Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Christus - verlaten 3

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Christus - verlaten 3

Goede Vrijdag

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

„En ter negender ure riep Jezus met een groote stem, zeggende: Eloï, Eloï, lamma sabachtani? hetwelk is, overgezet zijnde: Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?Markus 15 : 34.

De „Goede Vrijdag” is voor het kind des Heeren geen dag om er op neer te zitten in verslagenheid en droefenis en te weeklagen over het lijden, over de verlatenheid en over het sterven van den Heere Jezus Christus, al is het, dat de trilling van innig medegevoel en medelijden niet behoeft, ja zelfs niet mag ontbreken. Zouden de smarten, inzonderheid de helleangsten en -smarten, het kind des Heeren niet ter harte gaan? Maar daarbij blijft het niet staan; het mag hooger opzien en dan vernemen het antwoord op 's Heilands vragen, waarom God Hem verlaten heeft. Is het niet om zijnentwil, alles, wat er geschiedde met Jezus?
Er is een goddelijk „Daarom” op het „Waarom” van den Borg en Middelaar Gods en der menschen. En dat „Daarom” betreft de gekenden des Heeren en alzoo hebben zij er het grootste belang bij.
Waarom is het, dat Jezus verlaten is, toen Hij hing aan het hout van den vloek, en dus is ingegaan in de verdoemenis, het rechtmatig deel van den zondaar?
Het is niet om persoonlijke ongerechtigheid en persoonlijke zonden van Hem. „Hij heeft”, zegt ons de Apostel in 2 Cor. 5 : 21, „geene zonde gekend”, d.i. zij kleefde Hem niet aan, noch is door Hem gedaan. Zoover wordt de gedachte aan persoonlijke schuld door den Apostel verworpen, dat hij van een „niet kennen der zonden” spreekt. Dat Hij geleden heeft en dat Hij in die mate heeft geleden, is, omdat Hij als Borg tot zonde is gemaakt. Als Borg heeft Hij in dienstknechtsgestalte den wil des Vaders volbracht en ook naar dien wil gedragen de schuld dergenen, voor wie Hij gekomen is in de wereld. Nu weten wij wat en van welke waarde een borg is in het maatschappelijke leven. Vele schulden kunnen niet worden aangegaan zonder borgstelling. Wie geld wil leenen, moet in den regel een of meer borgen hebben, opdat, zoo hij, door wat oorzaak ook, in de onmogelijkheid geraakt het verschuldigde op tijd te voldoen, de schuldeischer toch door middel van dien borg of borgen het hem toekomende bedrag zal kunnen ontvangen. Vanzelf moeten die borgen in staat zijn het verschuldigde te dekken ‚zij moeten voldoende kapitaalkrachtig zijn. Niet ieder kan dan ook maar als borg optreden. Wanneer wij nu, en dat is Schriftuurlijk, over den Heere Jezus als over een Borg spreken, dan kan voorzeker wel gezegd worden, dat Hij — mag ik het woord maar gebruiken — kapitaalkrachtig is. Hij kan én in dadelijken én in lijdelijken zin het welbehagen des Vaders volbrengen, Hij, die God en mensch is in de eenigheid Zijns Persoons. Hij kan zeggen, wat geen enkel mensch zeggen kan: Ik heb macht Mijn leven af te leggen en hetzelve wederom te nemen. Hij heeft, wat niemand heeft, de macht over Zijn leven. En Hij kan en mag het geven als betaling der doemschuld der Zijnen. Opgemerkt moet worden, dat het stellen van den tweeden Persoon in het goddelijk Wezen tot Borg, niet, gelijk altijd in het maatschappelijke, van den schuldige is uitgegaan. God is in Zichzelf bewogen geweest, de drieëenige God, en de Zoon heeft Zich in het verbond d(t)er verlossing als zoodanig gepresenteerd en gegeven (Ps. 40), de Vader heeft Hem als zoodanig geaccepteerd, aangenomen, toegelaten. Zoo werd de schuld door den mensch niet gemaakt, al was Borg was voor die schuld. Echter, is de Borg, die Zichzelf tot Borgtocht heeft gegeven, er voor de schuld des menschen, niet elk mensch, gelijk hij uit Adam voortkomt, deelt in de weldaden van Zijne borgstelling. Het gaat naar Gods vrijmachtig welbehagen in het verbond d(t)er verlossing wel over de menschheid, maar over deze, gelijk ze behouden zal worden in de bepaalde personen, die