Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE BETEEKENIS DER ZENDING VAN DEN CHRISTUS VOOR DEN STAND DER GELOOVIGEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE BETEEKENIS DER ZENDING VAN DEN CHRISTUS VOOR DEN STAND DER GELOOVIGEN

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Maar wanneer de volheid des tijds gekomen is, heeft God Zijnen Zoon uitgezonden, geworden uit eene vrouw, geworden onder de wet, opdat Hij degenen, die onder de wet waren, verlossen zoude, (en) opdat wij de aanneming tot kindereu verkrijgen zouden.”

Een bedroevende aanleiding noopt den Apostel Paulus een schrijven te richten aan de gemeenten van Galatië. Niet, dat er, gelijk b.v. in de gemeente, van Corinthe, bijzondere zonden te bestraffen waren in haar. En toch was er eene zonde, eene die, als vrucht, niet anders kon voortbrengen dan een wandel naar het vleesch.

Valsche leeraars waren ingeslopen, menschen met een gedaante van godzaligheid, doch die de kracht derzelve verloochend hadden; menschen met eenen schijn van godsvrucht, maar die eene leer verkondigden niet in overeenstemming met het Evangelie der vrije genade, zooals het door Paulus als dienstknecht van Jezus Christus gepredikt was.

Zij verkondigden in strijd daarmede een leer, volgens welke de zaligheid moest opbloeien uit het doen van werken der wet. Zeker, genade moest er zijn, er moest geloof wezen in den Messias, maar zonder het houden van de wet der ceremoniën ging het toch eigenlijk niet. Die ceremoniëele wet was hoek- en sluitsteen der zaligheid.

Het scheepje der Galatiërs werd door hen henengestuurd naar de klip van farizeesche werkheiligheid. Daarom moest het apostelschap van hem, die in des Heeren Naam en kracht het eerst den koers had aangegeven, onzeker verklaard, bestreden worden; de andere Apostelen waren beter, leerden, naar het voorgeven der verleiders, anders. Viel het vertrouwen in den Apostel weg, dan was daardoor het pad geëffend voor hen, die de Galaten wenschten te binden aan gebod op gebod, regel op regel.

Zeer krachtig schijnt de invloed dier dwaalleeraars geweest te zijn en zeer snel schijnt hij gewerkt te hebben. Hoort slechts, wat de Apostel schrijft: „Ik verwonder mij, dat gij zoo haast, (wijkende) van dengene, die u in de genade van Christus geroepen heeft, overgebracht wordt tot een ander Evangelie,” en: „O, gij uitzinnige Galaten! wie heeft u betooverd, dat gij der waarheid niet zoudt gehoorzaam zijn, denwelken Jezus Christus voor de oogen geschilderd is geweest, onder u gekruist zijnde!”

Die afwijking — vermenging van genade en werk, leidende tot geheele terzijdestelling der genade — feitelijk gelijk staande met de loochening van de eenige, volkomene offerande, van het ééne, afdoende werk van Jezus Christus, vervult den Apostel met droefheid en heiligen toorn; geheel zijn geestelijk zijn komt er tegen in verzet!

Zou het anders kunnen? Staat hij niet als een wacht op de muren van het nieuwtestamentische Sion? Ziet hij niet, dat de vijand het er op aanlegt, den muur te ondergraven? Wat moet er worden van de gemeenten, die zijn moeten pilaar en vastigheid der waarheid? Wat moet er worden van die zielen, die afgevoerd van Christus, het heil zullen zoeken in doode werken? Ze zullen meenen, Gode een dienst te doen — hij zelf heeft het als farizeër ook gemeend — en ondertusschen bevonden worden vijanden van God, verwerpers van den Christus, verdervers hunner zaligheid!

Toch, hoe sterk hij zich uitspreekt, hoe scherp hij de dwaling gispt, hoe zeer hij toornt tegen de Galatiërs, hij verwerpt hen daarom nog niet. Neen, het is hem te doen om hun behoud. Zijn schrijven moet juist dienen, om hen, onder Gods zegen, terug te leiden tot den rechten en eenigen weg, hen weder te voeren tot Christus en Hem alleen. Zij moeten onttrokken worden aan den invloed dier dwaalgeesten, vrij gemaakt van het juk, hun door dezen op de schouderen geworpen, opdat zij tot hun waar geluk mogen dragen het juk van Hem, Die gezegd heeft: „Mijn juk is zacht, Mijn last is licht”.

Daartoe bewijst hij in dezen brief, dat, wat ook die dwaalleeraars mogen beweren, hij, Paulus, is een Apostel, geroepen niet van menschen, noch door een mensch, maar door Jezus Christus, en God, den Vader, die Hem uit de dooden opgewekt heeft, en dat, welk onderscheid die dwaalleeraars ook meenen te kunnen aangeven tusschen hem en de andere apostelen in betrekking tot de prediking des Woords, dit onderscheid alleen bestaat in hun zondige verbeelding, dewijl in werkelijkheid de andere Apostelen hem „niets hebben toegebracht” d.i. zij waren het volkomen eens met hem. Alle beroep op de andere Apostelen, als zouden zij een ander Evangelie, een Evangelie naar den mensch, brengen, is dus gehuicheld. Ook zij wenschen niets te weten dan Jezus Christus en Dien gekruist.

Vervolgens onderstreept hij de waarheid, dat de mensch uit het geloof gerechtvaardigd wordt en niet uit de werken der wet, om in het verband van onze tekstwoorden en in dien tekst zelf er den nadruk op te leggen, dat de stand der geloovigen onder den Nieuwen Dag geheel anders, heerlijker is dan onder den Ouden. Elk teruggrijpen naar het oude, dat voorbijgegaan is, alsof daarin de kracht tot behoudenis zou gevonden worden —en dat deden de vijanden in Galatië — beteekent voor de geloovigen achteruitgang, is eene miskenning van de bedoeling des geloofs, waaronder zij leven, welke bedoeling in den Christus punt van aanvang en volmaking vindt.

De behandeling van onzen tekst vraagt ons daarop in het bijzonder te letten. Alzoo spreken wij over:

De beteekenis van de zending van den Christus voor den stand der geloovigen.

Meer dan bij menige andere uitspraak van Gods Woord zullen wij het verband, waarin onze tekstwoorden voorkomen, noodig hebben ter verklaring. Achtervolgens trachten wij deze vragen te beantwoorden:

I. Hoe was die stand vóór de zending van Christus?

II. Wanneer bracht God daarin verandering?

III. Waardoor bracht God daarin verandering?

IV. Hoe werd die stand door de zending van Christus?

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 december 1928

De Wekker | 4 Pagina's

DE BETEEKENIS DER ZENDING VAN DEN CHRISTUS VOOR DEN STAND DER GELOOVIGEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 december 1928

De Wekker | 4 Pagina's