Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Veluwsche Brieven 13

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Veluwsche Brieven 13

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Waarde Broeder!
Het weder is wel bijzonder dit jaar. Na strenge vorst hebben we een kostelijk gelijkmatigen dooi gekregen en de lente heeft hare intrede gedaan, zonder dat we opgeschrikt zijn door Maartsche buien en vlagen; het is buitengewoon rustig in het rijk der natuur. Of het zoo blijven zal? Wij weten het niet, maar, wat wij hebben, dat weten wij wel; laat het ons maar met dankbaarheid aanvaarden uit de hand van Hem, die het al bestuurt, dan zijn wij er nog het beste aan toe! Berekeningen omtrent de toekomst dragen er niet toe bij, om ons dankbaar te stemmen; zij geven blijk van een niet genoeg waardeeren van het heden, en dikwijls van een vrees, die aan den dank geen plaats gunt.
Zoo langzaam aan, want niet als bij tooverslag verandert het gelaat des aardrijks bij de komst van de lente, maar zoo langzaam aan wordt het leven, dat gedurende den winter verborgen was, aan den dag gebracht. Vooral de katjesdragende boomen en struiken of heesters zijn er bij, om bij de omwending van het weder de bloemtrossen uit te zenden; wilg en ribes, hazelaar en els en berk spreken de taal der ontluiking, Aan de grooter en krachtiger boomen is nog niet veel verandering te bespeuren; het werkt wel in hen, maar de grond werkt nog niet zoo mede, dat ook zij uitbotten. Maar het komt wel. Zoolang het echter nog niet is, kan er nog heel wat gebeuren. Ook in de vogelwereld wordt het weer levendig! Wat een gesjilp en gekwinkel soms al in tuinen en boschjes! De eekhoorntjes hebben hunne winterkwartieren verlaten en verbazen weer door hunne snelle bewegingen en nimmer falende snelle sprongen. De lente is er! De zomer komt!
In dit ontwakende jaargetijde viert de Gemeente des Heeren haar Paaschfeest, haar Opstandingsfeest.
Zoek hier echter niet teveel symobliek in, want wat gebeurde op den morgen van den derden dag is heel iets anders, dan er gebeurt in het rijk der natuur, als de lente haar intocht houdt.
In de lente hebben wij een opnieuw verschijnen van leven, dat wel verborgen, doch niet weg is geweest. Slechts wat de uiterlijke verschijning betreft, kunnen wij den winter het jaargetijde des doods, de lente het jaargetijde des levens noemen. Wat in den winter sterft, komt in de lente niet op; het blijft dood! En wat in de lente ontluikt is het leven, dat in den winter zich niet kon openbaren door de stremming der vochten, die onder den adem der lente nu weder beginnen te vlieten.
Het Paaschfeest herinnert ons aan heel iets anders. Het spreekt ons van leven geven en leven aannemen, leven, dat er niet meer was.
De lente plaatst ons voor een voorzienigheids-wonder; het Paaschfeest is het feest van het bovennatuurlijke wonder, het ingrijpen van den almachtigen God in den gewonen loop der dingen. Zoo is — al blijft het ook onbegrijpelijk — het weder opbloeien des levens in de lente iets gewoons, dat tot de natuur van de natuur behoort; de opstanding van den Heere Jezus Christus is iets buitengewoons, dat niet tot de natuur behoort.
Zoo hebben ook wij iets bovennatuurlijks noodig. De eerste opstanding is geen in andere omstandigheden brengen van ons leven, waardoor dat leven zich ook wat anders zou openbaren; zij is eene ingrijping van den almachtigen God, een schepping-, geen voorzienigheidsdaad Gods, waardoor nieuw leven, ander leven geschonken wordt. Dat leven moeten wij bezitten, zal het wèl met ons zijn.
Houden wij bij de vergelijking het verschil goed in het oog, zoodat wij in toepassing brengen, dat bij een vergelijking gedacht moet worden aan het z.g. derde deel, dat maar opgaat, dan zal er toch eene sprake van de lente en het met haar ontwakende leven uitgaan. Dan zal de vraag ons treffen, of ook bij ons dat andere, dat nieuwe leven is, dat uitbot tot eere Gods, dat zijne vruchten straks voortbrengt, waarin Zijn Naam wordt grootgemaakt. En neen, dan halen wij de schouders niet op over hetgeen geschiedt in het rijk der natuur, neen, dan nog te meer zullen wij verstaan:


„Des Heeren werken zijn zeer groot!
Wie ooit daarin zijn lust genoot,
Doorzoekt die ijv'rig en bestendig!”


Geniet maar veel van hetgeen de Heere schenkt op heden, maar bovenal zij het u er om te doen, dat ge zelfs moogt leven uit dat leven, dat in Jozefs hof aan het licht is gebracht. Dat leven is toch maar het leven!
Een aangenaam en gezegend Paaschfeest worde u van den Heere geschonken, een Paaschfeest van leven-geven, als ge het nog niet bezit, of, zoo ge het bezit, een Paaschfeest, waarop het leven uit God opnieuw en krachtig ontwaakt.
Mocht eens in 's Heeren Kerk een zangtijd aanbreken. Mochten noorden- en zuidenwind eens opwaken, opdat de specerijen uitbotten!
Met vr. br. gr. den Heere bevolen en wederkeerig mij u bevelende in uwe gebeden,
t.t.
F. Lengkeek
29-3-'29.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 maart 1929

De Wekker | 6 Pagina's

Veluwsche Brieven 13

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 maart 1929

De Wekker | 6 Pagina's