God ten eeuwigen leven in Christus verkoren heeft. Voor dezen is de Zone Gods Borg; dezer schuld heeft Hij op Zich genomen om ze te betalen; voor dezer zonde is Hij zonde geworden; voor d.i. in de plaats van dezen is Hij ingegaan in den drievoudigen dood, heeft Hij de helsche angsten en smarten gedragen aan het hout in de verlating Zijns Vaders. De vraag of Hij volkomen betaalde, of Hij dus waarlijk heeft voldaan aan het wrekend en eischend recht des Vaders, is door den Vader Zelf bevestigend beantwoord, toen Hij Zijn heilig Kind Jezus ten derde dage opwekte uit de dooden. Het rantsoen is volkomen gebracht, tot den laatsten quadrantpenning; geheel de beker van Gods toorn is geledigd, tot den laatsten druppel.
Wanneer in het maatschappelijk leven de schuldenaar niet in staat is zijn schuld te betalen en de borg die schuld nu voldoet, heeft de schuldeischer dan nog het recht om den schuldenaar om betaling aan te spreken? Neen!
Welnu, zoo staat het nu ook in het geestelijke. Geen der in Christus verkorenen kan het oordeel der verdoemenis meer treffen; de rechtvaardige God kan niet tweemaal de voldoening der schuld eischen, eerst van den Borg en dan nog eens van hem, voor wien de Borg betaalde.
Op Golgotha is heel de schuld van al Gods gekenden geboet!
Alzoo gaan zij vrijuit? Ja!
Maar wie zijn ze, voor wie Christus kwam en leed en stierf?
Die vraag te beantwoorden met: de uitverkorenen, de gekenden van eeuwigheid, is overeenkomstig de waarheid. Wij zullen het er echter over eens zijn, dat dit antwoord voor de practijk weinig zegt. De vraag komt dan weer: maar wie zijn die uitverkorenen, wie zijn die gekenden? De verborgen raad Gods is voor ons een gesloten boek. Maar God doet dien raad komen, Hij brengt hem in vervulling, en zoo wordt het ook openbaar, wie zij zijn, omdat zij het kenteeken der verkiezing zullen ontvangen. Wie de Heere in de stilte der eeuwigheid verkoor, ontvangt in den tijd dat kenteeken. Wat dat kenteeken is? Zien wij dat in verband met het werk van den Christus Gods.
Wat heeft de Heere Jezus Christus door Zijn dadelijke en lijdelijke gehoorzaamheid, door Zijn ingaan in de verdoemenis, verworven? Alleen, dat de schuld betaald is en er dus voldoening geschonken is aan het recht Gods? Het zegt voorzeker al veel, dat degenen, die in Hem verkoren zijn, niet verdoemd zullen worden. Maar niet verdoemd, wat is dat? Dat is iets ontkennends; wat er dan wel met hen geschieden zal, zegt het niet. God kan ook bij dit ontkennende niet blijven, God, die hen verkoor ten leven, en ook Christus niet, Wien zij gegeven zijn van den Vader. In het maatschappelijke leven kan het gebeuren, dat de schuld van den schuldenaar door den borg of de borgen betaald is; de schuldeischer heeft dus rechtens niets te eischen, en dat de schuldeischer dan zegt: „'t Is nu wel in orde, maar ….”, of dat de borg zegt: „Ik heb het vrijwillig op mij genomene en dus rechtens verplichte betaald”, en er ook een „maar” bijvoegt, of dat de schuldenaar én tegenover den schuldeischer én tegenover den borg in een scheeve verhouding staat; ook bij hem: „'t Is alles wel in orde, maar ….”. Dan is de rekening voldaan, de schuldeischer komt niets te kort en de schuldenaar heeft geen schuld meer, maar er is nog scheiding, m.a.w. er is wel voldoening, maar geen verzoening. En de laatste blijft dikwijls uit.
Dat kan in het geestelijke niet. God openbaart in de overgave Zijns Zoons niet slechts Zijn recht doch ook Zijn liefde, en dat de Zoon als Borg Zich geeft is eveneens naar recht, doch tegelijk door de liefde. En nu staat met de voldoening de verzoening in het nauwste verband. Het kan niet zijn, dat Christus voor èèn zou geleden hebben, die niet in eene verzoende betrekking, dat is dus in eene betrekking van liefde, tot God en Christus zou komen te staan. Is nu de mensch, door God verkoren, in de verkiezing lijdelijk, hij is het ook wat betreft de voldoening; zij geschiedt door Christus in de volheid des tijds voor hem, doch buiten hem. Dit nu kan met de verzoening niet; daarin wordt hij dadelijk betrokken. In dat „dadelijk bij de verzoening betrokken worden” nu, ligt het kenteeken der verkiezing, het kenteeken van het gekend zijn.
