KERK EN STAAT
Na onzen terugkeer uit Indië hebben wij er in woord en geschrift telkens op aangedrongen, dat onze jonge mannen toch niet ongehuwd naar Indië zouden gaan. Dit zag niet allereerst op jonge mannen, die in gouvernementsdienst gaan, want voor hen ligt de zaak eenigszins anders, hoewel ook voor hen de meest profijtelijke weg is. zoo mogelijk gehuwd uit te gaan. Maar hoofdzakelijk hadden wij daarbij het oog op de jongelui, die in de cultures gaan. Want daar staan zij aan zulke geweldige zedelijke gevaren en verleidingen bloot, dat velen er nog heden ten dage door bezwijken. En de cultuurmaatschappijen bekommeren zich nog bitter weinig om het geestelijk en zedelijk heil van onze jonge mannen. Voor het lichaam wordt heel veel gedaan. Voor doktoren en ziekenhuizen en verpleegsters worden groote bedragen uitgegeven, maar de ziel en de geest van den jongen man worden eenvoudig verwaarloosd. En het zou toch zoo gemakkelijk kunnen veranderd worden. Wanneer de cultuurmaatschappijen bepaalden: a. dat zij ongehuwde employé's niet meer in dienst namen; b. dat zij aan hun onderneming niet alleen een dokter maar ook een predikant verbonden, die belast werd met de geestelijke verzorging van de Europeanen, die aan de onderneming verbonden waren. Maar hiertoe zijn deze maatschappijen nog niet te bewegen. De eerste maatregel kost hun te veel geld en voor de laatste voelen zij blijkbaar niets. Als zij zorgen voor de lichamen, meenen zij de zorg voor de ziel aan de menschen zelf gerustelijk te kunnen overlaten. Ieder moet dan maar uitmaken, hoe hij leven wil.
Daarom heeft het mij verblijd, dat de Geref. kerk van Medan deze inderdaad ernstige zaak heeft aangevat en gedaan heeft, wat mijns inziens al lang had moeten geschieden. Zij heeft een woord van waarschuwing laten uitgaan aan de kerken in ons Vaderland, om niet ongehuwd naar Indië te komen. Ik neem die waarschuwing hier over, opdat zij ook in onze kringen gelezen zal worden en men met het daarin vervatte zijn voordeel, zal doen.
De Kerkeraad der Geref. Kerk van Medan (praeses Ds. C. Mak en scriba de heer G. v. Wijngaarden), verzoekt ons opname van het volgende, in de hoop, dat de kerkelijke pers dit zal overnemen:
De Kerkeraad van de Geref. Kerk te Medan S. O. K. voelt zich gedrongen ter kennis te brengen, dat hy ten ernstigste waarschuwen moet tegen het naar Indië komen van ongehuwde of althans onverloofde jongemannen, in het bijzonder, indien zij een werkkring in de cultures aanvaarden (van de zeer groote gevaren aan het kazerne-leven verbonden zwijgen we, veronderstellende, dat die genoegzaam bekend zijn).
Het is hier de plaats niet om met vele argumenten aan bovenstaande waarschuwing kracht bij te zetten: trouwens, het blijft dan voor den buitenstaander-Hollander toch altijd zeer moeilijk om zich een voorstelling te vormen, hoe de toestanden werkelijk zijn. Maar de droeve ervaring bewijst, dat in deze Oostersche wereld niet haar geheel andere sfeer en sociale verhoudingen, verreweg het grootste deel der ongehuwden vroeg of laat geestelijk en lichamelijk-zedelijk te gronde gaat.
Wie de situatie kent, oordeelt over hen mild, met alle clementie, maar met te meer ernst houden wij daarom allen ouders voor hun kinderen aan zulke gevaren niet bloot te stellen!
Indië heeft door zijn lokkende, winstbelovende betrekkingen, al menig jong bloeiend leven voor altijd geschonden, ja verwoest; als Kerk zien wij de gevallenen ook onder hen, die in bewarend, geloovig milieu zijn opgegroeid.
Nu het z.g. trouw-verbod in Deli sinds eenige jaren is opgeheven, kan het nuttig zijn, dat de verloofde jongeman zich eerst in zijn werk en omgeving oriënteert, alvorens zijn vrouw naar het vreemde land te laten uitkomen. Wie zulke vooruitzichten niet heeft, wordt al te gemakkelijk een prooi der verleiding.
Moge dit korte schrijven dan als een signaal „onveilig” begrepen worden, opdat men zijn ongetrouwde zonen niet, gelijk zoo vele malen nog gebeurt, uit onwetendheid met naieve gerustheid aan ons Insulinde afstaat.
Voor jonge kerels, gezond naar lichaam en ziel, is veel en mooi werk te doen: dienende krachten heeft Indië noodig. Maar laat er dan ook menschen komen, die zich staande kunnen houden, ter wille van hun eigen ziel, terwille van hun familie, ter wille van onze taak aan Indië te verrichten, terwille van Gods Koninkrijk!
In deze „waarschuwing”Z wordt ook gesproken van de zeer groote gevaren, die aan het kazerne-leven verbonden zijn. Deze gevaren zijn ons bekend en tijdens ons verblijf aldaar, hebben wij volle aandacht aan deze gevaren geschonken en er bij de autoriteiten op aangedrongen, dat vóór alle dingen aan het leven in concubinaat een einde moet worden gemaakt. En nu las ik dezer dagen een bericht uit Indië waarin werd medegedeeld, dat het legerbestuur een circulaire had uitgevaardigd, waarin o.m. bepaald werd, dat aan geen enkel militair, van welken landaard ook, voortaan meer vergunningen verleend mochten worden voor het hebben van een z.g. huishoudster in de militaire kampementen.
Dat is het einde van het concubinaat in het leger. Althans voor zooveel de kazernes aangaat.
Wij zijn, schreef de Standaard, voor die gevallen beslissing erkentelijk. Ons Program van Beginselen vroeg in art. 18 de afschaffing ervan en meermalen is onzerzijds daarop dan ook aangedrongen. Dat thans een besluit genomen werd er een eind aan te maken, stemt tot tevredenheid. Ook wijl de houding der Overheid er allicht toe bijdraagt, dat ook buiten het leger meer en meer met het concubinaat gebroken wordt.
Waar wij ons vaak geroepen voelden, den strijd tegen dit ingeslopen kwaad te voeren, daar mogen we thans ook een woord van dank voor het gelukkig besluit niet achterwege laten.
De heer v. D. deelt aan de lezers van de Banier mede, dat ik nog niet geantwoord heb op zijn bezwaren. Ik kan dat heel kort doen. Mij was bekend, dat hier en daar door de mannen van de S. G. P. een motie ingediend was, maar de heer S. Koetsveld heeft een onderzoek ingesteld en de gegevens van dat onderzoek in een rapport neergelegd en daarop zijn voorstel gebaseerd. Mag ik den heer v. D. vragen of dit ook gedaan is door de mannen van de S. G. P.? Zoo ja, dan zou hij mij zeer verplichten met toezending van deze rapporten. Zoo neen, dan vervalt zijn beschuldiging.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 december 1928
De Wekker | 4 Pagina's