie volharden zal tot den einde, die zal zalig worden!”.

Hoeveel het zaad in het opwassen ook belooft, als het geen vrucht draagt, zal het geen oogst leveren.

Naar den oogst wijst de Heere henen in het volgende.

En deze zijn die in de goede aarde bezaaid zijn, welke het Woord hooren en aannemen, en dragen vruchten, het ééne dertig, en het ander zestig-, en het andere honderdvoud.

Zij hooren het Woord en nemen het aan. Anders echter dan zij die tevoren genoemd zijn. Zij nemen het Woord maar niet verstandelijk, gemoedelijk aan; zij nemen het aan met het hart. Van een met blijdschap aannemen lezen wij hier niet. Zeer te verstaan; want het Woord der waarheid is hun maar niet een uitkomst, maar zij krijgen met dat Woord te doen als een woord van den hoogsten levensernst, een woord, dat wel blijdschap bedoelt te schenken, maar in de eerste plaats optreedt als veroordeelend. Dat bittere Woord zal echter worden zoet als honing. Zij dragen vrucht en alzoo komt het zaad des Woords tot zijn recht. Waarin die vrucht bestaat? Hierin, dat zij, die in de goede aarde bezaaid zijn, Gode leven en Hem zoeken. De op steenachtige plaatsen en in de doornen bezaaiden zoeken zichzelf. Als zij maar behouden worden, dan is het goed. Met God hebben zij slechts in zoover te doen, dat zij voor een tijd een voorzichtig verdrag met Hem willen afsluiten; komt daar iets tusschen, dan hebben zij God niet meer noodig. Zij die vrucht dragen kunnen eerder zichzelf dan God missen. Zij brengen vruchten voort der bekeering waardig. Zij beleven de waarachtige bekeering, omdat zij waarachtig bekeerd zijn, in de afsterving van den ouden en de opstanding van den nieuwen mensch. Gelijk de oogst des velds in zekeren zin den landman eert, zoo eeren zij in hun vrucht-dragen Hem nit Wien zij het leven hebben. En de oogst wordt binnengehaald; wat geen vrucht bracht verbrand.

Niet gelijk is de vrucht, hier genoemd. Wel in wezen, in qualiteit; niet in quantiteit, hoeveelheid. Naar het wezen hebben wij dan ook te vragen. Het onderscheid in gaven en leiding van Gods kinderen brenge ons niet van het spoor; indien wij ons daartoe laten verleiden, zitten wij in het werk des vleesches. De Heere geeft ons hier eene vingerwijzing!

Maar vrucht moet er zijn! Wordt die bij u niet gevonden, verbeeld uzelf dan ook niets. Maar kunt gij niet ontkennen — dat is zoo zwak mogelijk uitgedrukt — kunt gij niet ontkennen, dat de vrucht des Woords in u gevonden wordt, daar gij uzelven vanwege uwe zonden mishaagt, tot den Heere de toevlucht neemt om door Hem gezaligd te worden, en in Zijne eere uw lust is, werp uzelven dan ook niet weg! Zij er in u maar een zoeken om bevestigd te worden in Hem door het Woord!

Wie ooren heeft om te hooren, die hoore!

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 1928

De Wekker | 4 Pagina's

Het Heilig Evangelie naar de beschrijving van Markus

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 1928

De Wekker | 4 Pagina's