Het is niet des menschen deel, omdat hij verkoren is en omdat Christus voor hem voldaan heeft; het wordt zijn deel, omdat hij gekend is en Christus zijn Borg is; het wordt het dan, als hij den levendmakenden Geest ontvangt, door Christus verworven. En Dezen ontvangt hij in de ure der minne, in de wedergeboorte. Voor die leeft hij buiten God, tegen God in, Gods recht en daarmee eigen schuld ontkennende en dus zonder eenige behoefte aan den Borg. Maar als de Heere Zijne genade aan hem verheerlijkt, dan wordt het anders. Dan valt hij het recht Gods toe en weet zich schuldig, en het moge in de eerste stadia voor hem de hoofdzaak zijn, hoe hij van zijn schuld verlost worde en hoe hij de verdoemenis ontvlieden zal, maar bij dieper ontdekking onder de bearbeiding van Geest en Woord leert hij, dat hij meer noodig heeft dan vergeving der zonde, dat hij met den Heere in eene verzoende betrekking moet komen, en dat anders al het andere hem niets zal zijn.
Het kenteeken der verkiezing, van het van eeuwig gekend zijn, is de levende behoefte aan de verzoening met God!
Voor hen, die zulk eene behoefte kennen, is het antwoord op Jezus' vraag van de grootste waarde, een antwoord, zoo bemoedigend als vertroostend, een antwoord vol ontfermende genade en liefde.
Voor hen — niet voor de rustzoekers en de hemelzoekers, maar voor de Godzoekers, wier grootste smart niet is, dat zij. als eenmaal de dood komt, verloren zullen gaan, doch die hunne verlorenheid kennen, en in wie de slaafsche vreeze niet het hoogste en laatste woord heeft, maar de kinderlijke, die smart heeft om de onteering en de smart, den Heere aangedaan.
Zij zijn het, die „bij zichzelven hunne zonden en vervloeking bedenken; opdat zij zichzelven mishagen, en zich voor God verootmoedigen”; zij, die de klacht kennen, waarvan Jeremia spreekt: Wat klaagt dan een levend mensch, een iegelijk klage vanwege zijne zonden; zij, die de verdoemenis leerden en leeren proeven in het gemis van God en Zijne zalige gemeenschap. Hoe gevoelen zij het „verlaten van God zijn” en dat door eigen schuld en zonde! Zoo de Heere met hen in het gericht zou treden, het zou rechtvaardig zijn. En nu dorst hunne ziel naar God, naar den levenden God! Is er een weg, waarlangs ze met God in vereeniging kunnen komen? Ja, Gode zij dank en eere voor Zijne onuitsprekelijke gave! Zulk een weg is er, een weg des rechts, waarlangs en waardoor God Zich aan hen kan wegschenken en zij het eigendom Gods worden.
Het Eloï, Eloï, lamma sabachtani roept hun toe, dat er vergeving is, dat zij dus mogen hopen op verhooring hunner smeekingen en gebeden. Het predikt hun, dat Hij, die in Christus de wereld met Zichzelven verzoenende was, in Hem een genadig God en barmhartig Vader is voor allen, die door den Christus tot Hem naderen.
De beloften, die daar liggen in het Woord des Heeren, zijn in de verlating van den Christus ja en amen! Omdat de Vader den Christus verlaten heeft, den Christus, den Zoon Zijner liefde, kan Hij kinderen des toorns in genade aanschouwen.
Grijpt dan moed, gij, verdrukte, door onweder voortgedrevene, ongetrooste! Zoo spreekt de Heere: Zie, Ik zal uwe steenen gansch sierlijk leggen, en Ik zal u op saffieren grondvesten.
Zalig zij, die naar verzoening met God smachten; zij zullen om de voldoening des Zoons genade voor genade ontvangen; om Zijne verdoemenis zal hun gegeven worden eenmaal in eeuwige liefde de liefde des Vaders te smaken in heerlijkheid.
Hij verlaten — opdat God Zich over ellendigen ontfermen zoude!
Hij verlaten — opdat de Zijnen nimmermeer van Hem verlaten zouden worden!
F. Lengkeek

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 maart 1929

De Wekker | 6 Pagina's

Christus - verlaten 3

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 maart 1929

De Wekker | 6 Pagina's