Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kan niet aan worden voldaan

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kan niet aan worden voldaan

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onder bovenstaanden titel geeft „De Bode”, orgaan van de Gereformeerde kerk van Barendrecht rekenschap, waarom de Kerkeraad dier kerk niet kon voldoen aan het verzoek der Christelijke Gereformeerde kerk om afgevaardigden te sturen bij de ingebruiknemning van haar nieuw kerkgebouw.
Het antwoord aan den kerkeraad der Christ. Geref. Kerk luidt aldus:

„Weleerw. en Eerw. Heeren,
Tot ons leedwezen is het ons niet mogelijk uw uitnoodiging te aanvaarden, doch zien we ons genoodzaakt haar af te wijzen.
Dit vloeit allerminst voort uit onvriendelijke gezindheid jegens u, of uit gebrek aan eenheidsgevoel met broeders en zusters, die niet tot de Gereformeerde kerk behooren.
Integendeel. We meenen, dat het in onzen tijd meer dan ooit eisch is, dat allen, die den Christus der schriften belijden, en inzonderheid zij, die op den bodem der Gereformeerde belijdenis staan, tot meerdere eenheid komen op elk levensterrein en daar overal samenwerking zoeken.
Maar een gehoor geven aan uw uitnoodiging, schoon we daarin de welwillende gezindheid uwerzijds waardeeren, zou juist omgekeerd zijn een goedkeuren van en een sanctie verleenen aan den verscheurden toestand der kerk, ook hier in Barendrecht.
En dat kunnen en mogen we niet doen, omdat we de bestaande verscheuring zondig achten voor God.
't Is juist, omdat we zoo doordrongen zijn van de roeping der éénheid van Christus' Kerk, dat we, — belijdende den broederband met u, — toch op uw uitnoodiging niet kunnen ingaan.
Namens den Raad der Geref. Kerk enz.”

In dit antwoord is veel dat ons aantrekt.
Allereerst de hartelijke toon, die zeer onderscheiden is van hetgeen wij gewend zijn te vernemen in de bladen van die zijde, zooals „Bazuin” en „Reformatie” e.a. bladen. Geen verwijten, geen sarcasme, maar betuiging van de erkentenis, dat er eene welwillende gezindheid bij de Christ. Geref. kerk van Barendrecht in gezien wordt.
Dan het principieele. De kerkeraad der Geref. kerk acht de bestaande scheuring zondig en mag die niet goedkeuren. Zond hij afgevaardigden, dan zou de kerkeraad der Geref. kerk daarmede erkennen, dat de Christ. Geref. kerk recht had afzonderlijk naast „de Geref. kerk” te bestaan. Dat mag niet. Hiermede betuigt de Geref. kerkeraad van Barendrecht nog principieel op hetzelfde standpunt te staan als in 1886. Het standpunt n.l. der Doleantie. Volgens dat standpunt heeft de Christ. Geref. kerk van 1834 geen recht van bestaan. Die kerk heeft zich afgescheiden van „de Kerk der Vaderen”, die hoe diep ook gezonken en vervuld met allerlei wind van leer, toch nog de echte Geref. kerk is, maar onder eene synodale organisatie. Dat juk is in 1886 afgeworpen, ook in Barendrecht, waar wijlen Ds. F. Fortuin brak met de synodale besturen. De kerk was nu tot reformatie gekomen en de bestaande Christ. Geref. kerk in Barendrecht moest dus terugkeeren tot de kerk (thans in doleantie), waarvan zij zich had afgescheiden. Een deel dier Christ. Geref. kerk liet zich niet inlijven en bleef als Christ. Geref. kerk van B. voortbestaan.
Op doleerend standpunt is het dus principieel, dat men die Christ. Geref. kerk niet kan goedkeuren. Zij had ook in B. moeten verdwijnen als op zoo menige plaats. Wat toch dat beginsel der doleantie nog nawerkt in „de Geref. kerken”, al is het ruim 40 jaren geleden, dat de doleantie opkwam!
Maar al is het nu principieel juist, het standpunt is verkeerd en in strijd met Gods Woord en onze Belijdenis. Toen in B. de doleantie ontstond, stichtte men een Geref. kerk tegenover de bestaande Christ. Geref. kerk. Gods Woord veroordeelt de scheuring, maar in B. stichtte men in 1886 eene kerk tegenover de kerk, ja meer, men rustte niet, voor dat ook de bestaande Chr. Ger. kerk in tweeën gescheurd was. Ook de belijdenis Art. 27-29 eischt zich te voegen bij de kerk, al zouden de placaten der Magistraten er ook tegen zijn. Als dus de kerkeraad der Geref. Kerk van B. geen sanctie wil verleenen aan den verscheurden toestand der kerk, dan had hij moeten erkennen: Broeders, wij zijn principieel, wij hebben in 1886 een principe aanvaard, dat de Afscheiding van 1834 veroordeelt en een gescheurden toestand der kerk in het leven geroepen, welke de Christ. Geref. kerk van B. zou hebben vernietigd, ware het niet, dat gij uw standpunt gehandhaafd hadt, doch wij erkennen, dat wij in 1886 zelf den verscheurden toestand in het leven hebben geroepen.
P.J.M. de Bruin

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 april 1929

De Wekker | 4 Pagina's

Kan niet aan worden voldaan

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 april 1929

De Wekker | 4 Pagina's