Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een kerkelijke uitspraak 2

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een kerkelijke uitspraak 2

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Rom. 5 is het hoofdstuk, waarop de Noordelijke Particuliere Synode der Geref. Gemeenten zich beroept. Zij zegt „dat Christus is de tweede Adam, van Wien de eerste Adam als hoofd van het werkverbond een voorbeeld was (Rom. 5 : 14) en dat Rom. 5 : 12—19 zeer duidelijk handelt van de twee verbondshoofden.”
Ziehier dus het Schriftuurlijk bewijs, dat Christus moet gesteld als het Hoofd van het genadeverbond, van Wien Adam als het hoofd van het werkverbond een type was.
Nu is het wel jammer, dat een zoo gewichtvolle uitspraak, als hier is geschied, met één enkele Bijbelplaats wordt gefundeerd. Ik noem dit zeer sober tegenover een allergewichtigst leerstuk, als ons hier bezighoudt. Het raakt hier de verbondsleer, die altijd de kern der Geref. theologie is geweest; het gaat hier om het verbond der genade, waarbij wij en ons zaad het hoogste belang hebben; het betreft de oefening der godzaligheid, de zielsbevinding der vromen, die allen uit dit verbond der genade bediend worden, heel de bediening des Woords en der Sacramenten hangt er mee samen. Nu zou men toch allicht verwacht hebben, dat duidelijke Schriftuurlijke bewijzen voor de leer van het genadeverbond met Christus als het Verbondshoofd en met de uitverkorenen als bondelingen zouden zijn gegeven, zoodat iedereen van de juistheid overtuigd was, en nu komt men daar met Rom. 5 aan. Ik stem toe, een prachthoofdstuk, maar vooreerst een hoofdstuk, waarin het woord „verbond” in het geheel niet voorkomt.
Maar dan is het geen juiste dogmatische methode, om op grond van dit hoofdstuk de leer van het genadeverbond, laat staan van het genadeverbond met de uitverkorenen en met Christus als Hoofd van dat verbond, te willen staven. Ik weet wel, het is geen volstrekte eisch, dat in Rom. 5 het woord „verbond” moet voorkomen, om een dogmatische stelling te poneeren. Er zijn in onze geloofsleer meer woorden, die wij niet in den Bijbel letterlijk vinden en die wij toch handhaven. Al komt in de Heilige Schrift nergens het woord „persoon” voor, niemand zal daarom de leer der drie Personen in het goddelijke Wezen afwijzen. Of, al vinden wij in den Bijbel niet het woord „sacrament”, niemand zal het ongereformeerd noemen, wanneer onze belijdenis spreekt over de leer der sacramenten. En zoo is er meer! Dat dus in Rom, 5 het woord „verbond” niet voorkomt en dat daar niet gezegd wordt, dat Christus het Hoofd van het genadeverbond is, kan op zichzelf geen bezwaar zijn. Immers, dat wordt in Rom. 5 ook niet van Adam gezegd, dat hij het hoofd van het werkverbond is, en toch heeft niemand van gereformeerde confessie bezwaar, om Rom. 5 als bewijsmateriaal voor de leer van het werkverbond te gebruiken. Maar geheel anders wordt het, wanneer uit andere plaatsen der Schrift duidelijk blijkt, wat de zin van Gods Woord, wat de leer der Heilige Schrift is. Een gereformeerd belijder wil Schrift met Schrift verklaren en vraagt hier niet: Wat staat er in Rom. 5? maar: Waar wordt in de Schrift het woord „verbond” gebruikt en wat wordt daar van het verbond en van Christus en Zijne positie in dat verbond gezegd?
Wanneer de Heilige Schrift over deze stukken zweeg, wanneer noch het woord „verbond” noch Christus' verhouding in dit verbond werden genoemd, ja dan, dan zou men met Rom. 5 in de hand misschen een eind kunnen komen; dan had de verstandsrichting hier vrij spel, en gunden wij gaarne aan de Geref. Gemeenten de eer, dat zij de Christelijke Gereformeerde Kerk in de schaduw liet.
Maar nu staan de zaken hier zoo geheel anders. Wat hier in geding is en wat eerst klaar en helder voor ons moet zijn, is, wat men in de dogmatiek noemt, de leer van het dogmatisch bewijs. Dat is heel wat anders dan wat logische Schriftuurlijke gevolgtrekkingen maken uit een of ander princiep, b.v. de uitverkiezing of het verbond der genade van eeuwigheid! De groote fout b.v. van Kuyper is altijd geweest, dat hij bij het dogmatische bewijs de speculatieve, idealistische methode gevolgd heeft. De grondgedachte van dit idealisme is, dat de waarheid van een dogmatische stelling niet in de eerste plaats moet bewezen worden uit teksten der Heilige Schrift, maar uit een idee, een princiep, uit een wetenschappelijk Gereformeerd beginsel, dat men ontleent aan de Heilige Schrift, maar waarover de denkende theoloog verder zijn scepter zwaait. Men laat zich dan in de voorstelling der waarheid niet genoegzaam leiden door de Heilige Schrift, maar men zoekt veeleer de Heilig Schrift aan te passen aan eigen voorstelling. Daar hebt ge b.v. de leer van de rechtvaardigmaking van eeuwigheid, die o.i. niet naar de Heilige Schrift is, maar de Synode der Geref. Kerken tracht deze leer te handhaven met een beroep op Rom. 4 : 25 opgewekt om onze rechtvaardiging”, waar immers zoo zegt deze Synode, van de objectieve rechtvaardigmaking gesproken wordt.
Het is deze zelfde methode, die door de Synode der Geref. Gemeenten gevolgd wordt bij het lezen van Rom. 5. Dit hoofdstuk moet dienst doen, om Christus als het Hoofd van het genade-verbond voor te stellen. Al wordt dit met geen woord in dit hoofdstuk gezegd, al zijn er duidelijke uitspraken der Heilige Schrift, die het ons heel anders leeren, 't doet er niet toe. Rom. 5 moet hier het dogmatisch bewijs leveren, om de leer van het eeuwig genadeverbond en van Christus als het Hoofd van dat verbond te staven. Maar een logische, consequente redeneering is nog geen Schriftuurlijge theologie, want wie aan consequenes den teugel geeft, kan licht tot allerlei dwaling vervallen.
Apeldoorn
J.J. van der Schuit

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 april 1929

De Wekker | 6 Pagina's

Een kerkelijke uitspraak 2

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 april 1929

De Wekker | 6 Pagina's