Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

ZIE, HIJ BIDT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ZIE, HIJ BIDT

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hand. 9 : 11.

II.

Zie, hij bidt! zegt de Heere tot Ananias. Waarom dit?

Ananias heeft de bedoeling van dit woord niet terstond begrepen; het hooren van den naam Saulus van Tarsen vervulde hem dus met schrik en afkeer, dat hij wel acht gaf op de boodschap, dat hij naar dien Saulus moest gaan, maar over het hoofd zag, wat de Heere hem nu aangaande dien Saulus mededeelde. Had hij dit laatste niet gedaan, doch dit woord ter harte genomen, hij had het zeker niet noodig geacht eenige tegenwerping te maken.

In dat Zie, hij bidt! wijst de Heere Ananias op den grooten ommekeer, de ontzaglijke verandering in Saulus van Tarsen plaatsgegrepen. Neen, het is dezelfde Saulus niet meer. Het is zijn lust niet meer de gemeente des Heeren te vervolgen; bij ban het niet meer doen! Geen discipel of discipelin van Jezus Christus heeft iets meer van hem te vreezen; peen schaap of lam van den Goeden Herder zal hij nog als een verscheurende wolf aangrijpen. Zij, die van dien weg zijn binnen Damascus kunnen zich geruststellen, ook Ananias!

Dat is zeker een weldaad, eene verrassende uitredding voor de gemeente, die reeds ontroerd is geworden, toen de tijding van Saulus' komst tot haar kwam. De Heere heeft haar, neen, Zijn vijand (vs. 4, 5), onschadelijk gemaakt. Reden tot dank!

Maar grooter wordt die reden!

Saulus van Tarsen bidt!

Niet slechts geen vervolger meer, een onschadelij e voor de gemeente, maar een vriend een broeder, een discipel des Heeren, een geloovige is bij !

Dat wijst het Zie, hij bidt! aan.

Heeft Ananias dan wel reden gehad, om zich hevreesd te toonen en eenige tegenwerping te maken?

Saulus van Tarsen is op den weg naar Damascus bekeerd, liever zeggen wij: wedergeboren. Hij, die het eeuwige leven niet bezat, het eeuwige leven, dat immers is een kennen van God den Eenige en Waarachtige, en van Jezus Christus, dien Hij gezonden heeft, hij heeft het door genade ontvangen. Met al zijne wetskennis kende hij den Wetgever toch niet; met al zijne wetenschap van de goddelijke openbaring miste hij de openbaring Gods aan zijne ziel. Zoo kende hij dan ook zichzelf niet als zondaar voor God ! Zoo had hij dan ook geen Middelaar noodig voor zijne schuld en zonde, al was het, dat hij mogelijk met groote woorden had opgegeven van den beloofden Messias, maar dan een Messias in den zin, zooals het vleeschelijk Israël dien verwachtte!

Wat is het geheel anders geworden met hem!

Hij bidt!

Het huis van Judas in de straat de Rechte, waarschijnlijk als logies te voren besteld en bestemd te zijn het hoofdkwartier, vanwaaruit de gemeente des Heeren zal worden bestookt, bestemd om te zijn een synagoge des satans, is een Pnël geworden, waar een andere dan Jacob den Heere aangrijpt en vasthoudt, en tot Hem spreekt: Ik zal U niet laten gaan, tenzij dat Gij mij zegent! Daar worstelt een doemschuldige met God om de vergeving zijner zonden, om de behoudenis zijner onsterfelijke ziel, om de eere van dien God en dien Christus, dien hij zoozeer beleedigd heeft!

Saulus, de Farizeër — een smeekende tollenaar!

Saulus, een oudste weloppassende zoon des huizes — een verloren zoon, met de belijdenis zijner ongerechtigheden verschijnende voor het aangezicht des Vaders!

Saulus, die den Christus helpen zou, om den troon van David weer te bemachtigen en den gehaten Romein te verdrijven — aan de voeten des Heilands met een Heere, help mij!

Saulus, die in bet gebod, dat ten leven was, het leven meende te hebben of te verkrijgen — biddende om de genade, door datzelfde gebod gedood!

