Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Veluwsche Brieven 12

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Veluwsche Brieven 12

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Waarde Broeder!
Zoo ge wel reeds uit de bladen vernomen zult hebben, is j.l. Zaterdagmorgen Ds. J. v. . Vegt van Harderwijk overleden. „De Standaard” van Maandag bevatte een kort levensbericht, dat wij hier laten volgen.


Ds. Jan v. d. Vegt (zoon van wijlen Ds. H.M. v.d. Vegt) werd 5 Dec. 1863 te Bierum, waar zijn vader predikant was bij de Geref. Gemeente onder het Kruis, geboren.
De overledene was aanvankelijk bij het Chr. onderwijs werkzaam en arbeidde als zoodanig ruim 18 jaar, als kweekeling aan de Chr. Geref. school te Apeldoorn; als onderwijzer te Groningen en Enumatil, en als hoofd te Zwartebroek. In 1897 ging hij over van de Geref. Kerk naar de Chr. Geref. Kerk, waarom hij 1 Sept. 1897 ontslag kreeg als hoofd.
De begeerte tot het predikambt werd nu bij vernieuwing bij hem wakker.
De Gen. Synode van de Chr. Geref. Kerk van 1897 verleende hem vrijheid een stichtelijk woord in de Chr. Geref. Kerk te spreken. Kort daarna werd hij voorganger bij de Chr. Geref. Gemeente van Zaandam.
Na 5 Sept. 1900 door het Curatorium te zijn geëxamineerd, met vrijstelling voor de oude talen, werd de overledene te Zaandam beroepen, waar zijn vader hem 28 October bevestigde. Ds. v.d. Vegt diende de gemeenten van Zaandam, Doesburg, Haarlem, Harderwijk, Rijnsburg, Kampen en Harderwijk 2de maal).
Had Ds. v.d. Vegt reeds in Haarlem veel te lijden door aanvallen van bronchitis, een zware ziekte in 1920 maakte het hem onmogelijk zijn ambtswerk algeheel te blijven verrichten. In 1923 vroeg hij emeritaat aan en 28 October van dat jaar legde hij de bediening neer. Een enkele maal mocht Ds. v. d. Vegt nog eens gedurende zijn emeritaat een avondbeurt voor zijn gemeente vervullen.
Uit den aard der zaak is dit courantenbericht kort, geeft het slechts enkele jaartallen en feiten in volgorde; wat achter die jaartallen en feiten ligt, al het lief en leed, de strijd en de overwinning, de zorgen en de uitreddingen, de moeiten des levens en van het ambt en de zegeningen, daarin ondervonden — er zou, dunkt mij, wel een boek toe noodig zijn, om ze alle te beschrijven. Gemakkelijk is zijn leven niet geweest; daartoe was zijn huisgezin te groot, dat hij als een getrouw huisvader verzorgde, dikwijls boven zijne krachten. Daarbij was hij eene persoonlijkheid, die er een welgevestigde overtuiging op nahield, waaraan hij niet tornen liet. Versta hieronder niet een koppig vasthouden aan een eens opgevatte meening. Hij was te goed onderlegd in het Woord en verstond te goed, dat wij ten deele kennen, om de meeningen van anderen niet te kunnen waardeeren, indien ze maar niet in strijd waren met het Woord en hij de overtuiging had, dat ze het kenmerk droegen van een in eerlijkheid omgaan met de Schrift. Opschroeverij en gemaaktheid kon hij niet dulden; gemoedelijkheid zonder objectieve basis was hem uit den booze. Dat maakte zijn woord dikwijls scherp en afsnijdend. Waar evenwel het ritselen van het genadeleven gevonden werd, daar leefde hij mede met heel zijn hart. Of hij zich nooit vergist heeft in zijn oordeel, en mogelijk verworpen heeft, wat nochtans behouden is? Waar is de mensch, de dienaar, die zich niet vergissen kan? De zachte doet het evengoed als de scherpe. Het is in dit opzicht gelukkig, dat niet het oordeel eens menschen beslissend is; God voert Zijn raad uit niettegenstaande onze foutieve beoordeelingen. Wat ik zijne eere als dienaar zou willen noemen is, dat zijne prediking bijna zonder uitzondering Christus-prediking was. Hoe menigmaal, als ik hem bezocht, wanneer ik de gemeente Harderwijk diende, hebben wij met elkander gesproken over het groote gebrek, dat er soms in de prediking gevonden wordt, dat er lang en breed over den Christen en weinig of niet over den Christus gehandeld wordt.
Zoo is dan ook dit leven afgesneden, dit leven dat God heeft willen gebruiken in Zijn dienst en dat Hij tot zegen heeft willen gebruiken. Op aarde een ledige plaats meer, in den hemel een ledige plaats minder; zijn laatste verhuizing is wel de beste geweest. Hij rust nu in het dienen van God dag en nacht in Zijnen tempel, de lust zijner ziel hier in het moeizame, zoo strijdvolle leven. Gode de eere!
Vanzelf is zijn verscheiden een smartvolle zaak voor zijne echtgenoote en zijne kinderen. Moge de Heere naar de grootheid Zijner goedertierenheid die harten vertroosten met Zijne vertroostingen, die nimmer te klein zijn. Berusting geve Hij in Zijn doen, een overgeven aan Hem van hetgeen Hij als het Zijne tot Zich nam in heerlijkheid!
En nu — straks is het onze ure. Wat zal er dan van ons gezegd worden? Maar neen! laat mij deze vraag wijzigen in: Wat zal God dan tot ons zeggen? In mijn vorigen brief haalde ik den Bileamwensch aan. Die wensch was schoon, maar — onvolledig. Mijne ziel, zoo sprak hij, sterve den dood des oprechten en mijn einde zij gelijk het zijne. Dat is de wensch van den onbekeerde, die in het toekomstig lot van Gods kinderen toch wel iets meer ziet dan in het zijne. Maar Bileam kende niet dezen wensch, die de levend-gemaakte wel kent: Mijne ziel leve het leven des oprechten! Dat was Bileams gebrek en daarom bleef hij, niettegenstaande al zijne mooie woorden over God en Zijn volk, buiten God omzwerven, en het oordeel over zijne zonde en ongerechtigheid heeft hem getroffen.
Mijne ziel leve het leven des oprechten! Moge het ook uw wensch zijn, waarde broeder! Niet om door dat leven het leven te verdienen, dat weet ge wel; maar om zoo te leven uit het leven, dat de Heere in Zijne genade schenkt. Wees voorzichtig met 't beangst zijn om te sterven; de satan heeft er al velen met vreeze des doods bevangen en daardoor afgetrokken van de eenvoudigheid der waarheid. Zoek niet in de eerste plaats stervensgenade, maar levensgenade. Is deze er, dan komt het met de stervensgenade wel in orde, want God kan geen levensgenade geven, zonder in te staan, dat het einde vrede zal zijn.
Van harte hoop ik, dat ge den Heere zoeken moogt en naar Hem moogt vragen, die geen verlorene afwijst, maar hem aanneemt in ontfermende liefde!
Den God van alle genade in Christus Jezus bevolen voor tijd en eeuwigheid, voor leven en sterven! (Eerst de tijd, dan de eeuwigheid; eerst het leven en dan het sterven.)
Als steeds
t.t.
F. Lengkeek
22-3-'29.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 maart 1929

De Wekker | 4 Pagina's

Veluwsche Brieven 12

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 maart 1929

De Wekker | 4 Pagina's