Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onze Kerkregeering

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onze Kerkregeering

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Art. 56 D.K.O.

Plaats des doops.

In de voorafgaande nummers van ons blad hebben wij gesproken over de voorwerpen aan wie, en den tijd, wanneer de doop bediend moet worden naar Art. 56 D. K. O. Vervolgens zegt dit artikel: „en dat in de openbare vergadering, wanneer Gods Woord gepredikt wordt.”

Hier wordt het gewichtig beginsel uitgesproken, dat Woord en Sacrament bij elkaar behooren en dat zonder de bediening des Woords geen Sacramentsbediening mag plaats hebben. Vooral in den tijd, toen de eerste Kerkorden in ons land werden opgesteld, was het noodzakelijk hierop den nadruk te leggen. Evenals sommigen den vroegdoop begeerden uit Roomsch bijgeloof, meenende dat ongedoopten niet zalig konden worden, zoo ook begeerden zij den huisdoop, als het kind te zwak was om naar de Kerk gebracht te worden. Zóózeer werd dit begeerd, dat zelfs het synodaal convent te Wesel in 1568 aan dien drang gehoor gaf, door te bepalen, dat die huisdoop dan zou geschieden in tegenwoordigheid van vier of vijf leden der gemeente, om zoo nog eenigszins den vorm van Kerkelijke samenkomst voor te stellen. De Synode van Dordrecht 1574 verwierp echter den huisdoop en bepaalde, dat alleen in de vergadering der gemeente, gepaard met Evangeliebediening de doop mocht bediend worden. Toch heeft de Synode van Dordrecht 1619 deze bepaling eenigszins verzwakt, door in hare 163ste zitting te besluiten: „Men zal den Doop aan kranke kinderen of zieken buiten de vergadering der Kerk niet bedienen, dan in zeer groeten nood, en dat met voorweten en in 't bijwonen des kerkeraads, ook niet aan verwezene misdadigers, dan met advies der Gedeputeerden der Classis.”

't Schijnt, dat de Dordtsche Synode zelf voor deze ruimere bepaling is teruggedeinsd, want in de Kerkorde nam zij deze bepaling niet op, evenmin in hare gedrukte acta. In uitersten nood werd dus vergund om te huis kranke kinderen of ongedoopte volwassen zieken, en in de gevangenis ter dood veroordeelde ongedoopte misdadigers te doopen. Deze vergunning is echter niet dikwijls in praktijk gebracht en alleen aan kinderen van hooggeplaatste personen werd soms de huisdoop bediend. In buitenlandsche kerken had dit meer plaats, o.a. in de Dutch Reformerd Church of Holl. Geref. Kerk in Amerika, die kort geleden haar 350-jarig bestaan herdacht. In die kerk is helaas de huisdoop een veel voorkomend verschijnsel, zoo zelfs dat iemand, die negen maanden in Albany vertoefde, al dien tijd geen enkele doop in de kerk zag bedienen, volgens het jaarboekje der Chr. Geref. Kerk van 1883. In ons land bleef het regel, dat de doop in de kerk bediend werd en niet zonder verkondiging van Gods Woord. Meestal geschiedde dit in de namiddaggodsdienstoefening na het eindigen der catechismusprediking. De Synode toch van 1574 bepaalde, dat de doop des Zondagsmiddags „tusschen de predikatie en het gemeen gebed” moest bediend worden. Hierin ligt de juiste orde dat het Woord aan het Sacrament vooraf moet gaan. In de laatste jaren is biervan afgeweken, niet alleen, dat zoowel in de morgen- als avondgodsdienstoefening gedoopt wordt, waar niets tegen is, maar ook dat vóór de predikatie gedoopt wordt en dan de prediking volgt. Waarschijnlijk is dit een gevolg van de gedienstigheid der praktijk, zoodat men dan terstond na den doop met de kinderen kan weggaan, als ze lastig worden, en niet behoeft te wachten tot na de predikatie. Dit kan echter even goed verholpen worden, door de kinderen tijdens de prediking in de consistorie te laten, zooals in de 17de en 18de eeuw altijd geschiedde. Anderen hebben dat doopen vóór de prediking verdedigd met de bewering, dat het formulier lezen, dat aan den doop voorafgaat, ook Evangelieprediking is, omdat de leer des doops en der verzoening door Christus' bloed daarin wordt voorgedragen. Als de Dordtsche Synode dat ook in de formulierlezing gezien had, zou zij niet zoo uitdrukkelijk in Art. 56 bepaald hebben: en dat in de openbare vergadering, wanneer Gods Woord gepredikt wordt. Dan hadden zij kunnen volstaan met Art. 58, dat eischt het gebruik der formulieren bij den Doop van kinderen en volwassenen. Neen, zij willen er Evangelieprediking bij. Al is het dus principieeler om de preek aan den doop te laten voorafgaan en na den doop te sluiten met het „gemeen gebed”, dat is met het dankgebed na de predikatie, toch is er ook iets voor, dat de doop voorafgaat. De geschiedenis leert, dat een eeuw geleden, velen de kerk verlieten als de prediking was geeindigd, zoodat maar weinigen den doop bleven bijwonen en tegen dit euvel is de aan de preek voorafgaande Doop eene goede remedie.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 oktober 1928

De Wekker | 4 Pagina's

Onze Kerkregeering

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 oktober 1928

De Wekker | 4 Pagina's