Zie, daar is blijdschap voor de Engelen Gods; er zal bij het bekend worden aan de gemeente verheuging zijn in de tenten der rechtvaardigen hier beneden; want door Gods genade is hier een zich-be-keerende zondaar. Zijn gebed vindt weerklank in het hart des Vaders, des Zoons en des Heiligen Geestes, want het is uit den Drieëenige. En datzelfde gebed zal weerklank vinden in de harten der oprechten; het is de toon, dien zij verstaan; dat is de ware tale Kanaäns!

Zie, hij bidt!

De Heere zegt het tot Ananias, opdat deze weten zal, dat Zijne genade aan den vinnigen vervolger is verheerlijkt!

Ligt daar geen vingerwijzing in voor ons, als wij — die roeping komt toch tot ons — worden aangespoord, onszelf te onderzoeken in betrekking tot de vraag, of wij kinderen Gods zijn, ja, dan neen? Of minder nog: of wij op den weg des levens zijn of niet?

Zoovele kinderen des Verbonds leven als Saulus voor zijne wedergeboorte. Zij zijn onberispelijk van wandel; getrouw in het kerkgaan, in het vervullen van hunne godsdienstplichten; in de leer rechtzinnig; in de bespreking van den weg der zaligheid correct. Niet licht zullen zij vergeten op tijd hun gebed te doen. O, zij, „opgevoed en levende naar de nauwgezetste secte van het Christendom”, zij zijn rijk en verrijkt en hebben geens dings gebrek, en weten niet, dat zij zijn arm en jammerlijk en blind en naakt! Zij hebben den naam, dat zij leven en zie, ze zijn dood! Mogelijk roemen zij in de liefde, of wel, zij klagen over de ellende, maar niettemin zijn zij dood!

Want zij hebben geen nieuw hart en geen nieuwen geest. Zij kennen God niet en hebben geen behoefte aan het bloed der verzoening!

Zoo is hun bidden een aangeleerd iets, geen zielenoodzaak !

Arme menschen, die aldus hunnen weg gaan!

Wat ik U bidden mag, bedenk nog in dezen uwen dag, wat tot uwen vrede dient!

Onbekeerde, bid den Heere om de genade der wedergeboorte!

Weet gij het niet, dat het ontzettend zal wezen voor U, die den weg zoo goed geweten hebt, te vallen in de handen van den levenden God?

Nog roept de Heere U! Och, dat gij hooren mocht!

Zie, hij bidt!

Kenteeken des levens ; kenteeken daarvan, dat God met ons begonnen is!

Moge het U tot richtsnoer zijn, U, die daar met uwe zonden en ongerechtigheden de toevlucht neemt tot den Heere; tot bemoediging in uw worstelen en smeeken! Bekommerde vanwege uwen staat, toets u aan het woord des Heeren tot Ananias. Bekommerde vanwege uwe zonden, let er op!

Of weet gij niet, waarhenen de uitgangen des harten zijn?

Ziet de Heere U niet in het verborgen, als gij uwe ziel uitgiet voor Zijn aangezicht ?

Maar; het is zoo gebrekvol; er is zulk een twijfel in mijn hart, of ik het wel recht meen! zegt ge. Kunt ge het bidden laten? Ik weet zeker: als ge aan Saulus in het heiligdom te Damascus ten huize van Judas gevraagd had, of hij nu bad, hij zou gezegd hebben : Ach, ik kan niet bidden, gelijk het betaamt aan mij, zoo'n groot zondaar ! Maar de Heere, die niet vraagt naar wat wij volkomenheid noemen, doch die zich des ellendigen ontfermt, en hoort het gepiep der zwaluw en het gekir der duif, de Heere zeide van Saulus, wat deze van zichzelf niet durfde zeggen: Zie, hij bidt! Liefderijk heeft Hij Saulus verhoord!

Zal Hij op Zijn tijd ook U de verhooring uwer bede niet geven, al is die nog zoo verwerpelijk in uwe oogen en al zijt gij het nog zoo onwaardig?

Houd aan in het gebed, arme en doode in uzelf!

Blijf biddende en smeekende aan den troon der genade!

Het is de troon der genade, bedenk dit wél!

Gave God, dat er in onzen vormenrijken en inhoud-armen tijd velen geboren werden uit water en Geest, van wie de Heere getuige; Zie, zij bidden!

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 juli 1928

De Wekker | 4 Pagina's

ZIE, HIJ BIDT

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 juli 1928

De Wekker | 4 Pagina's