Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vragenbus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vragenbus

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

N. te X., vraagt: „wat te verstaan onder de ethische richting”.
Het antwoord is maar niet in een paar volzinnen te geven. We zullen het trachten te vinden in de historische belichting van de opkomst dezer theologische denkwijze. De vader der ethische richting was Alexander Vinet. Deze Zwitsersche theoloog, geesteskind van Schleiermacher, stelde zich tegen den invloed van het rationalisme der 18e eeuw. Deze geestesrichting degradeerde de religie uitsluitend tot een zaak des verstands; alleen wat voor de rechtbank der rede zich kon handhaven proclameerde zij tot inhoud der religie. In het voetspoor van Schleiermacher stelde ook Vinet zich tegen het geestdoodend en zielverdervend rationalisme, en zocht den zetel der religie niet in het verstand, maar in het geweten des menschen. Alleen dat, wat zich in de conscientie reflecteerde, had geestelijke waarde; wat de mensch door ervaring van God te weten kwam, bood een steunpunt voor de religie. Deze religie nu deed zich door daden als openbaringen van den wil kennen. De christelijke moraal was dan ook de maatstaf voor de religie der ervaring. Op het doen der wet als uitdrukking der heiligmaking legde hij allen nadruk. Ten onzent werden de denkbeelden van A. Vinet ontwikkeld en gepropageerd door zijn geest-verwant D. de la Saussaye, ook gevormd in de school van den Duitschen theoloog Schleiermacher. De la Saussaye is de stichter der ethische richting in Nederland. Het kenmerkende van deze theologie is, dat ten koste van het objectieve alles geconcentreerd wordt op het subjectieve in den mensch. Grondslag voor de theologie is de ervaring der Gemeente. Wat God in Zijn Woord openbaart, is niet de bekendmaking van een bepaalde leer, maar mededeeling van leven, en dit leven in den geloovige is de beslissende factor. Niet langs juridischen, maar langs medischen weg komt God de verlossing te geven. De la Saussaye bracht velen onder de bekoring van zijn denkbeelden, en onder die mannen als Beets, Van Oosterzee, Doedes, Van Toornenbergen, e.a. De ethische richting zag zich tot bloei komen onder leiding van Gunning Sr., Valeton Jr., De la Saussaye Jr., I. van Dijk, Jonker, e.a., terwijl op heden deze richting haar krachtige voorstanders vindt in De Sopper, Brouwer, Kohnstam, Cramer, Slotemaker de Bruyne, en n breede sphalanx van wetenschappelijke kampvechters. Onder leiding van Valeton zag de ethische richting zich een belangrijke plaats in de Ned. Herv. Kerk aangewezen.
De „Christelijke Dogmatiek” door Dr. J. Hiemens Jr. uitgegeven, belijnt de grondbeginselen der ethische richting. Overzichtelijk zien we ons aangewezen de geschilpunten, waarin de ethische richting staat tegenover de gereformeerde theologie, met name in: de inspiratie der H. Schrift; de praedestinatie; den persoon van Christus; de verzoening; de Kerk, enz. Volgens de ethischen moet de waarheid niet intellectualistisch, maar ethisch worden opgevat. Vervolgens is de openbaring Gods niet een bekendmaking van een bepaalde leer, maar mededeeling van leven. Niet de H. Schrift, maar de ervaring biedt den grond en zekerheid des geloofs. Religie is het gevoel van de vrome ziel, dogmatiek de beschrijving der zielstoestanden. Het bewijs der waarheid heeft de christen in zichzelf. Alleen wat leeft in de Gemeente is kenbron en toetssteen voor de theologie.
De opgang, die de ethische richting maakte, dankte zij uiteraard aan haar gevoelselement, waarvoor de mensch, vooral die niet opgevoed is in de gezonde leer der waarheid, altijd een zwak heeft. De ethische prediking heeft den schijn van levendige prediking te zijn, maar inderdaad is ze slechts een inwerken op het gemoed der hoorders. In zooverre, dat ze tegenover het ongeestelijk rationalisme aantoonde, dat de religie niet alleen is een zaak des verstands, heeft de ethische richting haar verdienste, hooger roem bezit ze niet. Consekwent doorgedacht benadert de ethische richting, zij het langs een anderen weg, hetzelfde standpunt van het rationalisme. Beide leggen 't zwaartepunt der religie in den mensch; de een in zijn verstand, de ander in zijn geweten en ervaring. Het rationalisme handhaaft alleen die religie, die zich voor de rechtbank der menschelijke rede objectiveeren kan; de ethische richting waarmerkt die religie als de eenig ware, die haar zetel heeft in de ervaring van het subject.
Zooals vanzelf spreekt, heeft de ethische richting de gereformeerde theologie tegenover zich. Met het loslaten van Gods Woord, dat ze toch in het wezen der zaak doet, ontbreekt haar de eenige, onfeilbare maatstaf tot het nader bepalen der religie, welke den Heere behaagt. In Zijn Woord heeft God geopenbaard, hoe Hij gediend wil worden. De hope voor de eeuwigheid te bouwen op de ervaring der genade staat gelijk met uw huis in moeras te grondvesten. Het gevaar van de ethische richting is veel grooter dan men wel denkt. Ze is gevaarlijker naarmate zij zich kleedt in de meest bekoorlijke vormen, en er zoovelen zijn, die den rechten smaak in Gods Woord niet hebben, en die de prediking als de beste prijzen, die het gemoed maar in beweging stelt. Tegenover de geestelijke verwarring, waarvan onze tijd getuigt, moet met ernst worden aangedrongen op het hoog houden van Gods Woord. Meer niet? Als men hieraan genoeg zou hebben, gelijk zoovelen, die zweren bij den letter der Schrift, dan zou men nog omkomen op de klippen van het intellectualisme. Gods Woord — het eenige fundament van apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus de uiterste hoeksteen is, maar door den Heiligen Geest aan hart en leven toegepast. Naar de wet en de profeten! Zoo zij niet spreken naar dit woord, het zal zijn, dat ze geen dageraad zullen hebben.

In no. 44 van „De Wekker” beantwoordde ik een vraag, waarop ik nog even moet terug komen. Het ging daarbij om de vraag, of een vrouw met den broeder van haar overleden man mag huwen? Deze vraag heb ik toestemmend beantwoord. Bij nader inzien blijkt mij, dat dit advies niet naar de H. Schrift is. In verband met eventueele omstandigheden, waarbij men zich hierop zou kunnen beroepen, moet ik het dus herstellen. Zulk een huwelijk is ongeoorloofd!
Het verkeerde antwoord, dat ik gaf, moet verklaard worden uit de omstandigheid, dat ik het geval voor oogen had, dat een man huwt met de zuster van zijn overleden vrouw. Dit huwelijk is volgens kerkelijke bepaling toelaatbaar.
Mijn verontschuldiging voor de verkeerde voorlichting, die ik hiermede heb kunnen herstellen.
J.W. Geels

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 april 1929

De Wekker | 6 Pagina's

Vragenbus

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 april 1929

De Wekker | 6 Pagina's